Eigenlijk is het onmogelijke klus. IBA Parkstad is nog te veel in beweging om iets vast te leggen in een tentoonstelling. Toch wil IBA meets IBA Parkstad de eerste actuele ontwikkelingen laten zien. Tegen een decor van de IBA-erfenis, goed voor ruim een eeuw vernieuwing in wonen, werken en vrije tijd.
Tekeningen, foto’s, maquettes en teksten van de eerdere edities van de Internationale Bau Ausstellung laten zien hoe veelvormig de IBA door de jaren heen was. Ze zijn er om aan te geven waar de verwantschappen en de verschillen tussen de diverse edities zitten.
In de beginjaren van het evenement draaide het bij de Internationale Bau Ausstellung – de naam zegt het al – om bouwen. Het was groothertog Ernst-Ludwig van Hessen (1868-1937) die de basis legde voor wat water de IBA zou worden. De hertog stamde uit een roemrijk geslacht met een grote geschiedenis. Zijn zus Alix was (naar later bleek de laatste) tsarina in het tamelijk archaïsche Rusland; zelf richtte Ernst-Ludwig de blik liever op de toekomst. De maatschappij veranderde in rap tempo. Een van de meest in het oog lopende ontwikkelingen was de razendsnelle urbanisering. Het inwoneraantal van de steden in Duitsland verdubbelde tussen 1870 en 1900. Hoe gaf je al die mensen een fatsoenlijke plaats?
In 1899 stichtte de groothertog een kunstenaarskolonie op de Mathildenhöhe bij Darmstadt. “Mein Hessenland blühe und in ihm die Kunst”, luidde zijn motto.
Kunstenaars uit verschillende disciplines werden in de kolonie samengebracht om onder leiding van de jonge architect Joseph Maria Olbrich nieuwe ideeën over constructie, wonen en samenleven uit te werken. Dat laboratorium leverde twee jaar later een proeve van haar kunnen af met de tentoonstelling Ein Dokument Deutscher Kunst. Samenhang was het toverwoord. De stad moest een Gesamtkunstwerk worden. De toen hippe Jugendstil domineerde in Darmstadt. Alle experimenteerdrift contrasteerde nog flink met de uiterlijke verschijning van de burgerij van die dagen. Een veelzeggende foto toont dames in ruisende japonnen met parasolletjes vergezeld van heren met hoge hoeden die zich vergapen aan moderne, lichtgekleurde bouwsels. Hier is letterlijk sprake van de ontmoeting tussen twee eeuwen.
Ook latere IBA’s riepen soms onbegrip op. Voor de tentoonstelling Die Wohnung die in 1927 in Stuttgart werd gehouden, werkten zeventien architecten uit vijf verschillende Europese landen onder leiding van Ludwig Mies van der Rohe aan een wijk van de toekomst. Dit was moderne architectuur, het Nieuwe Bouwen. De Weissenhofsiedlung verdiende er een plaatsje mee in de canon van de kunstgeschiedenis; conservatieve Duitsers van destijds waren geshockeerd. Witte huizen met platte daken associeerden ze met steden in het Midden-Oosten, zo laat een fraai staaltje antipropaganda zien. Door de straten van de Weissenhofsiedlung paraderen Arabieren. Voor een van de muren ligt een kameel. In gotische letters wordt met afschuw beschreven hoe de nieuwlichters tijdens de opening de spot dreven met de traditionele bouwwijze. Dan klinkt de dreigende waarschuwing: “Wie het laatst lacht, lacht het best!”
Na twaalf jaar nazisme zouden idealisme en ideologie een nog prominentere rol gaan spelen in het dan in twee landen opgedeelde Duitsland. Ook de aan puin geschoten hoofdstad Berlijn werd opgedeeld in Oost en West; voor de wederopbouw van het oostelijk deel gingen architecten uit de net opgerichte Deutsche Demokratische Republik op studiereis naar Moskou. Op grond van wat ze daar zagen, gekoppeld aan de instructies van hun Sovjetcollega’s formuleerden ze ‘Zestien grondbeginselen voor stedelijke ontwikkeling’. In Oost-Berlijn werd het socialistische bouwen ook in de praktijk gebracht. De Stalinallee was behalve een ruggengraat voor de hoofdstad van de DDR een showcase voor het regime van Walter Ulbricht en de zijnen. “Berlin schöner dan je!”, jubelde de propaganda van de regerende SED. Aan de brede boulevard, later omgedoopt in Karl-Marx-Allee, verrezen immense flatblokken met daarin woonpaleizen voor de arbeider. Het zou later vooral façadearchitectuur blijken te zijn. Zo mooi en luxe als in het hart van de opgesplitste hoofdstad zouden de Oost-Duitsers daarna nooit meer bouwen.
Het westerse antwoord op het imponeerproject kwam met Interbau 57. Het in de oorlog vrijwel platgebombardeerde Hansaviertel werd herbouwd waarbij vrijwel niets herinnerde aan hoe het ooit was. Daarvoor in de plaats kwam iets heel anders: een parklandschap met hoog- en laagbouw als ogenschijnlijk nonchalant daarin gestrooid goed. Gerenommeerde namen leverden een bijdrage: Oscar Niemeyer, Walter Gropius, Arne Jacobsen, Le Corbusier en ook het Nederlandse architectenduo Van den Broek en Bakema. Niet alle vakgenoten waren onmiddellijk overtuigd. Was dit nu echt de stad van morgen? Of slechts, zoals sommigen schertsten, de “Stadt von heute Abend”? Het voorbeeld kreeg internationaal veel navolging, zij het niet altijd met goede resultaten. Zo bleken aan de aanvankelijk bejubelde Amsterdamse Bijlmer met zijn in het groen gedrapeerde flats al snel de nodige nadelen te kleven.
Na de jaren vijftig veranderden de IBA’s van karakter. Minder dan voorheen ging het om gebieden waarop kunstenaars, als op een tabula rasa, zich konden uitleven. Op de in de tweede helft van de jaren zeventig gestarte IBA-Neubau met een hele reeks nieuwbouwprojecten in de delen van West-Berlijn, volgde goed een decennium later de IBA-Altbau in dezelfde plaats. Traditioneel en modern waren niet langer vijanden of alternatieven, maar konden naast elkaar bestaan, ja, zelfs samengaan. Herwaardering van het bestaande zorgde voor het behoud van karakter en was meestal een stuk goedkoper: voor het geld van 3.000 nieuwbouwwoningen konden zo’n 10.000 oude worden aangepast aan de wensen van de moderne tijd.
De IBA Emscher Park (1989-1999) in het Ruhrgebied sprak internationaal tot de verbeelding. In een gebied van zeventig bij vijftien kilometer rond de Emscher, een zijrivier van de Rijn, met zeventien steden werd bestaand industrieel landschap opgewaardeerd tot cultuurlandschap door het toevoegen van groen en cultuur. Zowel op nationaal als op Landesniveau werd er flink geld in het project gepompt. Het veranderde de streek in het Ruhrgebied niet alleen van aanzien. Er ging ook een knop om in de hoofden van de bewoners. Ze werden weer trots op hun regio. In 2010 werd het gebied Culturele Hoofdstad van Europa.
De parallellen met de Parkstad liggen voor het oprapen. Hadden ze daar per slot van rekening niet met het motto ‘Van zwart naar groen’ gewerkt? De verschillen zijn er ook, en overduidelijk: in Emscher Park staat het industrieel erfgoed nog overeind, zij het niet altijd in even goede staat. In de Parkstad werd na de mijnsluiting driekwart eeuw sociaaleconomische geschiedenis weggevaagd door de slopershamer.
Er zijn ook parallellen tussen de IBA in Parkstad en die in Hamburg (2006-2013). In en rond de Noord-Duitse stad werden zeventig projecten gerealiseerd. Daarbij ging het om een scala aan thema’s en perspectieven: van economie, cultuur, natuur, duurzaamheid, onderwijs tot (ouderen)zorg – en verder.
IBA Meets IBA Parkstad – T/m 15 november in Schunck Heerlen.