Trixie Whitley was al nooit een singer-songwriter voor wie die beschrijving samenviel met een akoestische gitaar, een plectrum en niets dan dat, maar op haar album Lacuna trekt ze haar flirt met elektronica door naar een volwaardige relatie.

Net als de Vlaams-Nederlandse Eefje de Visser op haar laatste album koos de Vlaams-Amerikaanse Whitley op Lacuna voor een hypnotiserend, filmisch geluidstapijt onder haar teksten. Het doet veel meer denken aan Portishead dan aan het roots-geluid van haar vader Chris Whitley.

Waar singer-songwriters als John Moreland en Brian Fallon op hun jongste albums voorzichtig beats door het geluid van hun gitaren strooien, gaat Trixie Whitley all the way. Bij haar klinken gitaren soms niet meer als gitaren, en samples wel.

Ze koos ervoor om dat uit te werken in de eredivisie: achter de knoppen zat de Amerikaan Little Shalimar, producer van een van de spannendste en meest opwindende hiphopprojecten van de afgelopen jaren, Run the Jewels. Zijn invloed is het meest duidelijk in het gejaagde May Cannan, een fantastisch voorbeeld van een nummer dat ruim drie minuten een climax aankondigt die er nooit komt. Whitleys stem klinkt naar soul van vroeger, Little Shalimars beats naar een onbegrensde toekomst. Ze komen samen in een knap vastgehouden spanning. De vrouwelijke hoofdpersoon van de tekst wil zich losrukken en wegvluchten. Haar verlangen wordt bezongen door een Vlaamse zangeres die ooit naar New York verhuisde om daar in bars te werken en op te treden, en er is blijven wonen.

Whitleys stem klinkt naar soul van vroeger, Little Shalimars beats naar een onbegrensde toekomst.

Het album werd net voor de release uitgesteld, omdat Whitley meer ruimte voor zichzelf wilde. Vandaar Lacuna: leemte. Het album straalt een enorme vrijheidsdrang uit. Zoals ze razendsnel, bijna rappend declameert in het refrein van Heartbeat: ‘You ain’t got nothing on me.’

In een interview in de Volkskrant over Lacuna eerde ze de inspiratie van Radiohead en PJ Harvey, maar ook die van de Malinese Ali Farka Touré en de geëngageerde dancepop van Anohni, vroeger bekend als Antony Hegarty van Antony and the Johnsons. ‘Ik wou dat er meer van dat soort muziek op de radio te horen was. Maar tegenwoordig word je doodgegooid met liedjes waarop iemand met Pro Tools op de computer aan het copypasten is geslagen. Hier hoor je nog hart en ziel in.’ Het is precies wat haar zelf is gelukt: de warmte behouden in het experiment.

Tijdens haar tournee met Lacuna liet ze zich begeleiden door iemand die alle synths aanstuurde. Soms treedt ze op zoals ze tien jaar geleden begon in de foyer van de prachtige Roma in Antwerpen (waarvan ze tegenwoordig de grote zaal uitverkoopt): solo. Een vrouw met een elektrische gitaar, punt.

Daarvoor moest ze haar nieuwe werk opnieuw arrangeren, vaak: uitkleden. De arrangementen dan, niet de boodschap. Zoals die van Dandy, waarin een saxofoon tegen haar opgestapelde zanglijnen heen schuurt. Het is fel, het is politiek, het is expliciet. Het is een vrouwenstem na #MeToo, een zangeres uit het land, zelfs uit de stad van de ex-presidentiële pussygrabber.

LEON VERDONSCHOT