Twee jaar geleden verwierf hij de Antwerpse Boerentoren, afgelopen voorjaar kocht hij het skelet van een dino. Havenbaas en kunstverzamelaar Fernand Huts heeft grote ambities. CÉDRIC RASKIN ging in gesprek met Katharina Van Cauteren, hoofd van Huts’ kunststichting The Phoebus Foundation. ‘Pas als mensen weten waar iets voor staat, wordt het ook zinvol om het te beschermen voor de toekomst.’
Het begon allemaal met een waarschuwing, vertelt Katharina Van Cauteren van The Phoebus Foundation. Toen Fernand Huts een jaar of 45 was, wees zijn dokter hem erop dat hij de 50 niet zou halen als hij even hard bleef doorwerken.
De directeur van de Katoen Natie, een Antwerps havenbedijf met vandaag meer dan 15.000 werknemers in 35 landen, had dringend een uitlaatklep nodig. Die vond hij in een cursus kunstgeschiedenis. Zijn docent was een autoriteit op het vlak van Koptische textielen; om zijn prestigieuze privécollectie veilig te stellen, verkocht hij die aan Fernand. Het werd Huts’ eerste deelcollectie, die nog altijd specialisten uit de hele wereld trekt.
Huts had de smaak van het verzamelen meteen goed te pakken. Van Cauteren: ‘Beter: daarmee is alles geëxplodeerd. Want tegelijk was Katoen Natie bijzonder actief in Latijns-Amerika. Daar is een andere collectie uit gegroeid met modernistische Latijns-Amerikaanse kunst. Weer zo’n niche, en weer één van de allerbeste van de wereld.’
Zo werd kunst verzamelen voor Fernand Huts (Antwerpen, 1950) een passie. Samen met zijn vrouw Karine kocht hij werk van Vlaamse toppers als Spilliaert, Ensor, Tytgat en Permeke; daarnaast verschillende oude meesters, unieke historische landkaarten, een collectie COBRA-kunst, eeuwenoude prenten en sculpturen, noem maar op. De collectie groeide exponentieel.
Van Cauteren vertelt hoe Huts in 2014 contact met haar zocht. ‘Fernand wilde een tentoonstelling maken over middeleeuwse kunst in de Zuidelijke Nederlanden en zocht een curator. Ik werkte toen in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, hier in Antwerpen, aan internationale tentoonstellingsprojecten. Plots kreeg ik een telefoontje: “Het is hier met Fernand Huts. Het schijnt dat gij iets weet over kunst.” Hij vertelde over zijn project; ik vroeg een week bedenktijd, dat vond hij verschrikkelijk lang. Maar na één nachtje slapen wist ik al: deze kans moest ik grijpen.’
Dat was het begin van The Phoebus Foundation?
‘Toen ik er begon, was het nog een bedrijfscollectie; daarnaast had het echtpaar Huts een privécollectie. Maar bedrijven kunnen op en onder gaan, en families ook. Fernand was bezorgd: wat gebeurt er met de collectie als hij er niet meer zou zijn, of als het bedrijf het minder doet? De kunstwerken mogen nooit worden verkocht. Daarom plaatsten we de collectie in een veilige foundation, waar niemand ooit aan kan. Zelfs de familie niet. Ik vind dat waanzinnig: zoveel middelen gaan naar kunstwerken die eigenlijk niet eens meer persoonlijk van hem zijn.’
Wat doet The Phoebus Foundation precies?
‘We willen de collectie bewaren voor de volgende generaties, de kunstwerken onderzoeken en de resultaten daarvan delen. Daarvoor hebben we een team van 13 vaste medewerkers en een internationaal netwerk van gespecialiseerde freelancers. Onze bredere ambitie is zoveel mogelijk mensen enthousiasmeren voor Vlaamse kunst en ons verleden. Uiteindelijk vertelt elk kunstwerk een verhaal.’
Welke verhalen willen jullie vertellen?
‘Voor mij gaat kunst niet over schoonheid. Interessanter vind ik: waarom koos deze kunstenaar dit onderwerp, deze vorm, deze schilderstijl? Waarom hing dit voorwerp vroeger in een woonkamer? Zo wordt kunst een toegangspoortje tot het verleden. Je komt tot grotere verhalen over religie, economie, de maatschappij. Je ontdekt diepmenselijke drijfveren over prestige en status, de liefde voor een man, vrouw of kind, de angst voor de dood. Uiteindelijk gaat alles terug op wie wij mensen zijn. Zo worden al die oude panelen of kunstwerken plots heel relevant.’
De collectie zit vol meesterwerken.
‘Topwerken vertellen verschillende verhalen. Maar dat is niet onze focus. Het gaat ons in de eerste plaats om de verhaalwaarde van kunstwerken. Daarom kopen we ook kleine, anonieme werken aan waarop een bizar of fascinerend thema is uitgebeeld. Of stukken die aansluiten bij die grote werken.’
‘Antwerpen was in de vroege 17de eeuw het Hollywood aan de Schelde. Je had meer schilders dan bakkers!’
Kan je daarvan een voorbeeld geven?
‘Iedereen kent Rubens en Van Dijck. Maar daarnaast leefden er honderden andere schilders. Antwerpen was in de vroege 17de eeuw het Hollywood aan de Schelde. Je had meer schilders dan bakkers! Zij drukten een stempel op de beeldvoorstelling toen. Dus werden ook minder prestigieuze schilderijen en prenten gemaakt, gericht op export. Om missionarissen in de nieuwe wereld te helpen de nieuwe christenen de verhalen van de Bijbel aan te leren. Prompt werden die Antwerpse prenten als inspiratiebron gebruikt door lokale kunstenaars aan de andere kant van de wereld. Dat zie je heel mooi uitgedrukt in onze collectie met Latijns-Amerikaanse kunst uit de koloniale periode.’
De kunstcollectie blijft groeien. Kopen jullie aan volgens bepaalde criteria?
‘De aankoop verloopt heel organisch. Als een interessant object op de markt verschijnt, komt dat ongetwijfeld onder onze aandacht. Alle aankoopvoorstellen passeren eerst langs onze aankoopcommissie. Die wint advies in en bespreekt de dossiers met Fernand. Dan beslissen we samen wat we aankopen of niet, we zijn twee handen op één buik. Maar als het erop aankomt, heeft Fernand natuurlijk het laatste woord.’
En toen haalden jullie een T-Rex in huis. Jullie hebben negen deelcollecties, in welke hoort de dino thuis?
Lachend: ‘In de tiende! Dinosauriërs spreken universeel tot de verbeelding. Zelfs binnen ons team van kunsthistorici en restauratoren was er altijd veel enthousiasme voor. Je kan mooie nichetentoonstellingen maken over schilderkunst of Koptische textielen, maar we willen ook gezinnen met kinderen enthousiasmeren, over alle sociale echelons heen. Dan is niets zo geschikt als een dinosaurus, iederéén vindt een dino leuk.’
Het idee kwam van jullie zelf?
‘Fernand wist aanvankelijk niet veel over dinosaurussen, hij had zelfs nog nooit Jurassic Park gezien. Maar als ergens veel enthousiasme over bestaat, is hij op zijn minst geïntrigeerd. Voor je het weet, zit hij dikke boeken te lezen over het onderwerp. En dus hebben we nu onze dino, Trinity.’
Die is samengesteld uit drie verschillende skeletten.
‘Dat maakt hem ook zo bijzonder. Je krijgt drie verhalen in één. We bereiden nu de onderzoekscampagne voor. Wat veroorzaakte de schade aan het staartbeentje, of de kneuzing van dat bot? Zo kunnen we later, wanneer Trinity een ereplaats krijgt in de Boerentoren, alle details vertellen.’
De Boerentoren wordt de nieuwe cultuurtoren. Wat zijn de plannen?
‘We schreven een architectuurwedstrijd voor de renovatie uit en daaruit kwam Daniel Libeskind als winnaar. Hij bewees dat hij op een heel verfrissende manier karakter kan geven aan onze inhoudelijke vereisten. Met ontwerpen die voor ons architectuurgeschiedenis van de toekomst lijken te zijn.’
De ontwerpen zorgden voor veel opschudding.
‘De pers interpreteerde de ontwerpen misschien niet helemaal correct. Wat we presenteerden, waren enkel de winnende voorstellen, geen definitief ontwerp. Eerst werken we nog aan de inhoudelijke invulling. Hoe delen we het gebouw en de tentoonstellingsruimtes in? Hoe pakken we de veiligheid aan, de logistiek en de technische eisen? Waar komt het restaurant, de lift, hoe geraken mensen vlot naar het panorama? Pas als die gigantische puzzel is gelegd, stemmen we het ontwerp van het gebouw daarop af.’
Wordt het een permanente opstelling?
‘We willen er een tentoonstellingsmachine van maken, met grote en kleine tentoonstellingen. Waar je veel variatie te zien krijgt. Onze dino krijgt er een vaste plek natuurlijk, net als moeilijk te verplaatsen havenerfgoed. Daarnaast komen wisselende expo’s. Nu eens over Vlaamse schilderijen, dan weer over Latijns-Amerikaanse kunst. Alles kan.’
Allemaal stukken uit de eigen collectie?
‘Net niet: de Boerentoren wordt een plek voor samenwerking. Met musea uit binnen- en buitenland, maar ook met andere verzamelaars om hun privécollecties te presenteren die zelden het daglicht zien. Eerder exposeerden we al kinderportretten uit de collectie van Jan Pieter De Nul, een heel fijne samenwerking. Die privécollecties brengen een eigen twist met zich mee, ik kijk daar echt naar uit.’
Huts helpt musea belangrijke kunstwerken aan te kopen die ze alleen nooit zouden kunnen betalen. Is hij een soort moderne mecenas?
‘Ik denk dat Fernand vooral een gepassioneerd verzamelaar is. Met een gezonde ambitie om ons cultureel erfgoed bij een zo breed mogelijk publiek te brengen. Pas als mensen weten waar iets voor staat, wordt het ook zinvol om het te beschermen voor de toekomst.’
Hij neemt het ook op voor mensen die uit de gratie zijn geraakt, zoals Jan Fabre.
‘Jan Fabre is absolute wereldtop op het vlak van theater en beeldende kunst. Als je dan merkt dat zo iemand zijn danscompagnie dreigt te moeten opdoeken, verdient hij onze steun. Vooral ook omdat zijn beeldend werk zo goed aansluit bij onze collectie. Fabre speelt bewust met de oude tradities, hij verwijst voortdurend naar ons verleden. Hij is zowat de Rubens van vandaag.’
De huidige generatie hedendaagse kunstenaars heeft het moeilijk. Zijn er geen andere kunstenaars die ook steun verdienen?
‘We kunnen ons geld maar één keer uitgeven natuurlijk. Bovendien is hedendaagse kunst een specialisatie op zich, waar wij ons maar beperkt in thuis voelen. Dat is dus niet onze focus. Wij graven voor onze collectie voornamelijk in het verleden, weliswaar met de blik op de toekomst.’