Paul Klee blijft een ongrijpbare vreemde vogel. Ook voor BEN VAN MELICK, tot hij naar Düsseldorf ging voor een hernieuwde fysieke confrontatie. Daar ontdekte hij “wat al die mooie plaatjes op internet en in de kunstboeken niet toonden: de wereld in het werk van een kunstenaar die zich van de wereld had afgewend.”
Paul Klee is een sleutelfiguur in de moderne kunst. In de jaren tien van de twintigste eeuw was deze Duitse Zwitser betrokken bij Der Blaue Reiter, de kleurexplosie van de expressionisten in München. In de jaren twintig doceerde hij aan het Bauhaus in Dessau, en begin jaren dertig gaf hij les aan de academie in Düsseldorf tot hij daar in 1933 door de nazi’s op straat werd gezet. Op de reizende Entartete Kunst-tentoonstelling die de nationaalsocialisten samenstelden uit de verderfelijke kunst van die tijd behoorde zijn werk tot het meest verguisde.
Toch is Paul Klee (1879-1940) niet typisch Blaue Reiter of Bauhaus. Hij is wel aangeraakt door de tijdgeest maar niet erdoor bepaald. In 1918 wendde hij zich af van “het slijk van de verschijningswereld” en werkte consequent in zijn eentje in een onvervreemdbaar eigen “beeldschrift”. Teken en betekenis krijgen er een nieuwe inhoud, waarbij onbevangenheid even wezenlijk is als diepere zingeving. Voor de mysticus Klee is de kunst het spel met “de zuivere analyse van lijn, toon en kleur”. Zo gezien is hij het schilderkunstig equivalent van de dichter Paul van Ostaijen (1896-1928), die poëzie beschouwde als “een in het metafysiese geankerd spel met woorden”.
De jaren vijftig brachten Klee wereldfaam. Zijn werk werd exemplarisch voor moderne kunst die niet weergeeft wat al zichtbaar is, maar het ongeziene toont.. Klee was de typische modernist, de veelzijdige, zelfbewuste, experimenterende kunstenaar voor wie vorm het wezen is van de kunst. Een radicaal multi-talent – musicus, intellectueel, theoreticus, schrijver, docent – met een grenzeloze verbeeldingskracht en fantasie, voor surrealisten en velen die in de traditie van de avant-garde werken een blijvende inspiratiebron.
Voor mij bleef deze duivelskunstenaar een vreemde, ongrijpbare vogel in het pandemonium van de moderne kunst. Unieke en betekenisvolle kunst – die in mij niets losmaakte. De kunstenaar was een anonymus: hij figureerde niet in een verhaal of theorie, zoals bijvoorbeeld Mondriaan of Kandinsky. Hartstocht, angst, ontheemding, woede of verbijstering, ik zag ze niet in dit “perpetuum mobile van kleurvlakken, lijnen en tekens”.
Maar, ik kende het werk eigenlijk alleen van plaatjes, van geïsoleerde schilderijen in de collecties van musea. Ik dwaalde wel eens door een Klee-expo, struinend over het internet vergaap ik me nog altijd aan trefzekerheid en kleurenpracht en door de complexe analyses die het werk zin en betekenis geven, begrijp ik de kunsthistorische relevantie van de kunstenaar. Maar een tot mijn verbeelding sprekende kunstenaarspersoonlijkheid werd hij niet. En van zijn dagboeken had ik geen weet.
Deze zomer las ik in Cyrille Offermans’ Een iets beschuttere plek misschien behartenswaardige pagina’s over Klee’s tekeningen in relatie tot kindertekeningen, waaraan in de literatuur bij voortduring gerefereerd wordt. Het was aanleiding om eindelijk zijn Klee-studie Een evenwichtskunstenaar uit 1989 eens goed te lezen. Als deskundige bewonderaar gidst Offermans je door het werk als was het literatuur. Hij ‘leest’ met name de tekeningen, naar een zinvolle betekenis. Klee’s ideeën over moderne kunst en levensdata zet hij in als argumenten. Een eye opener, vooral ook omdat hij de anekdotische titels die de kunstenaar aan zijn werken gaf uitdrukkelijk meeneemt in zijn interpretaties. Ik begon het te zien – maar nog niet met eigen ogen. En Offermans is een verleidelijke gids, de verrassende terzijdes brengen de kunstenaar tot leven. Dat Klee een bewonderaar was van Multatuli’s Max Havelaar en de Minnebrieven is een saillant detail en betekenisvol.
Paul Klee. Eine Sammlung auf Reisen in K20 in Düsseldorf was voor mij een uitdaging, eerder dan een proef op de som. Het is een kleine overzichtsexpositie van zo’n honderd representatieve werken, een fractie van de meer dan 9000 die Klee, nauwgezet gedocumenteerd, naliet. De schilderijen en tekeningen zijn begin jaren zestig door een kunstverzamelaar aan de stad geschonken. Sindsdien reist de collectie door de wereld als een soort Wiedergutmachung van de stad vanwege Klee’s ontslag als professor aan de academie. ‘In der Düsseldorfer Kunstakademie wird aufgeräumt!’ luidde een krantenkop in 1933.
Ik betrad de donkere zaaltjes in het museum enigszins opgewonden. Wat ging ik ervan vinden? Bladerend in de tentoonstellingsdocumentatie ontdekte ik in een Elsevier uit 1973 de verleidelijk heldere visie van kunstcriticus Ron Kaal: “Je hoeft je niet in dit werk te verdiepen om het naar waarde te schatten, het is puur grafisch. Dame en mode is een goed schilderij, niet omdat het iets zegt of afbeeldt, maar omdat de verdeling van de ruimte, van wat binnen is en buiten, de afwisseling van rechte en ronde vormen geslaagd is, omdat de kleur het geheel in evenwicht houdt en vooral omdat het gerealiseerd is met een minimum aan middelen. Tenslotte gaat het in de moderne kunst om de vorm en Klee laat zien waarom.” Geruststellend – maar nog steeds onvolledig.
Aanvankelijk zag ik niets nieuws. Maar de compacte presentatie en de nagenoeg lege zalen stimuleerden lang en onderzoekend kijken. Gaandeweg ging mij een licht op. Ik begon te zien wat al die mooie plaatjes op internet en in de kunstboeken niet toonden. Ik ontdekte de wereld in het werk van een kunstenaar die zich van de wereld had afgewend: “het slijk van de verschijningswereld” zat in de textuur van de tekeningen en schilderijen. De vouwen en bobbels in het papier, de scheuren, de vegen, vervagende lijnen, het kwetsbare materiaal, grove ondergrond, jute, karton, het bewerkte doek, dubbeldikke verflagen, de passe-partouts en lijsten, het aangewende gereedschap: rauwheid en ruwte.
Ik voelde me omringd door de kwetsbare artefacten van een hartstochtelijk maar onvervuld kunstenaarsleven. Dit was geen werk dat wilde behagen in spel en schoonheid, dit was bloedserieus verzet. De tekeningen, aquarellen en schilderijen waren naast alles wat ik gelezen en begrepen had ook en vooral een neerslag van het gevecht om de kunst. Hoe als kunstenaar en intellectueel te werken in een interbellum, in een turbulent tijdsgewricht waarin beschaving aangevreten wordt en mensenlevens niet tellen. Voortdurend twijfel. Hoe werkelijkheid en theorie, perfectie en gebrek, te vervlechten in een wereld waarin schoonheid, zoals de dichter Lucebert het decennia later formuleerde, haar gezicht heeft verbrand.
Ondanks tekentalent en de verbeeldingskracht verried zich hier het menselijk tekort. Niet alleen als het fundamentele falen van de kritische kunstenaar die zijn positie moet bepalen, maar ook in een poging adequate kunst te maken. Geen wonder dat Klee in de mystiek verzeilde om zich staande te kunnen houden. Geen wonder dat de uitgebreide verhalende, ‘verklarende’ titels in hun bizarre anekdote en ironische toonzetting een essentieel deel van de betekenis van het kunstwerk zijn: verklaring, relativering en ontkenning in een.
Dit was geen kunstenaar “die de lijn mee uit wandelen neemt”.
Ik had mijn verhaal gevonden.
Is Paul Klee dan toch door de tijdgeest bepaald? Er is meer dat in die richting wijst. Als echte avant-garde kunst vertegenwoordigt zijn werk op geen enkele manier de esthetica van de burgerlijke traditie. Het onttrekt zich aan de eisen van de markt. Perfectie is uit den boze. Het maakproces blijft zichtbaar.
De wijze waarop Klee consequent en nauwgezet alles wat hij maakt, nummert en categoriseert, hoe hij scheurt en snijdt aan wat aanvankelijk klaar en af lijkt en vervolgens de stukken apart rubriceert, geeft aan dat zijn kunst ‘work in progress’ is. Zij blijft de sporen dragen van het zoeken, het maken; het experiment blijft zichtbaar. En daar is ook de maker zichtbaar. Deze ‘moderne’ kunst is kwetsbaar, ze verheft zich niet boven zijn maker.
De presence van de kunstenaar die ik zo miste in de plaatjes vond ik hier op deze tentoonstelling. De fysieke confrontatie in het museum was essentieel. De interpretaties van Offermans, de visie van Kaal, ik had ze niet meer nodig. Maar in het kielzog van mijn ‘verhaal’ dook een probleem op. Had ik deze kunst in mijn zienswijze gereduceerd tot representatie van de tijdgeest?
Je kunt je afvragen of “het slijk van de verschijningswereld” waar Klee zich vanaf wendt, niet evenzeer kleeft aan de kunst van zijn moderne tijdgenoten. Wendt hij zich ook niet af van hun in beelden vertaald engagement dat de tijdgeest reproduceert? Is het wezenlijke van Klee niet de escape uit de wereld überhaupt? Enerzijds als mysticus, anderzijds als speler, zoals Paul van Ostaijen. Schemert niet in alle seriositeit de plaaggeest, het spel, de ironie, die helder maakt dat niets perfect is en wat het schijnt te zijn, en toch schoonheid kan vertegenwoordigen?
Een vraag is geen antwoord, maar vanuit dit perspectief begrijp ik de poëtisch boodschap van Lucebert wiens eerste bundel apocrief/de analfabetische mens (1952) afsloot met het gedicht ‘klee’.
in het verheugde venster geuren de gekleurde vruchten van de dingen
in de rust geuren de huid het hart geuren de ogen en mond
het hart kust zijn venster
de huid ontsluit zich
de ogen kijken naar buiten
waar de mond wuift naar boven
overal bloeien de mensen wuivende bloemen geurige huizen
zij evenaren de aarde
zij vliegen in ronde en gebogen vruchten door het hoge hoofd van de lucht
zuchten als de huivrende watervallen zij zingen
in spiegelgladde cirkels
zo ontwiklen zij de wereld:
de brandende draad van de geurende aarde loopt langs het gekleurde raam van de mensen
Die brandende draad van de geurende aarde is de ware aard van de lijn die de kunstenaar Paul Klee mee uit wandelen neemt. De kunstenaar die zoekt naar hoe te verbeelden wat de dingen levend en vitaal maakt in een kapotte wereld. Ik moet zijn dagboeken induiken en zijn Engelen, Klee’s concrete tot lijn gereduceerde verbinding tussen idee en werkelijkheid, opnieuw en grondig bekijken, ook al is het op plaatjes.
Paul Klee. Eine Sammlung auf Reisen, van 13 oktober t/m 10 maart in K20 in Düsseldorf. kunstsammlung.de
Museum Global en Ludwig Forum
Wie iets wil begrijpen van de impact of juist het gebrek aan impact van de West-Europese avant-garde op de kunst elders in de wereld moet in K20 beslist de zalen van het Museum Global bezoeken. Wie de voortdurende crisis in de kunst wil duiden, neemt de tijd voor het videogesprek uit 1974 met curator Werner Schmalenbach.
Wie de nieuwe kunst in een andere dimensie wil beleven, de volgende stappen in het denken van de 20e-eeuwse kunstenaar wil meemaken, rijdt nog even door naar Aken waar in het Ludwig Forum de compacte, informatieve en tot tegenspraak stemmende expositie Die Erfindung der neuen Wilden te zien is.