Venlo had de Floriade en maakte verlies. Maastricht probeerde culturele hoofdstad van Europa te worden, maar het lukte niet. Koblenz organiseerde vier jaar geleden de Bundesgartenschau, kreeg bijna twee keer zoveel bezoekers als verwacht en hield er geld aan over. En veel belangrijker: sindsdien leeft de stad weer. Wat ging er goed in Koblenz?

Schokkend maakt de cabine zich los uit het futuristische gebouwtje op de Rijnboulevard. Een paar meter tussen de boomtoppen, dan zweef je boven het grijsgroene water. Pas halverwege de rivier is de cabine op dezelfde hoogte als het ruiterstandbeeld van keizer Wilhelm I. Geflankeerd door een engel kijkt hij uit over de samenvloeiing van de Moezel en de Rijn. “Dat is het mooiste van de kabelbaan”, had een hoteleigenaar uit de omgeving de vorige dag tegen mij gezegd. “Dat we de keizer eindelijk recht in de ogen kunnen kijken: dat is democratie!” Dan zwiept de cabine omhoog. Even later sta je op de vesting. Vroeger was het hier stil, dichtgegroeid, dromerig misschien, maar ook rommelig en onderkomen. Nu wemelt het van de mensen, er hangen aankondigingen van concerten en er zijn terrassen met koffie en uitzicht.

Er is in de afgelopen jaren iets veranderd in Koblenz. Het symbool van die verandering is de kabelbaan. De oorzaak – daar is iedereen ter plekke het over eens – is de Bundesgartenschau.

De Bundesgartenschau is in Duitsland een begrip. Het evenement wordt iedere twee jaar in een andere stad gehouden en liefkozend aangeduid als BUGA. De editie van 2011 in Koblenz was een uitzonderlijk succes. Aanvankelijk werd gerekend op twee miljoen bezoekers. Het werden er ruim drie-en-een-half miljoen. De stad hield er niet alleen geld aan over, maar ook een piekfijn opgeknapte Rijnboulevard, de afronding van een paar slepende bouwprojecten in het centrum en een heleboel bloemperkjes. En dus die kabelbaan.

De half leegstaande Innovatoren in Venlo, overblijfsel van de Florade 2012.

En dat is nog maar het zichtbare deel. “De stad leeft weer”, zegt iedereen die ik spreek. “De mensen zijn weer trots op hun stad.”

Zoals zoveel Duitse steden raakte Koblenz in de oorlog zwaar gehavend. In de jaren vijftig en zestig werd het snel, soms onzorgvuldig herbouwd. Daarna stagneerde het een beetje. Ruime werkgelegenheid voor ambtenaren en militairen zorgde ervoor dat grote economische problemen uitbleven, maar veel ontwikkeling was er ook niet. “In Koblenz had je twee groepen”, zegt Alexander von Canal, de lokale sterarchitect en één van de ontwerpers van de Koblenzer BUGA. “De ene groep wilde alles zo laten als het was, de andere zei dat je misschien wel kón veranderen, maar dat het toch nergens toe zou leiden.” Met een bevolkingsaantal juist boven de honderdduizend mocht Koblenz zich weliswaar “Groβstadt” noemen, maar eigenlijk was en bleef het een provinciestad.

Tegen dat decor ontstond het plan de BUGA naar Koblenz te halen, niet alleen vanwege het feestje zelf, maar vooral om wat golfslag in de vijver te veroorzaken. Oorspronkelijk werd op 2013 of 2015 gemikt, maar toen Duisburg zich eind 2003 onverhoeds terugtrok voor de BUGA 2011, kon Koblenz het ontstane gat opvullen. Dit verhoogde de druk enorm. Achteraf was dat waarschijnlijk alleen maar gunstig, zegt Thomas Rippel, afdelingshoofd stadsontwikkeling bij de gemeente. Eindelijk gebeurde er eens wat.

Omdat de BUGA-plannen direct gekoppeld werden aan de ontwikkeling van de stad, is in Koblenz nooit serieus gesproken over een locatie ver van het centrum, zoals het Floriade-terrein bij Venlo. “Dat bracht natuurlijk logistieke problemen met zich mee”, analyseert architect Von Canal, “maar het bood ook de mogelijkheid aan te sluiten bij wat er al was: de historische plek, de Rijn, de Moezel, de nabijheid van de binnenstad.” Hij leunt achterover in zijn hippe kantoor, een omgebouwd poortgebouw op een steenworp afstand van keizer Wilhelm, en voegt er tevreden aan toe: “Het is makkelijker om een situatie die al goed is briljant te maken, dan om ergens anders helemaal opnieuw te beginnen.“

Het ingewikkeldste logistieke probleem was zonder twijfel de vesting Ehrenbreitstein, die vanaf het begin deel uitmaakte van de plannen. Bussen waren geen optie. De rit over de Rijn had minimaal twintig minuten geduurd en op hoogtijdagen had er één bus per minuut moeten rijden. Al rond 1900 was voor het eerst het idee van een kabelbaan naar de vesting geopperd. Ten behoeve van de BUGA van 1957 was er in Keulen één aangelegd, ook over de Rijn. Die is er trouwens nog steeds. In 2007 hakte Koblenz de knoop door, in 2010 zeilde de eerste gondel naar de ooit onneembare vesting.

Natuurlijk waren er protesten. Vooral het benedenstation lag overal verkeerd: te dicht bij keizer Wilhelm of weer te dicht bij de romaanse kerk St. Kastor. Voor de aanleg moesten platanen gekapt worden. Architecten Alexander von Canal en Stephan Lenzen zagen met lede ogen aan hoe de scheve lijnen van de kabelbaan hun strakke ontwerp voor de boulevard doorbraken. En de Unesco was tegen. Die had namelijk nog maar een paar jaar tevoren het dal van de Obere Mittelrhein van Bingen tot Koblenz tot werelderfgoed verklaard. De kabelbaan werd gezien als een aanslag op de “visuele integriteit” van het historische landschap. Voor de periode van de BUGA werd een uitzondering gemaakt. Daarna moest hij weer weg.

Ook in de rest van de stad bestond skepsis over de BUGA. Om de verwachte bezoekersstroom voor te zijn, werd in ongekend tempo de halve binnenstad op de schop genomen. Het voetgangersgebied werd uitgebreid, de verkommerde

Paviljoen bij Festung Ehrenbreitstein, een van de attracties van de Bundesgartenschau in Koblenz in 2011.

Zentralplatz werd eindelijk aangepakt en er kwam een (overigens nog steeds omstreden) extra treinstation pal naast het centrum. “Overal lag de boel overhoop,” herinnert Anna Maria Schuster zich. Ze was in 2009 mede-oprichter en is tot op heden secretaris van de burgervereniging “Freunde der BUGA”. De leden zetten zich in als ambassadeurs van het tuinfestijn. Pas kort voor het begin sloeg de stemming in de stad om. “Allicht”, zeggen Andreas Dühr en Jutta Mannebach, die sinds jaar en dag in de binnenstad wonen en die ik op een terras spreek. “Eindelijk kon je weer zien hoe mooi het hier eigenlijk is. Met al die bouwputten waren we dat helemaal vergeten!” Naast losse kaarten werden er in totaal bijna vijfenzeventigduizend abonnementen voor de BUGA verkocht. Dat moeten toch voornamelijk mensen uit stad en ommelanden zijn geweest.

De BUGA zelf is geschiedenis. Het was de meest succesvolle editie sinds het begin van de elektronische bezoekerstellingen in 1997. Interessanter is, wat er daarna gebeurde.

Het meest opvallende is dat de toeristen bleven komen. Sinds de BUGA vertoont het aantal overnachtingen in Koblenz en nabije omgeving een stijgende lijn. Afgelopen juni verwelkomde de kabelbaan zijn tien-miljoenste bezoeker.

Ja, die kabelbaan. Die is er dus toch nog. In 2013, na een uitvoerige lobbycampagne en ondersteund door meer dan honderdduizend handtekeningen (verzameld door de Freunde der BUGA), ging de Unesco door de knieën en verlengde de toestemming tot 2026.

Ik maak nog eens de glijvlucht over de Rijn. Tijdens de BUGA stonden op de vesting de bloemetjes in militaire slagorde. Nu zijn er nog een paar bloembedden over. Ze worden onderhouden door de Freunde der BUGA. Die is sinds het festijn alleen maar gegroeid en heeft inmiddels meer dan duizend leden, vermeldt Anna Maria Schuster trots. Met zo´n zeshonderdduizend bezoekers per jaar (vroeger hooguit de helft) is de vesting Ehrenbreitstein een toeristische trekpleister van formaat geworden.

“De vesting heeft een leven overdag en een leven ’s avonds”, zegt Philipp Putzer. Hij is lid van de driekoppige leiding van Café Hahn, dat op de vesting de horeca en de evenementen verzorgt. “Vooral in de zomer is hier bijna iedere avond iets te doen: muziek, varieté, musical, allerlei voorstellingen, maar we proberen ook het gevoel van de BUGA vast te houden. Op donderdag, vrijdag en zaterdag zijn er gratis openluchtconcerten.” De vesting, met andere woorden, is er niet alleen voor de toeristen maar ook voor de mensen uit de stad. “Je bent er immers zo”, benadrukt Putzer. “De kabelbaan heeft de vesting naar de stad gehaald.”

Dat één groot evenement zo’n uitstraling heeft is tamelijk uniek, zeker voor zo’n kleine stad, meent Gert-Jan Hospers, bijzonder hoogleraar city- en regiomarketing aan de Radboud Universiteit Nijmegen: “Misschien Barcelona met de Olympische Spelen van 1992. Of Glasgow en Lille, culturele hoofdsteden van Europa in 1990 en 2004. Maar die waren veel groter en Glasgow en Lille hadden veel meer in te halen dan Koblenz.” Het succes van Koblenz, denkt ook Hospers, heeft veel te maken met de locatie van de BUGA in het hart van de stad. “Een evenement als dit dwingt mensen om anders naar hun stad te kijken. Het helpt om de neuzen dezelfde kant op te krijgen en functioneert als aanleiding om weer in de stad te investeren. Op die manier brengt een eenmalige ‘iconische’ gebeurtenis iets blijvends teweeg. En onderschat niet het effect van die fotogenieke kabelbaan. Beelden zijn tegenwoordig heel belangrijk voor het imago van een stad.”

En hoe moet het na 2026, als de Unesco misschien alsnog een stokje steekt voor de kabelbaan? “Ach”, zegt Philipp Putzer van Café Hahn, “de Eiffeltoren was ooit ook bedoeld als tijdelijk.” Het optimisme is groot in Koblenz. Sterker nog, er zijn al plannen om in 2031 een volgende BUGA te organiseren en daarbij ook het werelderfgoed Oberes Mittelrheintal te betrekken. Eerst maar even langs bij de Unesco.