En verder geen gedoe

De dag nadat Pierre Huyskens overleed, november vorig jaar, kreeg ik een boek in handen over leven en werk van Cor Deneer. Het woei hard die dag, de laatste bladeren lieten los. Het boek over Cor Deneer heet De herfst trok dieper het land in.
Pierre Huyskens en Cor Deneer waren journalist, en allebei geboortig van Wessem. Of ze elkaar ooit ontmoet hebben, weet ik niet. Deneer was van een andere generatie, hij stierf in 1976. Beiden hielden van het goede leven, maar hoe verschillend verliep hun loopbaan. Huyskens trok weg uit de provincie, Deneer bleef op zijn post. In Venlo, als chef-redacteur bij het Dagblad voor Noord-Limburg. Het was de typisch Maaslandse bescheidenheid die hem daarbij parten speelde, lees ik in De herfst trok dieper het land in. Huyskens had daar geen last van. Hij trok naar de Randstad, werd een soort opinieleider, nimmer verlegen om een mening.
Ook Deneer had uitgesproken standpunten, maar was geen betweter. Hij boetseerde zijn intellectuele introvertheid tot een cartesiaans engagement: de beredeneerde twijfel was zijn enige zekerheid. Zo scheef hij zijn zaterdagse rubriek De zesde dag, beschouwingen over een samenleving die wel wat humaner mocht. En af en toe een gedicht, met Kerstmis, of op Goede Vrijdag. Meestal onaangekondigd, na een een-tweetje met de mensen van de zetterij.
Toen hij 25 jaar bij de krant was, kwamen de burgemeester en zijn gevolg hem feliciteren. Het waren dezelfde KVP-bazen die enkele jaren later de kroon op zijn werk, het hoofdredacteurschap, zouden blokkeren. Niet veel later stierf hij.

De foto’s van Deneer in De herfst trok dieper het land in laten een Jorens Ivens-achtig hoofd zien met een grijze kuif, een vorsende blik achter een zware hoornen bril. Hij droeg een zwierig strikje of een existentialistische coltrui. Een journalist kleedde zich toen nog als artiest.
Cor Deneer was geen toegankelijk man, hij kon beter luisteren dan praten. Is dat ook typisch Maaslandse bescheidenheid? Hij hield van een stille hiërarchie, conflicten ging hij uit de weg. Vriendschappen liet hij zich niet opdringen, “hij bepaalde zelf met wie hij wilde verkeren”, lees ik in het boek. Ook voor zijn directe omgeving bleef hij een raadsel. Het mengsel van levenslust, melancholie, vakmanschap en dichterlijkheid maakte hem ongrijpbaar.
Zijn belezenheid had van Deneer een bescheiden man gemaakt. Een opinieleider à la Huyskens, dat was niks voor hem. Zijn kritiek was altijd mild. Hij kon spotten zonder te kwetsen, kolderen zonder onbeschoft te worden.
Aan zijn geboortedorp Wessem bleef hij zijn leven lang verslingerd. Hij had bewondering hoe in het naburige Thorn op professionele wijze muziek werd gemaakt, maar de dorpsvete die eraan ten grondslag lag, vond hij bespottelijk. Voor goede muziek kon je net zo goed doorrijden naar Wessem, wist hij. Daar heette de harmonie gewoon Eendracht Maakt Macht. Daar deden ze hun ding. En verder geen gedoe.

Het gedicht ‘Misschien…’ van Cor Deneer staat deze maand in Perron Poëzie, zie pagina..