Achter het complex waar ik woon ligt een grasveld waar gemeente noch eigenaar zich verantwoordelijk voor voelt. Toen de huurdersvereniging daar kortgeleden een zaak van maakte, bleek er ineens een polderlandse oplossing voorhanden: het gras wordt voortaan periodiek en budgetneutraal gekort door een kudde schapen.
Vanaf vier hoog achter mag ik graag naar de gedragingen van deze dieren kijken. Toen ik laatst een interview met de Wit-Russische cyberdeskundige Evgeny Morozov had gelezen, en mijn gedachten daarover vanaf de vierde verdieping over het blatende grasveld liet gaan, zag ik dat de dieren een slingerend spoor over de weide hadden getrokken. Het begon op een volstrekt willekeurige plek, en eindigde bij de waterbak. Het begin van het pad mocht van enig toeval getuigen, het eindpunt deed dat niet.
Evgeny Morozov, auteur van het boek The Net Delusion, vindt dat Westerse media een ongezonde fascinatie hebben voor Arabische bloggers en twitteraars; ongezond omdat het nog maar de vraag is of die nieuwe media zo’n grote rol hebben gespeeld in de revoltes in die gebieden. Het is nog enkele decennia te vroeg om daar conclusies aan te verbinden. Historici zijn nog bezig om de mechanismen te ontwaren achter de Val van de Muur, een vergelijkbare kettingreactie in een tijd dat internet nog een speeltje van het Amerikaanse leger was. Morozovs twijfels tref je niet aan onder de gelovigen – en dan bedoel ik niet de moslims, maar de aanhangers van de ‘social media’. Wie daar instapt, maakt deel uit van een community (een gemeenschap – maar dat klinkt niet flashy genoeg) die hier en daar verschijningsvormen van een sekte aanneemt. Wie niet meedoet, is een outcast. Wie wél meedoet, komt er nooit meer vanaf. “You can check out any time you like, but you can never leave.”
Ook journalisten duiken gretig in facebook en twitter om vanuit de cyberspace de toestand in de wereld te verklaren. Enthousiast juichen ze mee met de hoofdpersonen van genoemde twitter- en facebookrevoltes. Morozov: “Het is een verhaal dat een groot westers publiek aanspreekt, met optimisme en vooruitgangsgeloof. Zie je, techniek maakt de wereld beter. Om dit verhaal te vertellen heb je geen kennis nodig van soenni’s en soefi’s. Iedereen die beweert te weten welke rol de sociale media hebben gespeeld in de Egyptische en Tunesische opstanden, is een charlatan.”
Nieuw is zijn kritiek niet. Een half jaar geleden zei Walter Lacqueur, de éminence grise onder de Amerikaanse commentatoren: “Twitter was inderdaad handig om grote groepen te mobiliseren, maar het veranderde niets aan de lokale feiten en de mentaliteit van de mensen – meestal preekte het voor eigen parochie.” Uiteindelijk kan het wel eens zo zijn, vermoedt Lacqueur, dat de social media “in arme, onderbevolkte landen als Egypte en Jemen niet leiden tot vrijheid en democratie, maar tot chaos en wanhoop.”
Morozov (26) en Lacqueur (90) zijn niet de enigen die vraagtekens zetten bij de hosannastemming rond de social media. Terwijl het aantal spijtoptanten in het leger van bloggers en twitteraars groeit, heeft ook Dick Costolo, het opperhoofd van Twitter, zijn twijfels. In de International Herald Tribune las ik laatst dat hij zou hebben “toegegeven” (sic) niet exact te weten waar Twitter goed voor is. Het verhaal lijkt rijp voor een Hollywood-scenario: rijk worden aan iets waar de halve mensheid achteraan loopt terwijl je als bedenker geen flauw idee hebt wat het voorstelt.
Twitter en facebook is voor tachtig procent gebedel om aandacht en bevestiging. Maar maar kun je die niet beter dichter bij huis zoeken, bijvoorbeeld bij het handjevol volgers die we vroeger intimi noemden? De social media weerspiegelen onze eendrachtig gedragen eenzaamheid; de anonieme vuilspuiterij die ermee gepaard gaat geldt als een geaccepteerde aberratie. Ooit gerespecteerde kranten maken goede sier met de oprispingen van het bloggende lompenproletariaat. Bij cultuurcriticus Bas Heijne las ik het vermoeden dat al die malloten die ons digitaal bekotsen over het islamitisch complot, subsidieslurpende kunstenaars en luie Grieken, eigenlijk brave burgers zijn die hunkeren naar een gemeenschap. In de echte wereld vinden ze die niet. En in hun eenzame eentje achter de computer, hoewel hun community daar de ganse globe omspant, evenmin.
Zo sta ik dan een minuut of twintig op mijn balkon te peinzen, met beneden een kudde herkauwende schapen, als er een paar landrovers met trailer arriveren. Border collies vliegen eruit en drijven de meute bijeen. Hup, inladen, op weg naar een plek waar het gras groener is. Eendrachtig hobbelen de dieren over het zelf geëffende paadje richting waterbak. Wat achterblijft is een kaalgevreten, volgescheten grasveld waar vliegeren, een balletje trappen, frisbeeën, een boek lezen of simpelweg in de zon zitten onmogelijk is. Ik begrijp niet dat de huurdersvereniging dit pikt.