Op de renovatie van musea rust vaak geen zegen. Bij het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen was het niet anders. Maar ondanks strubbelingen, vertrekkende directeuren en kostenoverschrijdingen mag het resultaat er zijn, oordeelt ROB SCHOONEN. ‘Een rondgang door het vernieuwde museum is een visueel feest.’
Het is flink graven in het geheugen om een beeld op te roepen van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) zoals het was. Meer dan tien jaar was het grootste museum van Vlaanderen gesloten. Wat boven komt is die imposante trap naar de entree. En, eenmaal binnen, was er die eerste zaal: groot, monumentaal, donker. Echt welkom voelde je je niet. Vervolgens waren er de al even indrukwekkende zalen. Chique was het, op een manier die paste bij een museum uit 1890.
Dat beeld kan nu in de prullenbak. Het gerenoveerde museum dat op 24 september opengaat, is een moderne kunstplek geworden die de doeken van Rubens laat schitteren in perfecte gerestaureerde zalen, James Ensor op een voetstuk zet in een nieuwe vleugel en twee zalen wijdt aan doeken en beelden van Rik Wouters. De curatoren jubelen sowieso, ze hebben veertig procent meer tentoonstellingsruimte tot hun beschikking. Met dank aan KAAN architecten, het Rotterdamse bureau dat tekende voor de metamorfose.
Bijna twintig jaar lang heeft KAAN-architecte Dikkie Scipio zich met het museum aan de Leopold de Waelplaats beziggehouden. Je zou van minder bultjes krijgen, maar Scipio heeft zich na het winnen van de internationale prijsvraag in 2003 vol op de opdracht gestort. De renovatie van het in de loop der jaren meermaals verbouwde KMSKA stond voorop, al was de zo gewenste uitbreiding van het museum even belangrijk. Zo ontstond bijna vanzelf de scheiding tussen historisch en eigentijds; Scipio heeft dat slim opgelost door de uitbreiding te laten versmelten met de bestaande structuur van het museum.
Het museum in hartje Antwerpen mag dan het grootste zijn van Vlaanderen, met zijn lengte van 130 meter, 77 meter breedte en 38 meter hoogte, is het qua omvang best bescheiden. En waar vind je dan in hemelsnaam ruimte voor die gedroomde uitbreiding? Simpel, door aan ‘inbreiding’ te doen; de vandaag de dag zo populaire methode om ruimte te winnen zonder extra meters in te hoeven zetten.
Scipio vond die ruimte in de vier patio’s van het bestaande gebouw. Want, leuk hoor die binnentuinen, beter is het die vierkante meters in te zetten voor de uitbreiding. En dat maakt dat je nu door de bekende, mooi opgeknapte museumzalen loopt en dan ineens verrast wordt door dat nieuwe, ‘verticale’ museum. Waarbij de Rotterdamse architect de tegenstellingen niet heeft geschuwd; integendeel.
Van het klassieke visgraatparket in de ‘oudbouw’, de statige groene en paarse wanden en de opgefriste pluche banken in het midden ga je via de bijna eindeloze, 89 treden tellende stairway to heaven (er is ook een lift) naar de ‘nieuwbouw’. Daar knalt het strakke wit van vloer, plafond en wanden je tegemoet en komen de kunstwerken prima tot hun recht. En net als je denkt alles wel zo’n beetje gezien te hebben, zijn er wéér andere zalen, met blauwe vloeren dit keer, en glazen wanden, waar doorheen je helemaal tot aan de begane grond en naar de daklichten in het plafond kunt kijken. Een rondgang door het vernieuwde museum, een wandeling van 2,4 kilometer, is een visueel feest.
En dat allemaal voor de luttele som van iets meer dan honderd miljoen euro. Even ter herinnering: de vernieuwing en restauratie van het Rijksmuseum in Amsterdam –toegegeven, dat is een stuk groter – kostte 366 miljoen euro. En voor de verbouwing van het Rotterdamse Museum Boijmans van Beuningen is bijna tweehonderd miljoen euro uitgetrokken.
Neemt niet weg dat die honderd miljoen euro voor het Antwerpse museum beduidend meer is dan de begrote 44 miljoen. Oorzaken voor de overschrijding zijn er genoeg. Er waren extra funderingen nodig, de verwijdering van asbest was ingewikkelder dan gedacht, en ook de bouw van een laadplatform voor kunstwerken, de aanleg van de tuin en de restauratie van de gevel pakten duurder uit. Het waren de budgetoverschrijdingen en de daarmee gepaard gaande discussies in allerhande commissies en departementen die maakten dat de verbouwing uiteindelijk tien jaar heeft geduurd.
Wat evenmin heeft geholpen waren de aanhoudende personeelswisselingen. Manfred Sellink stapte begin 2020 na zes jaar op als directeur en hoofdconservator. Volgens bestuursvoorzitter Luk Lemmens was er ‘er binnen en buiten het museum’ geen draagvlak meer voor Sellink, die intussen directeur is van het Stedelijk Museum voor Schone Kunsten Gent.
Na Sellinks vertrek nam zakelijk directeur Carmen Willems diens functie waar, tot in oktober 2021 de Nederlandse Jacqueline Grandjean werd binnengehaald als artistiek directeur. Na drie maanden was ze alweer weg; volgens bestuursvoorzitter Lemmens omdat de visies ‘zowel artistiek als strategisch ver uit elkaar’ lagen. Waarom die conclusie niet tijdens de sollicitatieprocedure werd getrokken, blijft onduidelijk. Binnenkort gaat het KMSKA opnieuw de baan op voor een artistiek directeur.
De hoop dat er daarmee rust komt in de organisatie werd in juli ruw verstoord door de Vlaamse minister van cultuur Jan Jambon (N-VA) die het KMSKA wil laten samenwerken, mogelijk zelfs laten fuseren met het Museum voor Hedendaagse Kunst Antwerpen en het Museum Moderne Kunst Oostende. Het museum mag na tien jaar verbouwen eindelijk open zijn, de turbulentie is nog niet gaan liggen.
Ives Maes, Kosmorama. Fotografie over wat er overbleef van de wereldtentoonstellingen. Van 24.09 t/m 03.09.2023.
Michel Seuphor, De poëzie van het abstracte. Leemtekeningen. Van 24.09 t/m 08.01.2023.
The Making Of. Geschiedenis van de renovatie van het KMSKA. Van 24.09 t/m 03.09.2023. kmska.be