Cyrille Offermans (Sittard, 1945) schreef een boekenplank vol met vaak prijswinnende essaybundels, kinderboeken en monografieën, maar bleef in zijn geboortestreek lange tijd een onbekende. Daar lijkt nu verandering in te komen. “Mijn identiteit wordt niet bepaald door de plek waar ik toevallig geboren ben. “
Ooit weigerde hij een bijdrage te leveren aan een in dialect uitgegeven publicatie met Limburgse auteurs. “Ik wil niet in een verzamelbundel worden opgenomen waarbij de ballotagecommissie uitsluitend is geïnteresseerd in mijn geboortepapieren”, luidde zijn verklaring.
Cyrille Offermans, het moge duidelijk zijn, heeft een hekel aan mensen die zich laten voorstaan op hun herkomst. Bewieroking van de eigen geboortegrond staat voor hem synoniem aan navelstaarderij, verkneutering en eendimensionalisering. Dan ligt “excommunicatie van al het onzuivere en het vreemde” op de loer. In het pamflet Wie sjoon os Limburg is of: waarom ik niet in PLAT-eweg wil desavoueerde Offermans een dialectbundel als “een terugval in de donkere standenmaatschappij van voor de Verlichting”.
Hij moet er jaren na dato om grinniken. “Maar zo is het toch? In een samenleving van gemengde komaf is het handig als Nederlands de voertaal is. Het ergert me mateloos als in een gezelschap waar ook niet-Limburgers aanwezig zijn dialect wordt gesproken. Volgens vrienden in Holland zijn Limburgers de ergsten. Waarom blijft een interviewer, zoals mij onlangs is overkomen, stug in het Limburgs vragen stellen terwijl ik geen dialectspreker ben? Dat is zo onbeschoft! Denk niet dat ik een rabiate anti-Limburgse houding heb gecultiveerd, integendeel. Ik zie alleen geen nut in die etikettering.”
Toch heeft het er alle schijn van dat de culturele context van schrijver, essayist en criticus Cyrille Offermans (Sittard, 1945) steeds ‘Limburgser’ wordt.
Is hij immers niet cultuuranalist van L1-radio, gastconservator van museum Het Domein in Sittard, spreker bij de presentatie van een novelle van Frans Budé en medewerker van Zuiderlucht? “Ik ben voor al deze dingen gevraagd. Als ze mij twintig jaar geleden hadden benaderd voor een functie bij de Maastrichtse universiteit had ik ook ‘ja’ gezegd. Ik timmer al meer dan twintig jaar via boeken en publicaties in landelijke bladen aan de weg, maar ben hier al die tijd nooit gevraagd. Ik ben daar niet gefrustreerd over. Wel verbaasd.”
Toon Hermans heeft ooit gezegd: Als ik Sittards spreek proef ik champagne, als ik Hollands spreek proef ik sinaasappelsap. Hoe zit dat bij jou?
“Geen van beide. De reden waarom ik al vroeg uit Limburg weg wilde is het chauvinisme, de verplichte gemeenschapszin, de vanzelfsprekendheid dat je geboortegrond superieur is. Het gaat vaak gepaard met klefheid en rancune. Ik beluister bijna elke dag, zelfs uit de mond van intellectuelen, staaltjes van anti-Hollands ressentiment. Daar kan ik slecht tegen. Mijn identiteit wordt niet bepaald door de plek waar ik toevallig geboren ben. Voor mijn studie heb ik bewust gekozen voor een stad waar ik zo weinig mogelijk Limburgers zou tegenkomen. Dus ging ik naar Amsterdam. Daar kwam ik in een anonieme omgeving terecht waar niet naar mijn geboortepapieren werd gevraagd, waar ik op mijn handelingen werd aangesproken en niet op mijn accent.”
De afgelopen decennia heeft Offermans een imposant oeuvre van essaybundels, monografieën en kinderboeken op zijn naam gebracht. Vorig jaar schreef hij het prachtboekje Waarom ik moet liegen tegen mijn demente moeder, drie maanden geleden verscheen het monumentale Vlek als levenswerk over schilder/dichter Lucebert. Voor NRC Handelsblad schrijft hij vlammende essays waarin hij de verloedering van het onderwijs, de verwaarlozing van de publieke zaak of het dogma van de economische groei aan de kaak stelt. “Omdat ik het belangrijk vind om het daar over te hebben. Voor mij hebben alle kunstuitingen een maatschappelijke implicatie. Als literair criticus heb ik stukken geschreven omdat ik vond dat ze geschreven moesten worden. Vooral over vergeten of verwaarloosde auteurs óf vanwege mijn afwijkende oordeel. Kortom, als ik iets te melden had. Dat doet zich ook voor bij politieke kwesties. Als er in het maatschappelijk debat te weinig vraagtekens worden gezet bij de globalisering, vind ik het een morele verplichting om dat wel te doen. We leven in een dusdanige dramatische, gevaarlijke en spannende tijd – er zullen onwaarschijnlijke catastrofes op ons afkomen – dat het de plicht is van ieder mens om zich te interesseren voor mondiale gebeurtenissen.”
Offermans is er zich van bewust dat door zijn tegendraadse, immer kritische opstelling een beeld van hem kan ontstaan dat niet strookt met de werkelijkheid. “Ik heb een imago van iemand die altijd voor de contramine kiest, en niet losjes maar geharnast door het leven gaat. Toen in 1982 Macht als trauma, mijn essaybundel over de Frankfurter Schule verscheen, dachten collega-leraren van het Bisschoppelijk College in Echt dat zo’n boek nooit door mij geschreven kon zijn. Ik, die altijd acte de présence gaf tijdens schoolfeestjes en zo.”
Onlangs werd hem voor de voeten geworpen zo zelfverzekerd over te komen.
Twijfel je nooit?
De vraag heeft enige tijd door z’n hoofd gespeeld. “Ik vond het een onbegrijpelijke opmerking. Het verbaasde me. Elke zin die ik uitspreek, elke zin die ik opschrijf is bevochten op de twijfel. En dan bedoel ik niet de radicale twijfel die je in neoreligieuze kringen tegenkomt – aan alles twijfelen, daar houd ik niet van.”
Veel mensen worden met het klimmen der jaren milder. Hoe is dat bij jou?
“Over onrecht en wantoestanden in de wereld wind ik me even erg op als vroeger. Je hoort wel eens zeggen: ‘Als je op je twintigste niet links bent heb je geen hart; ben je op je veertigste nog links, dan heb je geen hersens’. Een onzinnige uitspraak. Mijn grondhouding is dezelfde gebleven. Ik ben in de directe omgang wel voorzichtiger geworden in het uiten van kritiek. Als 18-jarige was ik veel directer, nu reageer ik niet onmiddellijk.”
Hoe voorkom je cynisme?
“Door omgang met mensen. Er wordt mij vaak gevraagd waarom ik zo lang voor de klas heb gestaan. Het klinkt misschien ouderwets, maar ik ben ervan overtuigd dat als mensen in gunstiger omstandigheden opgroeien er iets beters uit hen komt. Als je dat niet gelooft, moet je ophouden met denken dat verbetering van de wereld mogelijk is. Mensen zijn beïnvloedbaar, in staat leerprocessen te ondergaan. Ik heb als leraar de meest apathische, inerte, ongeïnteresseerde jongens en meisjes meegemaakt. Treurige grijze blik in de ogen, uitgedoofd op hun achttiende, geen sprankje leven. Hoe kun je die laten opflakkeren? Niet door gedichten van Lucebert voor te lezen, maar door andere dingen met ze te doen. Je moet als leraar tegemoetkomend zijn. Alleen een stevig kennisprogramma werkt niet. Ik wilde ze laten ontdekken dat het leven kansen biedt om het bestaan rijker te maken. Die kun je vinden in de blik van een hond, in de natuur, in een dichtregel of liedje, of in verliefdheid. Ik was tevreden als ik van zo’n dichtgemetseld gezicht een paar oprecht klinkende, vriendelijke woorden had gehoord. Een open blik was voor mij belangrijker dan een 7 voor een proefwerk. Dat maakte mij ook tot een buitenbeentje: cijfers interesseerden mij geen bal. Er waren collega’s die in alle ernst een 7,68 gaven. Dat is van ’n onmetelijke willekeur! Als ik dan in lachen uitbarstte, waren ze hoogst verbaasd.”
Waarna een gloedvol betoog volgt over ons veel te strenge arbeidsethos, de moderne rusteloosheid en het daarmee gepaard gaande gebrek aan tijd voor rust, reflectie en creativiteit, de kwalijke uitwassen van het neoliberalisme en de noodzakelijkheid van een duurzame economie.
Op internet word je beticht van ‘linkse blindheid’. Je zou zelf de rotzooi hebben veroorzaakt, omdat jouw generatie veertig jaar de agenda heeft bepaald.
“Ik ben ongevoelig voor beschuldigingen over ’jouw generatie’. Ik ben in 1945 geboren maar moet ik me daarom solidair voelen met mijn leeftijdsgenoten? Ik ken ook mensen die in de jaren zestig de barricaden beklommen en stenen gooiden naar de politie en nu commissariaten bekleden. Mijn opvattingen zijn sinds mijn achttiende niet wezenlijk veranderd. Ik heb geen bekering doorgemaakt. Ben nooit lid van de CPN geweest en heb nooit met De Waarheid gecolporteerd. Dat vond ik toen al volkomen bezopen en getuigen van een slaafse mentaliteit. Ik ben, als je per se iets wilt, een linkse sociaal-democraat. Maar ik ben nooit partijlid geweest en zal dat ook nooit worden. Zodra er een etiket wordt geplakt moet je maken dat je wegkomt.”
* Cyrille Offermans foto Lesley Feher
* Schilderij van Cyrille Offermans van Peter Bes, te zien in het Letterkundig Museum in Den Haag.