In de rubriek ‘Chez Nous’ schrijven Christiane Gronenberg en Wido Smeets om de beurt over de dingen van het leven.

“In de Rue Maghin kwam ik langs een auto die in de fik stond. Ik heb de brandweer gebeld.” 

We zitten met een huisgenote aan de keukentafel als mijn vriend een anekdote vertelt. 

“Dat vertel je nú pas?!” Ik ben lichtjes geshockeerd. Niet over de brandende auto op zich, in sommige delen van Luik horen de aan zo’n brand herinnerende zwarte vlekken op het asfalt bij het straatbeeld, net als prullenbakken en lantaarns. Alleen, hij heeft de auto ook zien ontploffen. Dat beeld ken ik alleen uit actie- en oorlogsfilms. 

Met wat cinematografische fantasie en een scheut Belgisch absurdisme zou je zo’n film ook in de Rue Maghin kunnen draaien. In Luik is namelijk een oorlog gaande. Fiets op een doordeweekse dag eens door de stad, idealiter tijdens het spitsuur. Met angst en beven, zo voorspel ik, gaat u uw plaats van bestemming halen – vooropgesteld dat u daar heelhuids aankomt en onderweg niet door een auto of bus omver bent gereden, begeleid door een scheldtirade van de chauffeur. Het is niet voor niets dat de Luikenaren die zich vaak per fiets moeten verplaatsen, al helemaal als ze hun kroost bij zich hebben, met hun fluorescerende kleding, fietsverlichting en helm zelfs de Duitsers overtreffen. 

De Rue Maghin is eigenlijk een leuke straat. Hier raken de bedrijvigheid van het centrum en de sfeer van een woonwijk op een prettige manier in elkaar verstrengeld. Ik kom er voor de leuke kinderboekenwinkel, het ontmoetingscentrum voor vrouwen en de goed gesorteerde krantenkiosk.

Tot een paar maanden geleden, toen stond er een bos van wegmarkeringen op de straat. 

Tijdens een van de eerste lockdowns, toen we allemaal onze wandelschoenen en fietsen uit het vet haalden, had de gemeente halsoverkop een twintigtal straten tot fietsstraat verklaard. Er kwamen borden en markeringen, ook in de Rue Maghin. Daar vielen die zo uitbundig uit dat ik, toen ik er voor het eerst kwam, van mijn fiets moest om de nieuwe verkeerssituatie te analyseren eer ik verder kon. Voorheen een straat voor tweerichtingsverkeer voor auto’s was nu één van de rijbanen vrijgemaakt voor fietsen, steps, skaters en co. 

Het leek mij een slimme gemeentelijke appeasement: elke weggebruiker zijn eigen territorium. Het probleem met de meeste nieuwe ‘fietspaden’ in Luik is namelijk dat er gewoon een fietssymbool op de bestaande en meestal toch al te smalle straat wordt aangebracht, terwijl de beschikbare ruimte dezelfde blijft. Het is alsof je een kippenbout in een kennel met uitgehongerde honden gooit en hen toeroept dat ze wel netjes met elkaar moeten delen. 

“Dat moet een idioot hebben bedacht”, zei onze kennis Boris over de nieuwe situatie in Rue Maghin. Onze gourmetmiddag was net begonnen, het was gezellig. Een jong koppel mengde zich in het gesprek, verzuchtend dat ze voortaan een kilometer moeten omrijden om met de auto bij hun huis te komen. Mijn vriend schetste het perspectief van de fietser.

Wij naïevelingen hadden met dit thema de oorlog aan tafel gehaald; er werd nog net niet met oververhitte gourmetpannetjes gegooid. Er werd geroepen en gescholden, Boris liep van woede rood aan, happend naar adem beende ik de kamer uit. 

Mocht die absurdistische oorlogsfilm er dus komen, in de Rue Maghin, de figuranten staan vast klaar. Mijn vriend kan rekenen op de hoofdrol: de held die de brandweer belt wanneer er een auto vlammen opgaat. Ronkend muziekje eronder, de wapperende Belgische driekleur op de achtergrond, hij kijkend naar een punt in de verte en verklarend: “Iedereen zou doen wat ik gedaan heb. Het is een burgerplicht. De fietsen in het rek naast de brandende auto, die moest ik toch beschermen?”