Op een zaterdag als deze kan het galactisch stil zijn, constateert WIDO SMEETS. ‘Hou je je adem in, dan hoor je het ruisen van je bloed.’
De stilte van de zaterdagochtend kan weldadig zijn. Ik lees in kranten en boeken, en ik schrijf. Brieven (denk aan: mails, niets om u ongerust over te maken dus) en uit het niets opdoemende stukjes, zoals dit. Ik doe het, in genadige afwisseling, de hele dag.
En verder? Verder niks.
Sinds de lockdown lijkt elke dag een zaterdag. Soms is het hier zo galactisch stil dat ik mijn eigen adem hoor. Buiten is het, allicht, ook stil. Een schreeuw in de verte laat me schrikken, net als een passerende auto, vast een pakketbezorger. In dit dorp gebeurt nooit iets. Van pandemische angst is geen sprake, nu het leven een paar weken is stilgezet. Het is hier nooit anders geweest.
Veel mensen, de meeste, denk ik wel eens, praten om de stilte weg te houden. Als ze zijn uitgepraat, willen ze iets horen; andere mensen, de straat, winkelgeluiden, muziek. Alles om de stilte te weren.
De stilte heeft gradaties, in mijn oren toch zeker. Als alle geluid is weggeëbd hoor je hoge tonen. Niet uit een bepaalde richting, maar van overal. Alsof het gehoor moet wennen aan het vertrokken geluid. Na een tijdje valt ook die pieptoon weg. Hou je je adem in, dan hoor je het ruisen van je bloed.
Op een foto van Martin Parr, de vorige maand door dolende BLM’ers uit het openbare leven geknuppelde Britse fotograaf, zit een echtpaar op leeftijd aan een tafeltje in een cafetaria. Man en vrouw kijken zwijgend langs elkaar heen. Het is een stilstaand beeld, toch weten we het zeker: ze hebben elkaar niets meer te zeggen. Een verdorde relatie zonder toekomst.
Het genie van deze foto, het genie van Martin Parr, is dat we dat niet weten. We leggen onze gedeformeerde gedachten in het beeld. We kunnen ook de andere kant op gissen. Misschien houden ze zo veel van elkaar dat ze genoeg hebben aan het samenzijn. Dat ze geen verspilde woorden meer nodig hebben. Being there volstaat.
Laatst, het was geen zaterdag, zat ik tegenover een vrouw, een prachtige vrouw. Er viel een stilte, met wederzijds goedvinden, kennelijk grepen onze behoeften in elkaar – toch zeker dat moment. De stilte was overweldigend, als een duizendkoppig koor. Nu ik eraan terugdenk komen de beelden als bij vingerknip terug. De ogen waren zo druk dat er geen gedachten werden opgeslagen.
Nu, hier, alleen aan tafel, op zaterdagochtend, wordt de stilte verbroken door een cirkelzaag. Het is 11.16 uur. Na een minuut of tien houdt de zaag op en neemt het ancièn regime het weer over. In de verte maakt een bouwkraan een trage, geluidloze cirkel in de lucht. Ook beunhazen gedijen bij de stilte.
De vraag is of de stilte sterk genoeg zal zijn, de komende week. Hier in het dorp zal het meevallen, de mensen zijn wel wat gewend. Maar verder weg? Voor menigeen, zo vrees ik, wordt de stilte ondraaglijk, de hunkering naar herrie en lawaai te groot.
Tot het zo ver is, luister ik naar de stilte. Zo meteen klap ik de laptop dicht en lees verder waar ik was gebleven. Straks zet ik een plaat op, een compact disc, misschien vinyl. De cantates van Bach. Serpentine Prison van Matt Berninger. Of Free van Joost Lijbaart.
En verder? Verder niks.
WIDO SMEETS