Amper was Jo Coenen in de zomer van 2014 benoemd als directeur/curator van IBA Parkstad of hij kon zich opmaken voor een spurt. Met resultaat. De eerste oproep voor ideeën leverde 291 inzendingen op, volgend jaar komt een tweede. “Ik bespeurde een verweesde streek waar investeerders en ontwikkelaars zich van hadden afgewend.”

“U bent de directeur, en de statuten zeggen dat de directeur bepaalt wat hij gaat doen.”

Zo luidde het welkom dat Jo Coenen kreeg toen hij in juni 2014 werd aangesteld als directeur – zelf gebruikt hij liever het woord curator – van IBA Parkstad. In 2020 wordt hij geacht een tentoonstelling te presenteren met alles wat deze Internationale Bau Ausstellung, de eerste buiten Duitsland, heeft voortgebracht.

Zijn belangrijkste voornemen na de benoeming: haast maken. Voor de naoorlogse IBA’s is gemiddeld acht tot tien jaar uitgetrokken. Coenen mag het in Parkstad in zes jaar voor elkaar boksen. Vaststellen dat hij in een hogedrukpan is beland, is zwak uitgedrukt. En dat weet hij. “Ik ben altijd gewend geweest om aan te pakken. Maar ik heb nog nooit zo hard gewerkt als het laatste half jaar.” Hij telt de zegeningen van een goede slaap, toch zit hij de laatste tijd met enige regelmaat om vijf uur ’s ochtends rechtop in bed. Om invallen en ideeën op te schrijven, en vervolgens niet meer in slaap te vallen.

Haast maken was het motto, vanwege de opgelopen achterstand. Tegelijkertijd worstelde Coenen met de vóór zijn aantreden vastgestelde deadline van 1 november voor de open oproep voor IBA-projecten. Te vroeg, naar zijn oordeel. Eerst moest er opnieuw een organisatie worden gesmeed die de voorspelde stortvloed aan ideeën kon stroomlijnen en inventariseren. “Intussen moest ik mijn kennis over de regio bijspijkeren, en een nieuwe informatiestroom op gang brengen: wat is de bedoeling van een IBA, en hoe is de werkwijze? Stel je voor dat er te weinig inzendingen zouden komen? Dat de inzenders onvoldoende doordrongen waren van de criteria en dat ze niet verder kwamen dan wat losse ideeën?” De deadline van de open oproep werd uitgesteld naar 15 december.

Terwijl in stad, streek en de rest van het land plannen en ideeën werden uitgewerkt om die deadline te halen, probeerde Jo Coenen (Hoensbroek, 1949) afstand te nemen van zijn in de loop der jaren gegroeide vooringenomenheid over zijn geboortestreek. “Een jaar of vijftien geleden, nog vóór ik Rijksbouwmeester werd, heb ik in een brief aan het stadsbestuur afstand genomen het stedenbouwkundig beleid van Heerlen.” Vooral de wijze waarop de stad omsprong met het stationsgebied stak hem. “Het ontbrak aan stabiele visie, het beleid was warrig. Bij elke wisseling van de politieke macht waren er nieuwe inzichten.” Hij maakt de vergelijking met de processie van Echternach: twee stappen vooruit, een achteruit. Zo ging het in die jaren in Heerlen.

Wanneer Coenen, in die tijd woonachtig in Maastricht en Amsterdam, voor familiebezoek in de Parkstad was, herkende hij zijn geboortestreek nog amper. Of hij nu in Hoensbroek was of in Kaalheide: de desolaatheid en de karakterloze nieuwbouw wekten vooral weerzin op. “Ik bespeurde een verweesde streek waar investeerders en ontwikkelaars zich van hadden afgewend.” Met het gehannes rond het stationsplan als meest sprekende voorbeeld.

De liefde voor zijn geboortegrond won, ook omdat hij zich realiseerde dat IBA Parkstad “wellicht de laatste kans is voor de streek om het tij te keren”. En dat hij, als afsluiting van een gelauwerde loopbaan als architect en stedenbouwkundige, daarin een voortrekkersrol kon spelen. Het is de ingewikkeldste, maar ook de meest uitdagende klus die hij ooit ter hand heeft genomen.

Waar Coenen zich niet in hoefde te verdiepen, was het fenomeen van de Internationale Bau Ausstellung. Als jonge, net afgestudeerde architect bezocht hij begin jaren tachtig “als een pelgrim” de IBA in Berlijn. Een kwart eeuw later was hij met Bureau Coenen betrokken bij de IBA in Hamburg, hij mocht er de herontwikkeling van het Wilhelmsburg Park op zich nemen. “Het is een met delen van Parkstad vergelijkbaar gebied met zonder enig fantasie neer geplante huizenrijen. Het is de helaasheid der dingen die, net als in Parkstad, als een lot over je neerdaalt. Wat ik van de IBA Hamburg heb geleerd, is dat je als regio dat lot in eigen hand kunt nemen.” Waarbij het, zegt hij er veelbetekenend bij, “belangrijk is dat het leiderschap wordt aanvaard. Anders kun je wel inpakken.”

Hoewel IBA in Parkstad voor het eerst buiten Duitsland neerstrijkt, past het gebied naadloos in de rij van eerdere IBA’s. De naam Parkstad verwijst naar de omschakeling ‘van zwart naar groen’ die Oostelijk Zuid-Limburg vanaf de jaren tachtig doormaakte om de herinnering aan het mijnverleden zo snel mogelijk uit te wissen. Ervoor in de plaats kwam de illusie van een lommerrijke regio waar het goed wonen was. De werkelijkheid anno 2015 is anders. Parkstad is een sociaal verzwakt gebied met hardnekkig hoge werkloosheid, weinig werkgelegenheid en een gemiddeld laag opleidingsniveau. Veel mensen trokken weg, de krimp deed haar intrede.

In 1999 sloten negen gemeenten in de regio, met Heerlen en Kerkrade als grootste, zich aaneen tot Parkstad Limburg, op papier een verstedelijkt gebied met zo’n 255.000 inwoners. Sindsdien zoekt Parkstad naar een regionale oplossing voor de problematiek, een queeste die vooral leidde tot stapels onderzoeken en rapporten. Als het op uitvoering aankwam, wezen de negen gemeentelijke neuzen zelden in dezelfde richting.

Totdat in 2014 Peter Bertholet en Volmar Delheij, directeur en beleidsmedewerker van Parkstad Limburg, erin slaagden de oer-Duitse Internationale Bau Austellung te verleiden om de grens over te steken. IBA Parkstad moet als breekijzer gaan fungeren om de spreekwoordelijke inertie in het gebied te doorbreken. Coenen is vol lof over het initiatief van het duo. “Bertholet en Delheij begrepen dat dit gebied een ‘Schub’ nodig heeft, een duw, een momentum. Hoe ze vervolgens de IBA hier hebben binnengeloodst, chapeau!”

De eerste resultaten na de aanstelling van Coenen als curator liegen er niet om. De open oproep die op 15 december sloot, bleek 291 inzendingen te hebben opgeleverd. De plannenmakers zijn vrijwel gelijkelijk te verdelen over drie thema’s: Recycling Stad (29 procent), Energie Stad (37 procent) en Flexibele Stad (34 procent). Zestig procent van de inzendingen is afkomstig van ondernemers, architecten, stedenbouwkundigen en ontwerpers, een verrassend groot aandeel waar Coenen zeer mee in zijn nopjes is. Het werkt nu eenmaal een stuk sneller met mensen die dezelfde taal spreken. Coenen: “Je moet dit met een leger doen. Alleen of met een kleine organisatie zal dit nooit lukken.”

Nog voor de uitvoering van de geselecteerde projecten ter hand wordt genomen, heeft IBA Parkstad al een eigen dynamiek gekregen. Coenen noemt drie voorbeelden. Zo is de watertoren in Schimmert, een van de gezichtsbepalende monumenten in het Zuid-Limburgse landschap, gekocht door een groep ondernemers in de omgeving. Als initiatief om te voorkomen dat een ander ermee aan de haal zou gaan. Coenen: “Dat gebeurde tijdens een vergadering om half acht ’s ochtends in het gemeentehuis van Nuth, met volle instemming van burgemeester Schmalschläger en WML als verkopende partij. Voor ons is dat een gebeurtenis van grote betekenis. Dat gangbare procedures en bestaande standaards worden doorbroken, dat is echt IBA.”

Intussen heeft Sibelco Heerlen zijn zandgroeve aangeboden aan IBA Parkstad, een van de plannenmakers heeft er een spectaculaire invulling voor bedacht. Daarnaast hoopt IBA Parkstad de waterzuiveringsinstallatie Terworm van de sloop te redden. Horecabedrijf Van der Valk heeft als eigenaar van het aanpalende, gelijknamige landgoed aangeboden bij de herontwikkeling van het gebied te willen aansluiten. Voor Coenen en zijn staf zijn het bewijzen dat de streek het IBA-concept omarmt. Grinnikend: “Ze hebben me al ergens de Oberbürgemeister van het gebied genoemd.”

Een andere ontwikkeling is dat IBA Parkstad amper een half jaar na de start de grenzen van het werkgebied gaat overschrijden. Het initiatief hiervoor ligt bij commissaris van de koning Theo Bovens, die Coenen twee dringende ‘adviezen’ meegaf: maak van IBA Parkstad een model dat op termijn ook elders kan worden toegepast, en ga over de grens, richting Aken en richting Genk. In beide steden is inmiddels enthousiast gereageerd op de handreiking.

Idealiter ontstaat er zo de komende jaren een nieuwe dynamiek die van Parkstad een regio maakt die weer met open ogen naar de toekomst kijkt. Een regio waar investeerders en ontwikkelaars in 2020, bij de afsluitende tentoonstelling van IBA Parkstad, weer met interesse naar kijken? Coenen: “Dát zou t allermooiste zijn!”

Foto boven: Jo Coenen: “Wat ik van IBA Hamburg heb geleerd, is dat je als regio het lot in eigen hand kunt nemen.” foto IBA Parkstad/Etienne van Sloun
>>