De zwarte inborst van Boris en Gé Titulaer
Het punt is dat ze een idol wilden die ze konden sturen. Maar Boris is te eigenzinnig.”
“Laten we eerlijk zijn”, zegt Boris als hij een poging doet zichzelf met zijn vader, de zanger Gé Titulaer, te vergelijken. “Ik heb aan Idols deel genomen. Dat zou hij nooit gedaan hebben. Nooit!”
‘Keep the soul alive’ luidde het credo dat Boris te pas en te onpas door de microfoon schalde om zijn adrenalinehuishouding nog eens op te schudden. Een cocktail van talent, gedrevenheid, gevoel voor show en liefde voor de zwarte muziek maakten hem in 2004 in één klap beroemd toen hij de tweede editie van de populaire zangwedstrijd ‘Idols’ won.
Per limousine keerde hij in een triomftocht terug naar zijn geboortestad Venlo. In Maastricht kreeg hij van overheidswege eervolle versierselen opgespeld en de cd die Boris binnen twee weken produceerde, ging bijna 70.000 keer over de toonbank. De dagen bleken te kort en het hele showbizzapparaat draaide op volle toeren.
“Ik had de knowledge niet om het spel mee te spelen”, blikt Boris Titulaer (Venlo, 1980) terug. “Als je echt hoger op wil komen moet je iedereen in de business hun credits gunnen. Ongetwijfeld had ik er commercieel nog meer uit kunnen halen, maar ik wilde mezelf niet verloochenen. Dat heb ik ook niet gedaan.”
Vader Gé Titulaer (Venlo, 1948) en zoon Boris zijn deze avond samen gekomen in een restaurantje nabij het Conservatorium in Amsterdam waar senior twee dagen in de week zangles geeft. Boris woont tegenwoordig in Haarlem waar hij in zijn eigen studio doende is met zijn derde cd die vermoedelijk in het najaar zal verschijnen.
Heeft Gé destijds zelf veel last gehad van die hysterie rond zijn zoon? ,,Och, ze hebben hooguit ontdekt dat ik ook nog leefde”, zegt hij met gevoel voor understatement. Het succes van Boris had ook minder glinsterende kanten. Zo werd het gedonder met zijn muzikale vriend Gino Taihuttu breed uitgemeten en maakte Boris weinig vrienden in zijn geboortestad toen hij zich weinig vleiend uitliet over zijn voormalige soulmate, de in 2005 verongelukte pianist Glenn Corneille. Heeft Gé nooit de aanvechting gehad om in te grijpen? “Natuurlijk heb ik wel eens gedacht: verdomme hij laat zich uit de tent lokken en verleiden tot uitspraken, maar ik weet dat hij integer is en er van leert. Ik heb nooit zo de neiging gehad om hem te bellen. Als Boris in de sores zit, belt hij mij. Het punt is dat ze een idol wilden die ze konden sturen. Maar Boris is te eigenzinnig.”
Dat heeft ie dan niet van een vreemde. Boris Titulaer moest nog geboren worden toen zijn vader Gé furore maakte met de groep Pat Cool die rockte met een stevige scheut jazz en die geen gitaristen telde maar wel twee toetsenisten. In populariteit benaderde de groep bands als Focus en Supersister. De dag dat Pat Cool sneefde door uiteenlopende ambities, betekende ook de opmaat naar een solocarrière. Gé’s eerste officiële soloplaat verscheen in 1980, het geboortejaar van Boris.
Gé koos voor een repertoire dat in Nederland weinig populair was. Veel zwarte muziek, Al Jarreau, George Benson, Lou Rawls, maar ook Sinatra en andere grootheden uit de geschiedenis van het American Songbook. Hij heeft altijd heel steady zijn eigen weg bewandeld. Zich nooit laten opjagen door de showbizzindustrie.
Boris: “Hij zegt wel altijd dat ik moet proberen niet te veel op hem te lijken, maar zelf schopte hij natuurlijk ook altijd overal tegenaan. In zijn tijd was het zeer gebruikelijk om te playbacken, maar dat vertikte hij. Om die reden heeft hij heel veel televisieoptredens aan zijn neus voorbij zien gaan. Omdat ik wist hoe eigenwijs mijn vader kon zijn riep ik altijd tegen mijn moeder: ‘Maar ík word wél beroemd!’ Weet je wel. Laten we eerlijk zijn: ik heb aan ‘Idols’ meegedaan, dat zou mijn vader nooit gedaan hebben. Nooit.”
Boris groeide op in de menagerie van een crooner. Thuis was er altijd muziek en er kwamen veel muzikanten over de vloer. “Daar ben ik absoluut erg door beïnvloed.” Gé: “Ik heb eens op North Sea Jazz gespeeld met Terry Clarke en dat concert werd op tv uitgezonden. ’s Morgens om een uur of acht zat ik thuis in Reuver de band te bekijken toen Boris erbij kwam staan. Terry begon te scatten, ik zag dat het diepe indruk op Boris maakte. Een paar uur later kwam hij tussen de middag terug uit school. Ik hoorde hem achterom binnenkomen terwijl hij dat idioom van Terry huppelend meebracht. Toen dacht ik: als het er zo inzit, dan komt het er vanzelf wel een keer uit.”
Vraag Gé naar overeenkomsten met zijn zoon en hij noemt namen als Ray Charles, Lou Rawls, Donny Hathaway. De zwarte muziek. “In Amerika zijn er wel eens weddenschappen afgesloten of mijn stem in een wit of een zwart lichaam huisde. Voor Boris geldt dat ook. Als hij zingt, is ie van het begin tot het einde zwart”, verzekert Gé. “Ik doe de authentieke rythm & blues, hij die van deze tijd. In zijn presentatie is Boris wat jonger en charmanter. Wat hij rechts doet, doe ik links. Ik ben wat houteriger maar als ik echt los kom, heb ik wel iets van mijn zoon. Hij is veel energieker.” Dat heeft Gé wel eens zorgen gebaard.
Boris: “Als ik met al die adrenaline op het podium sta, ken ik geen grenzen. Dan vind ik het heel moeilijk om na te denken over de gevolgen voor mijn stem.”
Gé: “Ik heb Boris eens horen zingen op een festival in Helmond. Ik stond intens te genieten. Het was ongelofelijk goed.”
Boris: “Te gek, dat hoor ik voor het eerst.”
Gé: “Hij ging zo uit zijn bol, dat ik ergens tussen vertwijfeling en verrukking belandde. Dat is de ellende als je zelf zo veel met zangtechniek bezig bent.”
Lijken hun stemmen op elkaar? Boris: “Mijn stemgeluid is rauwer.” Gé: “Hij heeft wat meer ‘hoog’ in zijn stem en een fantastische falset die hij heel goed gebruikt. Ik kan veel met mijn stem, maar niet zoveel als Boris.”
Boris: “Het verschil zit hem vooral in de generatie. Hij is uit 1948, ik uit 1980. Dat hoor je. Tegen de tijd dat ik zestig ben zul je horen dat mijn stem op die van mijn vader lijkt.” Gé: “Als je dat nog wil meemaken moet je de voorraad levertraan wel op peil houden.”
Als ze samen zijn, gaat het altijd over muziek. Gé: “We groeien de laatste jaren iets meer naar elkaar toe. Boris gaat nog wel eens de jazzkant uit. Mijn voorspellend vermogen is niet zo groot maar ik zie hem ooit op pad gaan met een bigband.”
Zelf heeft Gé Titulaer het vooral van het buitenland moeten hebben. “Voor mijn muziek is in Nederland niet echt een markt. Maar internationaal heb ik aardig kunnen verkopen. Platen zijn voor mij altijd promotieartikelen geweest om te kunnen optreden.” Boris: “Tegenwoordig geldt dat voor iedere artiest. Een plaat genereert vooral optredens. Ik heb in 2007 honderd shows gedaan, bijna alle grote clubs uitverkocht. Daar moet je het van hebben. Twaalf jaar geleden stond een gouden album voor 100.000 verkochte exemplaren. Nu is de goudstatus 30.000! En als je zwarte of jazz gerelateerde muziek maakt, is het helemaal moeilijk. Ik schaam me er niet voor te zeggen dat de Nederlandse platenindustrie te blank is. Er zijn zoveel culturen, er wordt zoveel mooie muziek gemaakt, die aandacht voor niet-blanke muziek komt vanzelf, ooit. En misschien mag ik mezelf wel de persoon noemen die daar zijn strepen in heeft verdiend. Mijn eerste plaat verkocht bijna 70.000 keer, de tweede 20.000. Voor een platenmaatschappij is muziek al snel te zwart. Dat zou dan niet verkopen terwijl hiphop in Amerika al tien jaar het best verkopende genre is. Nu ik los ben van mijn platenfirma kan ik het allemaal zelf doen. Mijn nieuwe plaat is nog zwarter en rauwer.”
Niet echt muziek dus voor de fans die zijn tronie na ‘Idols’ boven het bed hingen. Boris: “Ik maak geen muziek voor kids. Dat geblèr en gekrijs van tieners trek ik niet langer. En juist die kwamen af op Idols. Logisch want dat is de toon die Jim en Jamai in de eerste ronde Idols hadden gezet. Mensen uit het circuit denken dat het programma een serieuzer profiel had gekregen als ik in editie één had gezeten.”
Boris krijgt nog steeds aanlokkelijke aanbiedingen. Voor Dancing with the Stars, Dancing on Ice, de Wizzard of Ozz of de hoofdrol in Jesus Christ Superstar. “Te gek, een hele eer, maar het is niet mijn ding. Mij gaat het om de liefde voor muziek. Idols was voor mij vooral dé kans om als muzikant een breed publiek aan te spreken.”
Het succes schiep wel verwachtingen. “Hier in Nederland willen ze zo graag dat je de ideale schoonzoon bent. Dat je lief bent, altijd lacht. Ik kan daar niet mee omgaan. Het zit niet in mijn systeem. Ik weet wel dat het allemaal showbizz is maar er zijn ook landen waar artiesten wel kunnen zeggen waar het op staat, en dat ze zich klote voelen. Hier staat negen van de tien keer iemand achter je die zegt: ‘Prima, dat mag, maar je moet het niet laten merken’.”
Foto’s Romy Finke
Boris en Gé Titulaer spelen samen met de bigband/lighthouse combo van muziekschool Kumulus op 19 april in de Maastricht Music Hall.