Altijd afgevraagd: hoe ziet een prepper er in het echt uit. Tot hij vorige week voor me stond. Jonas is de nieuwe huisgenoot van mijn goede vriend Benjamin. Ik was op bezoek toen Jonas in een verhuiswagen arriveerde. “Natuurlijk helpen we je met uitladen!” Jonas trok de zijdeur van het busje open: op een stapeltje kastdeuren en een matras troonden tientallen pallets met conserven. 

“Dit is dus een prepper,” dacht ik terwijl ik de tiende doos met sardienen, mais en erwtjes naar binnen droeg. Op de vraag waarom hij deze indrukwekkende voorraad had aangelegd, mompelde Jonas iets van stijgende prijzen. 

Je voorbereiden op een ramp of een crisis, voor mij is het niet weggelegd. Niet dat ik geen urgentie voel. Ik ben 36 jaar oud en ook ik hoor de klok tikken – en dan bedoel ik niet die van het moederschap. Die klok is er natuurlijk ook, al wordt die genadeloos overstemd. 

Ik zit namelijk in een overvolle klokkenwinkel. Hierin dragen carrière, zelfverwezenlijking, sociaal netwerk, pensioen en arbeidsongeschiktheidsverzekering ieder hun eigen uurwerk bij. De grootste klok in de kamer heet ‘het einde van de mens’, en staat er op zijn minst sinds 1972, toen de Club van Rome het rapport Grenzen aan de groei publiceerde. Met andere woorden, ik realiseer me dat de mensheid met vaste tred richting afgrond beweegt, en tóch slaag ik er nog te vaak in om die grote klok te negeren. 

Één van de zes VPRO-Zomergasten aan de tafel van Janine Abbring was dit jaar Sandra Phlippen. Als hoofdeconoom bij ABN Amro maakt ze berekeningen over rampscenario’s en is daarom goed op de hoogte van actuele klimaatprognoses. Bijna terloops haalde ze een berekening uit het laatste IPPC-rapport aan: bij een opwarming van de aarde van drie graden komen in Zuid-Europa twee derde van de mensen zonder drinkwater te zitten. Oef. Uit mijn grote ‘het einde van de mens’-klok schoot een gillende koekoek.

Even later vertelde Phlippen dat hypotheken op huizen binnenkort extra geïndexeerd worden als het vastgoed in een overstromingsgebied staat. Waarschijnlijk maakte elke kijker toen zijn persoonlijke rekensom. In mijn geval gaat dat vlug, ik heb vastgoed noch hypotheek. En toch, tijdens mijn zoektocht naar een huurappartement, een jaar geleden, sloot ik bij voorbaat alle adressen uit die te dicht bij een rivier liggen. Ik ben dan misschien geen prepper, berekenend ben ik wel. Ik nam een hele rits criteria mee in mijn zoektocht: een groen energielabel, de nabijheid van meerdere treinstations, culturele instellingen op loopafstand. En weg van de rivier, dus.

Laatst keek ik naar een debat over de toekomst van het theater, georganiseerd door het Berliner Theatertreffen. Alle panelleden waren het erover eens dat theater duurzamer moet worden. Bijvoorbeeld door de jury van zo’n festival niet meer naar een voorstelling te laten vliegen, binnen Duitsland kan dat immers prima met de trein. Ze waren het er ook over eens dat je nog steeds internationale artiesten mag uitnodigen. Laat ze komen, maar dan voor een tournee, niet voor één voorstelling. 

Als cultureel publiek zal je dus je woonplek moeten zoeken waar de slimste programmeurs en de meeste instellingen zitten. Ik dacht dat ik goed zat. Laatst nog, toen ik met kippenvel en een gelukstraantje in mijn ooghoek naar Beethovens Septett luisterde, bij het Orlando Festival in Kerkrade. 

Maandagavond maakte het festival bekend dat het na veertig jaar geen toekomst meer ziet in Limburg. Ik las het persbericht, zuchtte diep en zette de plaat met het Septett op. Die, en nog twee Beethoven-boxen had ik, in een onheilspellend voorgevoel, dan toch maar mooi geprept.