Fotograaf Jelle Vermeersch tufte met een oude tractor 2.500 trage kilometers door het land om mensen ‘van den buiten’ beter te kunnen begrijpen. CÉDRIC RASKIN vroeg hem naar zijn indrukken. ‘Ze wilden later ‘dopper’ worden, net als hun vader en grootvader.’

Plattelanders hebben ieder hun eigen uitdagingen, persoonlijkheid en dialect. Toch is er ook iets wat hen bindt. Ze houden van de rust en de stilte en staan op hun eigenheid. En ze vloeken vaak op ‘de stad’ die voor hen beslist, zonder dat de stedelingen precies weten wat er buiten de stadsmuren speelt. Jelle Vermeersch (Roeselaere, 1980) trok vijf seizoenen door het Belgische platteland met tractor, beestenkar en camera’s. Met het resultaat, de road-expositie Buitenmensen, de stem van het platteland geeft hij ‘de stadsmensen een inkijk in die andere wereld’.

Op voorhand deed hij veel research, met de doorgewinterde journalisten Pascal Verbeken en Tom Pardoen. ‘Het mocht geen boerententoonstelling worden’, vond Vermeersch, ‘er leven ook andere mensen op het platteland. We wilden zoveel mogelijk profielen in kaart brengen. Behalve met boeren sprak ik ook met F16-piloten, cafébazen, kunstenaars, ministers, oud-politici. Wat niet wegneemt dat mijn hart dicht bij de boeren ligt.’

Uit de foto’s spreekt een zekere melancholie.  

‘Dat zit in mijn aard. Als de dag voorbij is, heb ik al heimwee naar de morgen. Heimwee komt vaak terug in mijn werk, zoals in mijn fotoreeks over coureurs. Een roadtrip heeft ook iets melancholisch, het is een zoektocht naar jezelf, langs een tijd die voorbij is. Dat wil niet zeggen dat vroeger alles beter was, maar wel anders. Ik heb geprobeerd de negativiteit eruit te filteren.’

Het platteland verandert. Mooie tradities dreigen verloren te gaan.

‘Er verandert veel op korte tijd. Heel wat dingen uit mijn jeugd staan op het punt te verdwijnen. Zo ontmoette ik de allerlaatste visser van Zeeuws-Vlaanderen. Ik wist ook dat ik geen tien jaar meer kon wachten om die oude bedreigde volkscafés of boerentradities te documenteren. Het krulbollen of het boogschieten: ik vind dat charmant. Ik vind het belangrijk dat mensen weten dat dit er ooit was, en zelfs vandaag nog bestaat.’ 

‘Ik vind het belangrijk dat mensen weten dat dit er ooit was, en zelfs vandaag nog bestaat’

Er woedt ook een stevig generatieconflict. 

‘Dat gaf me juist moed. Tradities zijn heel mooi, maar soms ook star. Als je dan zo’n gepassioneerde jonge bioboer hoort spreken, is het hoopgevend te zien hoe ze een nieuwe weg inslaan. De jonge garde is op zoek naar hoe het anders kan. Ze beginnen een boekenwinkeltje in een slaapdorpje, of organiseren optredens om oude dorpjes tot leven te wekken. Het platteland is dus niet alleen aan het uitsterven. Er groeit ook iets nieuws.’ 

Je woont al twintig jaar in de stad. Klikte het met de buitenmensen? 

‘Ik ben opgegroeid op het platteland en voelde me snel met hen verbonden. Dat ligt ook aan de aard van mijn werk. Als freelance fotograaf heb je geen vaste job of contracten, je bent wat afhankelijk van de waan van de dag. Ook boeren ervaren die onzekerheid, zij zijn afhankelijk van hun veld. En we kijken allebei: zij naar hun velden, de gewassen en het weer. Ik naar wat ik in beeld kan brengen.’

Wat kunnen wij stadsmensen leren van het platteland?

‘Een zekere liefde voor traagheid. Niet alles hoeft altijd zo snel, we hoeven niet mee te zijn met elke nieuwe hype. En ook: bewuster leven met de elementen, dat zijn we in de stad helemaal verleerd. Buitenmensen helpen elkaar ook, zoals bij de overstroming in het Limburgse dorpje Herbricht. De warme sociale cohesie van een dorp is heel mooi, ze hoeft zeker niet altijd verstikkend te zijn.’ 

Is er een specifieke ontmoeting die je is bijgebleven? 

‘Heel pakkend was het verhaal van Nathalie Parret uit Vleteren. Ze nam de boerderij van haar vader over toen die ermee stopte. Maar ze kwam uit een compleet andere sector en worstelde hard met het bedrijf. Ze stond er als alleenstaande ook helemaal alleen voor. Ze kon met niemand over haar gevoelens praten, dat werd nu eenmaal niet gedaan. Dat trof me diep.’

Ook in de Borinage stootte je op schrijnende verhalen.

‘Daar ontmoette ik Delphine Ferin, lerares aan het Lyceum in Colfontaine. Ze vertelde over de uitzichtloze situatie van haar leerlingen. Dat ze later alleen maar ‘dopper’ wilden worden, net als hun vader en grootvader. Ze hadden nooit iets anders gekend. Of hoe er op een bepaald moment op school maar liefst zeven meisjes van 15 zwanger waren. Dat opende toch mijn ogen.’ 

Hoe kleurrijk de verhalen, de portretfoto’s werkte je af in zwart-wit. Waarom?

‘Ik werk meestal in kleur, maar merkte dat kleur de eenheid en de sereniteit in de portretten deed vervagen. De foto’s werden een tikkeltje banaal. Zwart-wit werkt beter voor portretten, het contrast geeft extra kracht. Ik liet me ook inspireren door fotografen als August Sander, die vorige eeuw de beroepen documenteerde: de slager, de bakker, de metser, allemaal monochroom. Of Richard Avedon met zijn In the American West: die foto’s zijn echte tijdsdocumenten, met veel stilte. Ik wilde me inschrijven in die traditie.’

Waarom koos je de Sint-Pietersabdij om tentoon te stellen? 

‘De abdij was in de middeleeuwen de plek waar alle gewassen, goederen en dieren in de stad binnenkwamen. Dat klopt met mijn opzet om met mijn tentoonstelling het platteland in de stad te introduceren. Het is de tweede keer dat ik met tentoonstellingsmaakster Martine Van Asch kon samenwerken. In 2020 maakten we samen een expo over de koers, maar die moest meteen na opening al worden gesloten door de lockdown. Vroeger had je meerdelige fotoreportages in magazines, vandaag kan dat niet meer. Deze expositie is dan een ode aan een trage journalistiek die vandaag alleen maar schaarser wordt.’ 

Jelle Vermeersch, Buitenmensen, de stem van het platteland. T/m 14.04 in de Sint-Pietersabdij in Gent. historischehuizen.stad.gent.be