De ziekte van Pfeiffer kwam als een geschenk. Ik was student en had net een verpletterend boek gelezen: De gebroeders Karamazov van Fjodor Dostojewski. Maanden van tijd lagen voor me open en als een razende Raskolnikov stortte ik me op de andere boeken van de Russische schrijver. In die tijd mediteerde ik aan de voeten van een uit Thailand geïmporteerde monnik die sprak over compassion. De compassie van de Boeddha en het mededogen uit de boeken van Dostojewski hielden me op de been in een wereld waarin ik opeens mijn eigen boontjes moest doppen.
Nog steeds zoek ik bij tijd en wijle troost om het allemaal draaglijk te houden. Soms word je erdoor gevonden. Het is dag twee van het festival Musica Sacra in Maastricht en ik hang over een balustrade in een plaatselijk winkelcentrum. Een verdieping lager maakt een ensemble zich op om een stuk van Gavin Bryars te spelen. Die maakte begin jaren zeventig een documentaire over zwervers in Londen. Hij nam een lied op van een dakloze dat de film niet zou halen maar hem niettemin inspireerde muziek bij diens stem te componeren. Die stem klinkt nu op in het winkelcentrum: Jesus blood never failed me – yet – , there’s one thing I know, that he loves me so. Een uur lang dezelfde woorden, als leidraad voor Bryars’ muziek, sommige passanten houden halt en luisteren, anderen halen de schouders op.
“What the fuck is dit?”, roept mijn zoon van twaalf met veel misbaar als hij de stem van de zwerver een dag later op cd in mijn werkkamer hoort. “Muziek geworden Dostojewski”, – maar die houd ik voor mezelf.
EMILE HOLLMAN