Met zijn linkerhand ondersteunt Terry zijn rechter wanneer hij me begroet. Sorry, zegt hij, gisteren uit een boom gevallen. “Had eigenlijk naar het ziekenhuis moeten gaan, maar ik denk niet dat er iets is gebroken.”

Terry is hoofd van een school in Liverpool. Deze week voor Pasen gebruikt hij om zijn zomerhuisje op orde te krijgen. Dat valt niet altijd mee. Vorig jaar heeft hij een leger van miljoenen mieren moeten verslaan, die het hadden gemunt op de houten dakconstructie van zijn huis. Het dak moest eraf, een deel van de balken vernieuwd. Dit voorjaar wil het gras niet groeien. “En mijn vrouw wil een gazonnetje zoals de buurman heeft…”

Terry’s dochter doet eindexamen en wil internationaal recht gaan studeren. En ze is erg goed in talen, spreekt Frans en Duits. Misschien wordt het de universiteit van Maastricht. Of ik hem bij kan praten.

Waarom niet. We wisselen wat algemeenheden uit, over meertalig onderwijs, het internationale karakter van de universiteit, de stad en het omringende buitenland. Terry ziet het wel zitten, ooit was hij in Valkenburg. “Het is een atypisch gebied voor Nederland”, weet hij, “een beetje hilly.” Wat toch weer anders klinkt dan ‘heuvelachtig’.

Diezelfde avond kom ik met iemand te spreken over een internationaal congres over kernfysica – nog zo’n terrein waar ik geen nano verstand van heb. De voertaal tijdens het congres is Engels. Na de eerste dag klaagt een van de aanwezigen dat de lezingen van de twee native speakers, een Brit en een Amerikaan, zo moeilijk te volgen zijn. Ze gebruiken het hele palet aan nuances en dubbele bodems die hun moerstaal te bieden heeft, terwijl de anderen zich behelpen met een eendimensionale light version Engels. Ook de actieve taalbeheersing valt niet mee. ”They don’t speak english”, klaagt de Brit, “they speak worldish”.

Dát was ik Terry vergeten te vertellen, in de tuin van zijn zomerhuisje, dat in Maastricht geen Engels wordt gesproken maar worldish. In maart organiseerde de provincie Limburg een bijeenkomst voor ondernemers over Via 2018, de Maastrichtse ambitie om Culturele Hoofdstad van Europa te worden. De voertaal was worldish, zeg maar gerust steenkolenengels. Er waren drie interessante sprekers, niet toevallig van twee Engelsen die hun moerstaal spraken en een Duitse Europarlementariër die er terecht vanuit ging dat in een internationale stad als Maastricht haar Duits beter begrepen zal worden dan haar worldish. Voor de andere sprekers was het Engels dat ze hanteerden hun tweede (of derde) taal: hun woorden hadden kraak noch smaak, geen nuances, geen ironie, geen humor.

Overigens vroeg ik Terry wel naar zijn ervaringen met Liverpool als Culturele Hoofdstad van Europa in 2008. “Het heeft de stad gered van de recessie”, zegt hij. “Niet dat we er geen last van hebben, maar minder dan andere steden. Sinds 2008 zijn de mensen beter gemutst, hebben meer zelfvertrouwen. Het beklijft ook. De stad staat vol met bouwkranen, da’s altijd een goed teken, bouwkranen. Vergeleken met vijf jaar geleden is Liverpool een andere plaats geworden”, zegt hij wanneer hij een tweede kop thee inschenkt. Met melk.