Ik had hier graag over de duivelssprong van Tom Cruise in Mission: Impossible VII geschreven, over de analoog gecreëerde paddenstoelenwolk uit Christopher Nolans Oppenheimer of over de re-release van Godards meesterwerk Le mepris (1963). Toch wijs ik u liever op een klein maar beeldschoon drama dat in het overstelpende filmaanbod van het moment makkelijk kopje onder gaat.
De zevenjarige Sol (Naíma Sentíes) heeft het in Tótem erg zwaar. Vader Tona (Mateo Garcia) is nog veel te jong om te sterven en toch gaat dat weldra gebeuren. De kanker heeft zijn lichaam uitgehold, de pijn is nauwelijks nog te bedwingen – ondanks de morfine en ondanks thuisverpleger Cruz (Teresita Sánchez), die voortdurend aan zijn zijde staat. Nu Tona jarig is, waarschijnlijk voor het laatst, heeft zus Alejandra (Marisol Gasé) een groot feest voor hem georganiseerd, maar Tona kan nauwelijks de kracht opbrengen om de aanwezigen te begroeten en om de kaarsjes uit te blazen op de taart die zijn andere zus (Montserrat Marañon) voor hem gebakken heeft.
Zoals Lila Avilés hier de spanning opvoert, bij dit cruciale moment uit een kinderleven, daar kan geen Mission: Impossible tegenop
Schrijver en regisseur Lila Avilés heeft in Tótem een loodzware thematiek uitgekozen, zonder dat de film, haar tweede, onder die last bezwijkt. Nergens gaat de film het lijden en het aanstaande verlies uit de weg; toch komt Tótem vooral over als een viering van het leven, als een stille ode aan de troost die liefde, familie en vriendschap zelfs in de aller/verschrikkelijkste, aller-eenzaamste tijden kunnen brengen. Zoals cameraman Diego Tenorio telkens weer nieuwe ruimten, kamers en nisjes vindt in het grote, rommelig gezellige huis, zo legt Avilés steeds meer bloot van de mensen die er wonen en de diepe band die ze met elkaar hebben. Ze houdt duidelijk zielsveel van haar personages.
En dan heb ik het vooral over het meisje Sol. Dankzij het zowel ingetogen als intense spel van debutante Naíma Sentíes lijkt ze soms veel ouder dan zeven, terwijl ze tegelijkertijd nauwelijks in staat is om te snappen wat er met haar vader gebeurt. Soms schuift ze naar de achtergrond, wanneer de volwassenen letterlijk over haar hoofd proberen te bespreken wat ze met Tona moeten doen, of ze glipt zelfs lange tijd helemaal uit beeld. Ik denk dat Avilés haar jonge heldin dan vooral wat privéruimte wil gunnen, haar even uit het zicht van de volwassenen wil houden en dus ook van de toeschouwer.
Wanneer ze wel in beeld is, zijn die adempauzes haar nauwelijks gegund: in een van de fraaiste scenes bouwt ze uit stoel- en bankkussens een schuilplekje voor zichzelf waar ze ongestoord iets kan opschrijven (we zien niet wát), maar ze zit amper of ze wordt alweer door haar tante gestoord. Tijdens het feest kijkt ze vanaf het dak naar de bezoekers, om tot haar grote ergernis gefilmd te worden door een man met een drone. Hij wilde haar alleen maar een beetje plagen, zegt hij, nadat Sol met een ferme mik van een stok het ding uit de lucht heeft gewerkt.
Uiteindelijk doet iedereen ook maar wat-ie kan, in Tótem. Dat is of lijkt niet altijd genoeg. Als haar vader eindelijk op het punt staat om de kaarsjes van zijn taart uit te blazen, heeft hij geen idee wat hij moet wensen. De camera blijft intussen onafgebroken op Sol gericht, haar gelaat zacht opgloeiend in het kaarslicht: je ziet dat zij natuurlijk wél weet wat Tona’s wens zou moeten zijn, er is er maar één mogelijk, en die wil ze ook in zijn plaats doen, als het moet. Maar de tijd dringt, de seconden tikken weg. De spanning zoals regisseur Lila Avilés die hier oproept, bij dit cruciale moment uit een kinderleven, daar kan geen Mission: Impossible tegenop