Biografie van de stad

BERLIJN – Nederlanders en cultureel erfgoed, het blijft een moeizame relatie. Als twee van ’s lands belangrijkste musea tien jaar in de steigers staan, besluit de politiek doodleuk dat er een nieuw museum moet komen. Een historisch museum, want dat schijnt goed te zijn voor onze nationale identiteit.
Die identiteit is kennelijk niet zo eenduidig als gedacht, want de net benoemde directie van dat Nationaal Historisch Museum wil veranderen van locatie en invulling. Politici boos: bestuurders zijn niet alleen verzot op nieuwbouw, maar willen er ook graag hun naam aan verbonden zien – en niet die van twee directeurtjes, ook al zijn het historici. Die op hun beurt weer te veel ijdeltuit zijn om te zeggen dat zo’n museum nergens voor nodig is als Nederland zijn cultureel erfgoed op orde houdt en onze kinderen deugdelijk geschiedenisonderwijs voorschotelt.
Maar áls zo’n historisch museum (ooit hadden we daar het Rijksmuseum voor) er moet komen, stop je het niet in een nieuw gebouw – zeker niet naar een ontwerp dat te onnozel is voor woorden. Dan kies je een gebouw met net zoveel patina als de verhalen die je er wil gaan vertellen.
De mooiste musea die de laatste tijd de deuren openden, zijn oude gebouwen met een verhaal. In Brussel werd een bierbrouwerij verbouwd tot Wiels, podium voor hedendaagse kunst, inclusief ateliers voor artists in residence. Wie niet van nostalgisch restaureren houdt, kan terecht in C|O Berlin, het gestripte hoofdpostkantoor aan de Oranienburgerstrasse. Twee voorbeelden uit twee steden, je kunt twintig voorbeelden noemen uit twintig steden, honderd uit honderd: oude gebouwen die de biografie van de stad vertellen worden overal gekoesterd.
In dat mysterieuze Wiels-gebouw in Brussel vond Against the Day, een solo-expositie van Luc Tuymans, een perfecte omgeving. En de verveloze ruimten in C|O Berlin, inclusief de onaangeroerde gymnastiekzaal voor postbeambten uit het Hitler-tijdperk, vormden dit voorjaar een droomdecor voor de foto’s van Annie Leibowitz.
Het idee dat de stad zijn eigen biografie vertelt, is nog niet overal geland. Venlo verpest liever een stadspark door de nieuwbouw voor een Tajiri-museum, terwijl het stadsbestuur nog geen kilometer verderop het Nedinsco-complex, met Bauhaus-architectuur uit de jaren twintig, willens en wetens in elkaar laat zakken. De ironie wil dat Nedinsco wonder boven wonder gespaard bleef toen Venlo in 1944 voor driekwart werd weggebombardeerd.
In Maastricht moet het gezichtbepalende Landbouwbelang wijken voor alweer een sterrenhotel. Terwijl het gebouw een ruimte herbergt die – lang leve de verbeelding – doet denken aan de turbinehal van Tate Modern in Londen. Ze blijft intrigeren, die moeizame relatie tussen Nederlanders en hun cultureel erfgoed.

Wiels in Brussel. Zo zou Nedinsco eruit kunnen zien.