Oud en nieuw in Vroenhoven

Parkeren is geen probleem in Kanne, het literair festival zal geen volksstammen op de been brengen. In een partytent krijg ik een oranje polsbandje dat me toegang verschaft tot de voordrachten en lezingen. Op het plein aan de overkant wachten met zeil afgedekte kermisattracties op onthulling. De muze krijgt nog concurrentie vandaag.
“De nieuwe brug bij Vroenhoven, je bent ervoor of je bent ertegen”, geeft kunstenaar Jozef Legrand aan het begin van zijn lezing alvast een schot voor de boeg. Hij is mede-ontwerper van de nieuwe brug over het Albertkanaal, aan de rijksweg Maastricht-Tongeren. Twee jaar geleden kreeg Kanne, een boogscheut verderop, al een nieuwe brug. Het kanaal moet worden verbreed, nu is Vroenhoven aan de beurt.
Niet zonder verzet, want de oude brug was historisch. Hier begon voor België de Tweede Wereldoorlog, hier staken de Duitsers op 10 mei 1940 de grens over, eerst met vliegtuigen, toen met rollend materieel. Over de ongedeerde brug bij Vroenhoven – het Albertkanaal ligt hier pal op de grens. Het is nog steeds een mysterie waarom het Belgisch leger er niet in slaagde de karakteristieke brug met haar betonnen boog, pijlers en dito hekwerk te laten ploffen.
Op 9 januari 2009 lukte het wél. Het betonnen monument moest plaats maken voor een stalen brug, waarvan de bouw volgend jaar zomer zal zijn afgerond.
De nieuwe brug moet volgens Legrand, een in Berlijn wonende Vlaamse kunstenaar, de verhalen van de oude brug in leven houden. “Als de laatste ooggetuigen uit 1940 dood zijn, wordt deze plek nog belangrijker.” Vandaar dat zijn ontwerp niet alleen een verbinding is tussen twee oevers, maar ook een “verhaallijn door het landschap en zijn geschiedenis.” Om dat te schragen komt in de kanaalwand onder het bruggenhoofd aan Belgische kant een museum, een café-restaurant, een amfitheater en een klimmuur. Bekroond met een oude betonnen bunker, symbool van de oude Belgische verdedigingslinie. Door dit nieuwe complex, zo voorspelt Legrand, wordt Vroenhoven voor de Tweede Wereldoorlog hetzelfde als Ieper voor de Eerste.
Aan de Belgische oever wordt de brug aan twee zijden geflankeerd door twee naar binnen hellende constructies. “Een stevig bruggenhoofd”, zegt de ontwerper. Aan Maastrichtse kant wordt de constructie steeds ijler, uitmondend in niet veel meer dan een stalen plaat, “een uitgestoken hand naar de buren.” Los van alle symboliek is hier sprake van een staaltje 21e eeuwse ingenieurskunst: de 150 meter lange stalen overspanning weegt net zo veel als de betonnen bunker van negen bij negen meter die ernaast staat.
Voor veel omwonenden weegt het verlies van de archetypische brug uit 1935 niet op tegen de met symboliek behangen opvolger. “Ik vind deze brug geen kunst”, zegt een van de aanwezigen tijdens Legrands lezing in Kanne, “want ze is niet mooi.”
Mijn vraag of het museum bij de brug ook aandacht besteedt aan het literaire ooggetuigenverslag van Louis-Paul Boon van de Duitse inval, te lezen in Mijn kleine oorlog, lijkt Legrand te verrassen. De kunstenaar die zo’n punt maakt van de genius loci van brug en omgeving verschuilt zich achter de ‘bouwheer’ van het project die meer ervaring zou hebben met sluizen, bruggen en jaagpaden dan met musea.
Zoveel is zeker: de oude brug was een monument vanwege de geschiedenis die ze met zich meedroeg. De nieuwe moet er nog een worden. Maar een historische plek komt niet alleen tot leven door een constructie en een betonnen complex. Die nestelt zich in de hoofden van de mensen door de verhalen van ooggetuigen. Zeker als ze komen van mensen als Louis-Paul Boon, die ze ook nog voor ons opschreef.

WIDO SMEETS

De nieuwe brug bij Vroenhoven. foto Zuiderlucht