Het Duitstalige stadje Eupen herbergt een parlement, een regering, een omroep, een krant, vijf kerken, een hogeschool, een rechtbank, twee musea en een ambitieuze voetbalclub. En dat voor een plaats van nog geen twintigduizend inwoners. “Voor koopjes gaan we naar Aken, voor mooie kleding naar Hasselt, en in Maastricht zitten we op het terras.”

Dat Eupen geen beroemde wielrenners heeft voortgebracht, mag een wonder heten. De hoofdstad van de Duitstalige ‘Gemeinschaft’ in België wordt door een kleine bergformatie – de Haas genaamd – verdeeld in een benedenstad en een bovenstad. Wie vanaf de rivier de Weser in het centrum naar het treinstation in de bovenstad wandelt, moet een flinke hoogte overbruggen. En wielerliefhebbers weten het: in Eupen begint de klim naar de Hoge Venen. Maar de beroemdste Eupenaren dragen de namen van lakenfabrikanten en textielbaronnen die de stad aan welvaart hielpen en in de achttiende en negentiende eeuw van statige patriciërshuizen voorzagen. Peter Schunck, die in Heerlen het gelijknamige warenhuis oprichtte, kwam uit de buurt van Eupen.

Wanneer de stad begin juni met de plaatselijke pers vast vooruitblikt op de 33ste Eupener Tirolerfeste – gratis entree voor dragers van Lederhosen en Dirndls – hebben de lokale nieuwsjagers aan feestpresident Patrick Heinen eigenlijk geen andere vraag te stellen dan: Gibt’s noch was neues dieses Jahr? Als er twee verlate journalisten uit het twintig kilometer verderop gelegen Verviers binnenvallen, schakelt iedereen moeiteloos over op het Frans. Eupenaren spreken vloeiend Duits en Frans, redelijk Nederlands en Engels. En deze vraag kan alleen maar van een Nederlander komen: Is het denkbaar dat deze flirt met Tirol ergens anders in België plaats zou kunnen hebben? Frederic-C. Bourseaux, honorair consul van Oostenrijk, woonachtig in Eupen, grijnst veelbetekenend. “We spreken Duits en hebben bergen, dat schept een band.”

Op de laatste dag van juni is er feest in Eupen – Oipen zeggen ze zelf. Op talloze voor de gelegenheid opgetrokken podia spelen bands en orkesten, van barok tot jazz. Als afsluiter zal laat op de avond de Keulse dialectband BAP aantreden. Het alom aanwezige Duits geeft je nooit het gevoel dat je hier in België bent. Auf ‘m Hund heet het pleintje waar de plaatselijke band Imperial Tunfisch op lekker vette gitaarrock trakteert. Zanger Christophe Beckers (net 18) zingt in het Engels songs van hun zelfgestookte cd Green Pumpkin. “We spreken dan wel Duits en we komen graag in Aken maar we voelen ons volbloed Belgen”, zegt de zanger na afloop van het concert. Oost-Belgen, om precies te zijn. “Voor een stad zo groot als Eupen mogen we eigenlijk helemaal niet klagen over de muziekscène. Van hieruit veroveren we de wereld. Binnenkort spelen we in Vaals en St. Vith, daarna hopen we uit te breiden naar Verviers en Luik.”

“Van de Duitse taal hebben we natuurlijk ook last gehad”, zegt Rudolf Kremer, cultuurverslaggever bij de Belgischer Rundfunk. Hij schat dat het stempel van reserve-Duitsers zeker tot halverwege de jaren zestig in zwang was bij anderstalige Belgen. In 1963 formaliseerde België de wet op het taalgebruik. En maakte zo voor het eerst in de geschiedenis de weg vrij voor een officiële Duitstalige gemeenschap.

Na de Eerste Wereldoorlog moest Duitsland het Pruisische Eupen bij wijze van herstelbetaling afstaan aan België. Een oorlog verder was het Adolf Hitler die Eupen weer ‘herenigde’ met het Duitse Rijk. Alle inwoners kregen per ommegaande de Duitse nationaliteit. Bijna 1900 mannen werden onder de wapenen van de Wehrmacht geroepen, meer dan zeshonderd van hen sneuvelden tussen 1940 en 1945. Na de oorlog richtte de Belgische staat een militaire rechtbank op in Eupen om collaborateurs te berechten. Tegen meer dan zevenduizend Eupenaren (28 procent van de bevolking) werd een onderzoek ingesteld. Wat natuurlijk kwaad bloed zette; de stad was immers geannexeerd door Duitsland. Mede daarom wordt vermoed dat de 772 veroordeelden (2,9 procent van de bevolking) relatief lage straffen kregen. Evengoed maakten de Belgen zich niet geliefd, en van de Duitsers hadden de Eupenaren de buik vol. Daarbij zat de grens in die naoorlogse jaren potdicht. De handel kreeg een optater, de smokkel bloeide, de eenheid onder de Duitstalige Belgen (circa 75.000 in totaal) groeide.

“In mijn jeugd was Aken verder weg dan Verviers of Heerlen”, zegt radioman Rudolf Kremer. “Toen de textielindustrie in Eupen op zijn retour geraakte, draaide die in Verviers nog een poos door. Veel werkloze Eupenaren trokken naar Verviers. Maar nu speelt Verviers geen rol meer, net zo min als Heerlen trouwens. Voor koopjes gaan we naar Aken, voor chique kleding naar Hasselt, in Maastricht zitten we op het terras.”

Op de vraag of Eupen vice versa veel te bieden heeft, kan hij kort zijn: “Wij hebben hier niets wat Maastricht zelf niet heeft. Maar er is wel een professor aan de Academie voor Bouwkunst in Maastricht die elk jaar met leerlingen naar Eupen komt. Vanwege de vele verschillende bouwstijlen dicht bij elkaar. Ja, Eupen is klein, maar als ik op een bruiloft in Keulen ben, staan er op de parkeerplaats alleen maar auto’s met Duits kenteken. Op een bruiloft hier zie je kentekens uit alle windstreken. Dus: waar is de provincie? We kunnen rechtstreeks met de intercity van Eupen naar Oostende ik kan elke avond afspreken in Brussel.”

De Duitstalige gemeenschap is de grootste werkgever in Eupen. Het ikob, Museum für zeitgenösschische Kunst, kan niet zonder die overheid. Het museum deelt een pand met de politie en een solarium, maar de expositieruimte (duizend vierkante meter) en de collectie van vierhonderd werken mogen er zijn. Om in de sfeer te blijven, het museum is een cultureel Fremdkörper, maar verschaft Eupen wel enige internationale allure. Want Maité Vissault, sinds januari directeur, verklapt een geheim: de meeste bezoekers komen uit Nederland en Duitsland. En nog curieuzer: de stad Eupen betaalt geen cent aan het museum. “Maar daarom kunnen we ons juist ook internationaal oriënteren”, zegt Vissault.

De eigen inbreng van Vissault, een Française, mogen we nog niet overschatten. De komende tentoonstellingen dragen nog de handtekening van haar voorganger, Francis Feidler, die vorig jaar afzwaaide. Vissault reageert op zijn laatste keuzes met kleine tentoonstellingen en een keuze uit de collectie die grotendeels is opgebouwd met giften van kunstenaars die er hebben geëxposeerd. Vissault, politicologe en gepromoveerd kunsthistorica, houdt ikob overeind met een personeelsbestand van 3,5 en een budget van 250.000 euro, ongeveer de helft van vergelijkbare instellingen. Ze geeft toe dat ze deze smalle basis zelf ook niet helemaal in de peiling had toen ze solliciteerde. “De geschiedenis van ikob is eigenlijk een opeenstapeling van wonder op wonder. En de tijd van wonderen lijkt me eerlijk gezegd een beetje voorbij. Het wordt steeds moeilijker, ik weet ook niet of dit lang zo door kan gaan.”

Wat ze in elk geval probeert, is de geest te behouden.” Vissault werkte eerder in Metz en Berlijn, maakte tentoonstellingen in Münster en was assistent van kunstgoeroe Jan Hoet in het Duitse Herford. Ze woont in Eupen en Brussel; om voeling te houden met de grote wereld acht ze Eupen een paar maten te klein. Voor een goed concert of een film moet je elders zijn. “’s Avonds is hier weinig te beleven. In Frankrijk zouden we dit een dorp noemen. Maar goed, Aken met zijn winkels en theater is maar zes kilometer weg. De aanwezigheid van Aken maakt eigenlijk dat Eupen zich niet echt kan ontwikkelen. Dit is echt een voorstad.”

Ze gaat voor in een tentoonstelling van foto’s die de Duitse Beatrice Minda maakte van huizen en interieurs in Teheran. Ze fotografeerde ook de muren waarachter het sociale leven zich afspeelt. Iran lijkt heel ver weg in Eupen. Met een beetje geluk komen er duizend bezoekers op de tentoonstelling af. Dat is karig, weet ze. “Als je maar zorgt dat je je eigen kring steeds groter maakt, word je uiteindelijk zelf het centrum. De zin en de motivatie hebben we wel, maar ja, die weerbarstige realiteit.”

Die realiteit kan natuurlijk een handje geholpen worden, weten ze inmiddels bij voetbalclub KAS Eupen in de bovenstad. Bij de oprichting in 1908 was het nog een Duitse club, sinds vorig jaar is KAS in handen van Aspire Zone Foundation, een voetbalacademie uit Qatar die ook de schulden heeft overgenomen. De elftalfoto laat buiten de gewone selectie zo’n twintig veelal Afrikaanse talenten zien die in het Kehrwegstadion onder Spaanse trainers de kans krijgen om te proeven van Europees voetbal. Qatar organiseert het WK in 2022 en doet er alles aan om een voetballand te worden, vandaar. Intussen hoopt Eupen dat deze exotische inbreng de Panda’s weer naar de hoogste klasse van het Belgische voetbal kan brengen. “Deze jongens vallen in Eupen helemaal niet op”, lacht Rudolf Kremer. “Wij denken hier van oudsher dat elke zwarte jongen uit de Congo komt.” Zo’n opmerking zal een reserve-Duitser nooit maken, daarvoor moet je een volbloed Belg zijn.

Van Oepen nach Eupen, 1213-2013. T/m 29 september in de Nicolauskirche. www.eupen.be/Eupen

Beatrice Minda – Iran. Interrupted.T/m 18 augustus in ikob, Zentrum für zeitgenössische Kunst. www.ikob.be