Een frietkraam, een sloppenwijk of een wolkenkrabber op schaal: het gehele oeuvre van beeldend kunstenaar Jeroen van Bergen is gebouwd op een simpel modulair systeem. “Het gaat mij in de eerste plaats om het ruimtelijke concept, maar de kijker mag er een politieke boodschap in zien.”

Op een nacht werd hij wakker en dacht aan het standaardtoilet. Het was een inval die zijn leven zou bepalen.
“Ik ben begonnen met mts bouwkunde”, vertelt Jeroen van Bergen. “Maar dat was niks voor mij: veel te weinig vrijheid. Wel komen de technische vaardigheden die ik daar heb geleerd me nog steeds van pas.” Hij werpt een blik op de vele zorgvuldig geconstrueerde en strak afgewerkte modellen in zijn atelier. Ze staan klaar om verscheept te worden naar tentoonstellingen in Sittard en Luik.
Op zoek naar meer avontuur ging Van Bergen (Heythuysen, 1979) na de mts naar de Academie voor Beeldende Kunsten in Maastricht. Het was in het tweede of derde jaar van die opleiding dat hij op een nacht wakker schrok en aan het standaardtoilet dacht. “Volgens het Nederlands Bouwbesluit is het standaardtoilet minimaal 110 cm breed, 90 cm lang en 260 cm hoog. Kleiner mag niet, dan krijg je geen vergunning. Kennelijk wordt dat gezien als de kleinste ruimte die nog leefbaar is. Ik vond dat zo’n absurde gedachte, daar wilde ik op voortbouwen. Mijn werk is nu al acht jaar gebaseerd op het standaardtoilet.” Van Bergen gebruikt het als een module die hij in principe eindeloos kan schakelen en stapelen. Per module is er een deur van 210 x 90 cm. Aan de achterkant zit een raampje met de standaardmaat 45 x 70 cm.
De eerste toepassingen van het ‘toilet modulair’ waren vrij kleine ruimtes. Van Bergen voerde ze uit in karton, hout of zelfgemaakte mini-baksteentjes op een schaal van bijvoorbeeld 1:10 of 1:5. Sommige gebouwtjes mochten ook op ware grootte de wijde wereld in. Met titels als Frituur of Loempiakraam, en keurig langs de openbare weg geparkeerd suggereerden ze een functie, maar die hadden ze niet.
Geleidelijk werden de concepten groter en de schaal kleiner. Er ontstonden complexere gebouwen met meerdere verdiepingen, een Klein dorp met lintbebouwing en zelfs een berg met een sloppenwijk, onderdeel van de tentoonstelling in Sittard. Bij een schaal van 1:100 of kleiner verdwenen soms de raampjes. “Dat hangt ervan af hoe het ruimtelijk overkomt”, zegt Van Bergen. “En honderden raampjes van 4,5 bij 7 millimeter uitsnijden, dat is monnikenwerk, hoor!”
Tegenwoordig maakt Van Bergen enorme torens op een schaal van 1:1000. Ze zijn te zien in Luik. De grootste is zelfs in deze vorm al een meter hoog. Op ware grootte zou dat een kilometer zijn – over vergunningen gesproken. Van Bergen heeft wel plannen om er een keer één van een meter of vier te bouwen.
Bij de torens is de toiletmodule niet zo makkelijk meer te herkennen, maar hij is er nog wel. Dat zie je vooral aan de eerste ontwerpen. Die zijn gemaakt op ruitjespapier met de vertrouwde verhoudingen van het standaardtoilet. “Vanuit het basisontwerp voeg ik steeds lagen toe”, legt Van Bergen uit. “Het groeit geleidelijk, zonder vooropgezet plan, net als een stad of een sloppenwijk. Ik zie die torens meer als een stedenbouwkundig concept dan als losse gebouwen.”
De hoekige, tot in de hemel reikende torens doen denken aan de sociaal-utopische architectuur van de Russische constructivisten uit de jaren twintig. Dat klopt, zo blijkt uit series reisverslagen annex studiebladen die zowel in Sittard als in Luik getoond worden. Een flatgebouw met de titel Maison sociale herinnert aan de sociale woningbouw van Le Corbusier, die zelf trouwens ook een modulair systeem bedacht. En dan is er Barrio de chabolas, de sloppenwijk, opgebouwd uit de ‘kleinste leefbare’ bouwelementen. Van Bergen knikt bedachtzaam. Hij knikt vaak bedachtzaam, hij is een man van weinig woorden. “Het gaat mij in de eerste plaats om het ruimtelijke concept”, zegt hij tenslotte, “maar de kijker mag er een politieke boodschap in zien.”
Acht jaar lang toiletmodulair bouwen, is dat niet een beetje beperkt, een beetje saai zelfs? Van Bergen lacht. “Soms vraag ik me ook wel eens af waar ik eigenlijk mee bezig ben. Maar ik zie steeds nieuwe mogelijkheden. Je kunt variëren met de schaalverhoudingen en met de beeldende werking. En de laatste tijd betrek ik ook de verpakking erbij, de kist, die dienst kan doen als sokkel en weer is afgeleid van de verhoudingen van het werk. Het is allemaal één geheel.”
Zo geredeneerd lijkt het logisch om in een volgende stap ook de ruimte waarin de modellen worden tentoongesteld modulair vorm te geven. Van Bergen denkt even na. “Nee”, zegt hij dan, “daar heb ik geen behoefte aan. Op dit moment wil ik niet meer één-op-één bouwen. Dat is me te letterlijk. Het bouwen op schaal geeft meer ruimte aan de verbeelding.”
De installatie Barrio de chabolas (2009). foto Jeroen van Bergen

Werk van Jeroen van Bergen is tot half mei te zien in het DSM-kantoor in Sittard, en t/m 4 april in Galerie Nadja Vilenne in Luik. www.dsm.com/nl_NL/html/about/exhibitions.htm en www.nadjavilenne.com