‘Hoe moet dat nou, in deze omgeving? vroeg architect Han Westelaken zich af toen hij zich op een bedrijvenpark bij het Limburgse Elsloo kwam oriënteren voor de bouw van een industriële wasserij voor schoonmaakbedrijf Nedlin.

Wat hij zag waren armetierige, veelal uit damwandprofielen opgetrokken bedrijfsgebouwen in een rommelige setting – zoals je die vrijwel overal ziet op bedrijventerreinen in Nederland. De tijd dat een bedrijfspand als visitekaartje gold, lijkt voorbij. 

Toch zijn ze er nog, ondernemers die investeren in kwalitatief hoogstaande huisvesting. Zoals Luuk en Stef de Win, de twee broers die als derde generatie aan het roer staan van Nedlin. Het Limburgse familiebedrijf zorgt voor het wassen en strijken van linnengoed en kleding in zorg, industrie en horeca. Het is letterlijk big business: elke week wordt er zo’n 750.000 kg aan vuil wasgoed afgeleverd – om er een dag later gewassen en gestreken weer te worden uitgereden. 

foto’s John Sondeyker

Voor dat grotendeels gerobotiseerd proces had Nedlin een nieuwe wasserij nodig, en niet zo’n kleintje ook. Met die opdracht meldden de broers De Win zich bij Han Westelaken van Architecten aan de Maas. Het bureau, met zo’n veertig werknemers in vestigingen in Maastricht en Rotterdam, houdt de malaise in de bouw op afstand met een constante stroom opdrachten uit de zorg en het onderwijs. 

Vanwege de beperkingen van de over het terrein lopende hoogspanningsleidingen moest de nieuwbouw de hoogte in. Het resultaat: een kolossale, 16 meter hoge doos met een vloeroppervlak van 21.000 vierkante meter, de omvang van meer dan drie voetbalvelden. Hoe groot het pand is, merk je pas echt als je langs de 144 meter lange achtergevel loopt, of fietst, of rijdt. De gevels worden geschraagd door 96 betonnen kolommen met een omtrek van bijna 3,5 meter, nodig om de enorme overspanningen van het gebouw mogelijk te maken.  

De kolommen rusten op een betonnen plint die het gebouw iets boven het maaiveld uittilt en de aanhechting aan de grond minder zwaar maakt. Bij mooi weer kunnen werknemers er chillend hun pauze doorbrengen, append, een boterham etend, een sigaretje rokend.

Bij elke nieuwe opdracht gaat Han Westelaken te werk alsof hij een museum mag ontwerpen. Lachend: ‘Het ontwerpen van een museum is de droom van elke architect. Maar het is heel moeilijk om zo’n opdracht te verwerven. Dus doe ik het op deze manier.’

Om te voorkomen dat het textiel tijdens het wassen en drogen verkleurt, moest de mega-wasserij van Nedlin het stellen met zo weinig mogelijk raamoppervlak. Bij 7000 vierkante meter aan gevels is dat voor een architect een behoorlijke breinbreker. Westelaken: ‘We besloten het gebouw te helpen in zijn onbeholpen, noodzakelijk kolossale aanwezigheid door er een vriendelijke reus van te maken.’

Zijn aaibaarheid ontleent de vriendelijke reus aan de met keramische tegels beklede gevels, in verschillende breedtes, in vier tinten grijs. Elk gevelvlak tussen de kolommen is specifiek ontworpen en verschilt daardoor van de ander vlakken. Westelaken: ‘Er zit veel voldoening in de meditatieve rust van een minimalistische structuur.’ De architect liet zich hierbij inspireren door de kunstenaars van de NUL-beweging uit de jaren zestig, zoals Jan Schoonhoven en Jan Hendrikse, en de partituren van minimalistische componisten als Steve Reich en Philip Glass.

Het rustgevende ritme van de gevels contrasteert met de dynamiek ín het gebouw, waar aan railsystemen hangende waszakken op verschillende hoogtes permanent door de ruimte bewegen. De vriendelijke reus blijkt er een alter ego te hebben in een kolossale, zich over de vloer uitstrekkende robot wiens rollende, tillende, duwende en trekkende ledematen ervoor zorgen dat die wekelijkse partij van 750.000 kg wasgoed wordt gesorteerd, gewassen, gestreken en gevouwen. De vele duizenden liters water die daaraan worden gespendeerd, komen niet uit het leidingnet, maar worden, met dank aan een eigen waterzuiveringsinstallatie, voortdurend hergebruikt.