Hoeveel ze ook houden van ‘hun’ stad, kunstenaars hanteren geen ideaalbeeld van Berlijn. Over (de mythe van) de rauwe stad, het veranderende imago en eten van het brood van elders. “Berlijn maakt alles waar, behalve je voorstellingen.”

Zullen we naar het park gaan, vraagt William Engelen wanneer ik hem de eerste keer ontmoet. Hij woont op vijf minuten lopen van Tiergarten, de 210 (!) hectare metende groene enclave in de stad en op deze zomerse zaterdag een kleurrijke ontmoetingsplek voor multiculti Berlijn. We belanden in een uitspanning die wij in Nederland paviljoen zouden noemen, maar hier gewoon Biergarten heet.

Engelen, lang en slank, poloshirt, sandalen, zonnebril, geniet zichtbaar van de omgeving. Maar het park is meer dan een oord om van de zon te genieten.
“Het park is een refuge. Een plek om te wandelen, te zitten, te lezen en vrienden te ontmoeten. Vooral in het weekend komen er oriëntaalse mensen bij elkaar, om te ontsnappen aan hun te kleine woningen. Zo transformeert het park van een publieke ruimte tot een bijna private ruimte. Alsof je bij die mensen thuis bent.”
In 2003 componeerde Engelen een stuk bij een expositie in de Neue Aachener Kunstverein (NAK). Suleika, met verwijzingen naar de mediterrane cultuur van buiten leven, werd een stuk over de geschiedenis en de sociale functie van het Akense stadspark – waar de NAK middenin ligt . Het werd, in het park, gezongen door drie klassiek geschoolde zangeressen van oosterse komaf, zittend op een kleed waar de compositie op is afgedrukt. “Het kleed ligt nu bij me op de slaapkamer”, zegt Engelen met een glimlach.
William Engelen (46) woont inmiddels dertien jaar in Berlijn, een ideale uitvalsbasis voor zijn werk waarvoor West-Europa zijn speelveld is. “Berlijn is mijn productieplek. Het is een goedkope stad, er is een groot aanbod aan internationale kunst, het bier is goed, en het eten. Van hieruit kan ik mijn werk overal naar toe brengen.” Veel contact met de ‘scene’ heeft hij niet. Hij woont in Charlottenburg, in West, geen wijk van kraakpanden, galeries en arty parties. Die afstand bevalt hem prima.
‘Woonplaats’ is een relatief begrip voor de 21e eeuwse kunstenaar die veel en langdurig onderweg is. Hadassah Emmerich (36) is een goed voorbeeld. In 2007 belandde ze na drie jaar Londen in Berlijn. Ook voor haar is de stad zowel productieplaats als uitvalsbasis. Haar werk is er wezenlijk veranderd, maar of ze er zal wortelen? Afgelopen jaar werkte ze op locatie in Warschau en had solo’s in New York en Jakarta. Intussen verhuisde ze van het hippe Mitte naar het wat naargeestige Neukölln. “Een heftige wijk hoor, ik denk er over om weer terug te keren.” Heeft ze wel vaker trouwens: dat het begint te kriebelen als ze ergens gesetteld is. Meestal na een verre trip. “Na Jakarta dacht ik: als de baby is geboren, zou een half jaartje New York ook niet gek zijn”, zegt de kersverse moeder. “Maar ik zal hier altijd terugkeren. Het is toch mijn stad geworden.”
De in Heerlen opgegroeide Donya Saed (34) woont nu vijf jaar in Berlijn. Ze is niet zo reislustig als Engelen en Emmerich, houdt zich angstvallig uit de buurt van de kunstscene of het partyleven. “Ik ben niet naar Berlijn gekomen voor de vele kunstenaars die hier zitten. Integendeel, dat nervt me juist. Wel voor het grote kunstaanbod. Er is hier veel te zien, interessante exposities, internationale galeries.”
Haar actieradius is gering, haar werkterrein is letterlijk dicht bij huis. Ze observeert, absorbeert, experimenteert. Voor Saed is Berlijn vooral aantrekkelijk vanwege de surrealistische aspecten aan het leven van alledag, vaak het gevolg van de recente historie: het losweken en veertig jaar later weer samensmelten van twee stadsdelen. Dat proces, en de verwondering die dat nog steeds oplevert bij de inwoners leveren de ingrediënten voor haar werk.
Maar zeggen dat het er beter is dan elders? Dat surrealisme waar ze zo van houdt, zou je ook in België kunnen aantreffen, vermoedt ze. “Maar in elk geval niet in Geilenkirchen of Mönchengladbach.”

Na haar Maastrichtse academiejaren belandde Alien Oosting (30) min of meer toevallig in Berlijn – en staat alweer op het punt om te vertrekken. Komende maand trekt ze in bij haar vriend in Aken, maar haar atelier houdt ze, samen met een vriendin, aan: Berlijn blijft de plek waar ze zich het meest op haar gemak voelt.
Het maakt Oosting niet blind voor de mythevorming rond de stad. Iemand zei eens tegen haar: ‘Berlijn is een stad van toeristen en van kunstenaars die zijn blijven hangen’. Dat klopt wel een beetje, zegt ze. “Wat je in de artiestenwereld als ‘typisch Berlijns’ ervaart, is een soort vlies dat kunstenaars over de stad heen leggen. Als ze weg zijn, verdwijnt ook het vlies en is het een andere stad.”
Dat ‘andere’ Berlijn heeft Oosting leren kennen toen ze op zoek was naar een woning. “Dan kom je op ongelooflijk tragische plekken. Maar voor een kunstenaar is het heel goed mogelijk om te functioneren zonder die andere kant van de stad te hoeven zien.” Daarom ziet ze de verhuizing naar Aken ook niet als een stap terug. “Een provinciestad kan ook weer erg interessant zijn, juist omdat er zo wéinig gebeurt. In Genk bijvoorbeeld voel je op elke plek hoe het verleden doorklinkt, hoe zo’n mijnstad is gebouwd, met zoveel nationaliteiten.”
De mythe die Berlijn heet? De veelgeroemde ruwheid en rauwheid van Berlijn worden de laatste jaren minder, merkt Donya Saed. “De gaten in de bebouwing worden opgevuld door lelijke Duitse architectuur. De lege hoekjes waar je nog gauw een auto kon parkeren, verdwijnen. Ik zie gevels met aangeplakte balkons, om de huur op te drijven. En er komen steeds meer toeristen. Ook het artistieke klimaat wordt anders. Vroeger kwamen kunstenaars uit noodzaak naar Berlijn, nu komen ze omdat het hier the place to be is. Het andere imago trekt een ander type kunstenaar aan.”
In het begin, zegt Hadassah Emmerich, “was het allemaal even spannend: de onderontwikkelde multiculturaliteit, de trashy, afgeragde ruimtes. Inmiddels hou ik van wat meer sophisticated, dat heeft deze stad ook wel hoor. Het is erg dubbel allemaal.”
Het went. Zoals alles went. Emmerich: “Dat is typerend voor mensen.” En in die gewenning zie je wat een stad allemaal met je doet. Zoals in Neukölln, waar ze woont. “Als je hier na negen uur in een supermarkt komt, denk je dat er alleen dronkenlappen en gekken wonen. Dat is óók Berlijn, het is niet alleen een stad van subculturen, uitgaan, plezier maken”, zegt ze in haar atelierwoning, een klassieke Altbau met houten vloeren en schuifdeuren. De bijna serene rust contrasteert met de multiculturele kakofonie van de om de hoek gelegen dagmarkt op Hermannplatz. Emmerich: “Hoe dieper je Neukölln ingaat, hoe eendimensionaler het wordt. Daar zie je alleen nog Turken en alcoholisten.”
Wat ook wennen was: de lange Berlijnse winter met dagen waarin het amper licht lijkt te worden. De horrorwinter van 2008 bijvoorbeeld. Emmerich kwam alleen buiten de deur om van huis naar atelier te gaan, en terug. “Ze zeggen hier dat als je single bent, je moet zorgen in september of oktober een relatie te hebben. Om te kunnen overwinteren.” Maar Berlijn kent vooral veel verleidingen. “Als de zon schijnt ga je aan een van de vele meertjes liggen met een boek. Lang natafelen in een restaurant is hier normaal. Er is altijd wel iemand om te ontmoeten, deze stad is één sociaal vangnet. Daar geef je je soms wel eens te makkelijk aan over.”

Enkele straten verderop, op de grens van Neukölln en Kreuzberg, vond Anneke Eussen (31) begin 2006 onderdak in een oude fabriek. Na een ‘incubatietijd’ van twee jaar vond ze in Berlijn haar stek. “Deze stad is in niets vergelijkbaar met wat ik al kende. Berlijn maakt alles waar, behalve je voorstellingen.” Het is een fijne stad om je concentratie te vinden, zegt Eussen. Met zijn beladen geschiedenis heeft Berlijn haar bewust gemaakt van welke generatie ze is. “Ik ben happily and well-structured opgevoed in de stolp die Zuid-Limburg heet. Over veel dingen had ik nooit nagedacht. Nu wel. Dat heeft impact op je werk.” Wat haar ook opvalt, is dat er veel vrouwelijke kunstenaars naar Berlijn trekken. “Welcome in Girl City”, roept ze met een vette grijns in haar 140 vierkante meter grote souterrain-atelier. “Misschien is dit wel in de stad van de Gleichberechtigung.”
Het is geen geheim dat veel Nederlandse kunstenaars in Berlijn hun geld uit het thuisland krijgen. Geer Pouls (58), eigenaar van galerie Brutto Gusto aan de Torstrasse: “De meesten eten brood van elders. Maar dat geldt niet alleen voor de kunstenaars. Bijna iedereen die hier komt wonen, brengt geld mee.” Als hun financiële bronnen opdrogen, trekken kunstenaars verder of houden zich in leven met weinig geld opleverende bijbaantjes. Zo niet Sebastiaan Schlicher (35), die Londen ontvluchtte omdat die stad te duur was. In 2006 viel hij op kunstbeurs Art Forum met de neus in de boter: binnen anderhalf uur was zijn werk uitverkocht. Eigenlijk had hij altijd teruggewild naar Londen, “maar op dat moment begreep ik dat Berlijn beter bij mij en mijn werk past.”
Schlicher is vooral actief in de underground, maar ook boven de grond is Berlijn een meer dan interessante kunststad met een hoge kwaliteit van leven, zegt galeriehouder Pouls. Het internationale karakter, de betaalbaarheid, de ruimtelijkheid en de relaxte sfeer maakt de stad interessant voor zowel kunstenaars als het in kunst geïnteresseerde publiek. Pouls: “Ook toen ik nog in Rotterdam zat, heb ik kunstenaars altijd gestimuleerd om weg te gaan. Wacht niet op een reisbeurs, zei ik dan, zorg dat je een werkbeurs krijgt en wegwezen. Take the money and run. En niet gelijk het atelier in. Kijk eerst maar eens een tijdje goed rond.”