Tijdens zijn ‘tour of duty’ in Europa fotografeerde Bill Perlmutter er midden jaren vijftig lustig op los. Zijn beste foto’s zijn nu te zien ik Aken. WIDO SMEETS ging kijken en werd vooral geraakt door de rijpheid van zijn werk. “Ik wil niet dat het publiek last krijgt van die glazige blik, ook wel bekend als kijkers-burn-out.”
Nooit eerder was Bill Perlmutter buiten de VS geweest toen hij in 1954 als dienstplichtig militair naar Europa kwam. Als legerfotograaf reisde hij twee jaar rond om in beeld te brengen hoe het oude continent het ervan afbracht, in de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog.
De in New York geboren en opgegroeide Perlmutter (1932) had drie helden: president Franklin D. Roosevelt, burgemeester Fiorello La Guardia van New York en Winston Churchill, “de man die de Westerse beschaving redde.”
Met de laatste stond hij in 1956 oog in oog, in Hohne, op de vlakbij het voormalige concentratiekamp Bergen-Belsen gelegen Britse militaire basis. Hij fotografeerde de in een cabrio-limousine voorbij zoevende Churchill, maar was onzeker over het resultaat. Even later probeerde hij het opnieuw, toen de oorlogspremier in de auto stapte. Nu was hij te laat. Bij het zien van de teleurstelling op Perlmutters gezicht, stapte Churchill uit en poseerde speciaal voor hem, leunend op zijn stok.
De foto van Churchill maakt geen deel uit van de expositie Europe in the Fifties. Through a Soldier’s Lens in Aken, waar foto’s van Perlmutters ‘tour of duty’ worden getoond. Het is een afgewogen selectie in Centre Charlemagne, het Akense stadsmuseum, van tachtig foto’s, sober gepresenteerd, met weinig tekst. Ze hebben ook geen toelichting nodig.
Perlmutter werkte voor militaire bladen, hij heeft zonder twijfel tientallen rolletjes volgeschoten met militaria. Hij heeft ze allemaal buiten de expositie gehouden. Niet alleen omdat hij bang was voor overdaad, een bekend euvel bij foto-exposities waardoor het publiek last krijgt, aldus Perlmutter, van “die glazige blik, ook wel bekend als kijkers-burn- out”.
Zijn fotografische interesse lag niet bij de grote, maar bij de kleine geschiedenis. Bij de mensen in hun dagelijkse beslommeringen of wanneer ze er even aan waren ontsnapt. Die benadering kwam niet uit de lucht vallen. De jaren vijftig waren gouden jaren voor de fotojournalistiek. Bladen als Fortune, Life, Paris Match en Vogue stuurden fotografen op pad die zich lieten inspireren door de documentairefotografie van Walker Evans en Dorothea Lange, eind jaren dertig op het verpauperde platteland in het zuiden van de VS. Hun reportages, in wezen een aanklacht tegen falend overheidsbeleid, trokken veel aandacht.
In de jaren vijftig kende Europa de opkomst van de humanistische fotografie, met bewierookte fotografen als Henri Cartier-Bresson, Robert Doisneau en Robert Capa. Ook in Nederland raakte die aanpak, met fotografen als Cas Oorthuys, Ed van der Elsken en Emmy Andriesse, in zwang. De humanistische fotografie was minder ‘zwaar’ dan die van Evans en zijn geestverwanten; de foto’s over mensen in hun alledaagse bestaan waren niet belerend, maar verhalend. Liefst met een optimistische toon, daaraan was in de jaren na de oorlog grote nood.
Het was in die periode dat de jonge militair Bill Perlmutter werd ingescheept naar Europa, waar de VS de belangrijkste geallieerde bezettingsmacht waren. Toen hij in januari 1955 in Bremerhaven aan wal ging, was in het MoMA in New York net A Family of Man geopend, een tentoonstelling met en over de humanistische fotografie. Perlmutter was enthousiast. “De straten werden een podium”, schrijft hij in de catalogus van Through a Soldier’s Lens, “de mensen acteurs in een voortdurend veranderend, fascinerend theater van de werkelijkheid.”
Dat was fotograferen. Dat wilde hij ook.
Perlmutters statement is opvallend omdat hij ten tijde van A Family of Man in Europa was. Hij kan de tentoonstelling onmogelijk hebben gezien. “Klopt”, laat de inmiddels 87-jarige fotograaf desgevraagd weten vanuit zijn woonplaats New York. “De expositie was inderdaad voorbij toen ik in 1956 terugkeerde in de VS. Mijn verwijzing betreft een boek over de tentoonstelling dat ik begin 1955 in Duitsland had gekocht.”
A Family of Man was niet zomaar een tentoonstelling. Na New York reisde de expositie jarenlang over de wereld; met ruim negen miljoen bezoekers is ze nog steeds de best bezochte fotopresentatie ooit. Het publiek heeft zich nooit wat aangetrokken van de kritiek op de humanistische fotografie, die te sentimenteel en te romantiserend zou zijn.
Van die tegengeluiden had Perlmutter geen weet toen hij met zijn Family of Man-boek onder de arm door Europa trok. Zeker, er staan lachende mensen op zijn foto’s, die ook ontroeren. Maar sentimenteel zijn ze nergens. Ook het wat opgelegde optimisme van Cas Oorthuys is hem vreemd.
Evenmin zijn Perlmutters foto’s een aanklacht – dat had gezien zijn positie ook niet gekund – , maar hij kijkt nergens weg. De Hitler-lookalikes in Duitsland, de bittere armoede in een Portugees vissersdorp, halfnaakte kinderen in een zigeunerdorp In Spanje, de gebogen ruggen van gedrilde arbeiders in Italië: de foto’s getuigen van veel vakmanschap, ze geven een indringend tijdsbeeld, ze zijn empathisch, en recht-voor-zijn-raap.
Perlmutter heeft een opmerkzaam oog voor de vruchten van de wederopbouw en het langzaam terugkerende zelfvertrouwen bij de Europeanen. In Augsburg fotografeert hij een Messerschmidt Kabinenroller, een auto op drie wielen, als heraut van het zich aandienende Wirtschafstwunder. Bij de entree van een bioscoop fotografeert hij goed geklede meisjes, op de poster prijkt de film Der 20. Juli. Das Attentat auf Hitler. Ook in het alledaagse leven is de geschiedenis nooit ver weg. ‘Fussballbegeisterte nicht nach Moskou’ kopt de Abendpost in de tas van een pijprokende krantenverkoper. De Koude Oorlog, die het continent dertig jaar lang in tweeën zou scheuren, was in aantocht.
Zoals veel van zijn collega’s in die tijd werkte Perlmutter met een 6 x 6 Rolleiflex, een ‘buikcamera’ met twee objectieven, waarvan een voor de belichting. De inkijk zit aan de bovenkant, het perspectief is op navelhoogte. De werkwijze van de fotograaf komt minder intimiderend over dan de traditionele cameravoering op ooghoogte, soms met telelens, als een zorgvuldige gerichte geweerloop. De combinatie van verlaagd perspectief, de minder opdringerige werkwijze en de vierkante kadrering levert vaak intiemere fotografie op.
In ruim anderhalf jaar deed Perlmutter vijf landen aan. Door zijn lens zien we de contouren van wat we tegenwoordig een ‘Europa van twee snelheden’ zouden noemen. In de democratische geregeerde landen Duitsland, Frankrijk en Italië neemt de nieuwe welvaart bezit van het straatbeeld: mannen pronken met glimmende auto’s, modieus geklede vrouwen flaneren langs goed gevulde winkels, op de terrasjes zitten flirtende paartjes, de bioscopen pronken met premièrefilms. We zien dagjesmensen, voorbodes van het massatoerisme dat in de navolgende decennia om zich heen zou grijpen.
Hoe anders is het in Spanje en Portugal, midden jaren vijftig nog strak geleide dictaturen waar mensen in middeleeuws ogende omstandigheden leven. Hier is geen sprake van economische groei en het daarmee gepaard gaande optimisme. Perlmutter fotografeert sappelende winkeliers, werkloze vissers op een leeg strand, een op Franco lijkende oude politieman met wie overduidelijk niet te spotten valt, sjofel geklede rekruten op een verder leeg kerkplein.
In alle opzichten was Bill Perlmutter een moderne, humanistische fotograaf – empathisch, verhalend, zorgvuldig balancerend tussen nabijheid en afstand – met een oeuvre dat in al zijn gelaagdheid recht doet aan zijn tijd. Het meest frapperende is de rijpheid van zijn werk. Je zou bijna vergeten dat deze foto’s zijn gemaakt door een knaap van amper 23 jaar oud.
Bill Perlmutter – Europe in the Fifties. Through a Soldier’s Lens. Van 15/6 t/m 22/9 in Centre Charlemagne in Aken.