Een romanticus noemt Felix van Groeningen zichzelf, maar ook iemand die de leiding moet hebben. De regisseur van De helaasheid der dingen is na het imponerende The Broken Circle Breakdown wel even klaar met melodrama. “Ik heb zin heb om wat wilder om me heen te schoppen.”

Het maken van The Broken Circle Breakdown kostte Felix van Groeningen aardig wat tranen, vertelt de Vlaamse filmmaker voordat hij voor twee maanden naar New York vertrekt om tot rust te komen. Dat was net voor Sandy en de Amerikaanse presidentsverkiezing. Hij maakt het zichzelf niet makkelijk. Gebaseerd op het gelijknamige theaterstuk (maar door Van Groeningen helemaal omgegooid), vertelt de film het verhaal van de passionele liefde tussen Didier en Elise die zwaar op de proef wordt gesteld als hun dochter Maybelle ernstig ziek wordt. Niet makkelijk om met droge ogen naar te kijken. Toch weet Van Groeningen door het heen en weer springen in de tijd de tragiek en het geluk in evenwicht te houden.

Moest je huilen tijdens de opnamen?

“Ja, ik heb veel gehuild. Bij de allereerste opname al. Dat is een scène vrij vroeg in de film als Elise een kettinkje met een kruisje aan haar zieke dochter Maybelle geeft. Elise vertelt dat ze dat van haar moeder heeft gekregen en dat het vanaf nu van haar is. Al bij de eerste take sprongen de tranen me in de ogen. Dat beeld van dat kindje met die pluk haar was heftig. Ik schrok van mezelf. Daarna ben ik eigenlijk twee maanden niet gestopt met huilen. Ik zat in een roes. Toen we het laatste shot gedraaid hadden viel er zo’n gewicht van mijn schouders. Plotseling was ik weer luchtig. Want ik ben heel vrolijk van mezelf hé.”

Het is niet dat je zelf hebt meegemaakt wat er in de film gebeurt?

“Het meest persoonlijke is dat ik net als Didier een fantastische vrouw heb en ik sinds een paar jaar echt in de liefde geloof. Ik zie wel dat het kapot kan gaan. Misschien had mijn verdriet bij de opnamen daar wel mee te maken. Het andere persoonlijke was de dood van mijn vader negen jaar geleden. In het ziekenhuis hebben we die moeten laten gaan. Maar ik was daar niet bij. Ik zat in de wachtkamer, alleen, ik kon er niet bij zijn. Emotioneel niet. Het was de eerste keer dat de dood zo dichtbij kwam. Toch heb ik er vrij snel vrede mee gehad. Maar als dat niet gebeurd was, had ik denk ik deze film niet gemaakt.”

Waarom niet?

“Omdat ik mij in dat gevoel van verlies en verdriet heb kunnen wentelen. Die scène van het afscheid in het ziekenhuis komt daar vandaan.”

Maar je hebt nooit spijt gehad dat je niet in die kamer was?

“Nee.”

Johan Heldenbergh, jouw hoofdrolspeler, en, samen met Mieke Dobbels, ook de schrijver van het stuk waar de film op is gebaseerd, vindt het ongelofelijk dat je dat melancholische gevoel naar de film hebt vertaald, ook al gebruikte je volgens hem maar twee procent van de teksten. Wat is er allemaal weggelaten?

“Veel monologen. Zijn personage in dat theaterstuk is bijna anderhalf uur aan het roepen. Atheïstische betogen omgezet in persoonlijke verhalen. Er zit een prachtig verhaal in dat hij leende van de filosoof Daniel Dennet waarin hij vertelt over een mier die op een grasspriet kruipt om op die manier makkelijker opgegeten te kunnen worden door koeien. En dat die mier daar geen enkel biologisch voordeel bij heeft maar hij doet dat en omdat er een parasiet in die mier zijn hoofd zit die zich kan vermenigvuldigen in de maag van de koe. En dat de mens eigenlijk ook zo’n parasiet in zijn hoofd heeft en dat wij die God noemen. Want dat dat tot niets leidt. En dat wij als mensen daardoor dingen doen die ons niet vooruit helpen maar kapot maken. Prachtige monoloog. Maar die moest er uit, het paste niet. We hebben ‘m wel gefilmd. Ik had het gevoel dat een letterlijke vertaling naar de film zo snel zagen werd. Dat Didiers personage ging vervelen. Ik wilde dat de kijker meer sympathie voor hem kreeg.”

Die atheïstische moraal wilde jij er niet in hebben?

“Wat Johan met het stuk wilde laten zien, is dat je verdriet niet kan delen. Niet echt. Omdat het zo persoonlijk is. Didier verliest zijn dochter en klaagt dan over stamcelonderzoek dat op religieuze gronden is tegengehouden. Dat is zijn manier om met het verlies om te gaan.”

De laatste drie films schreef je steeds met iemand samen. Heb je iemand nodig om te sparren?

“Ja. Ik vind het lastig alleen. Ik heb het nodig en toch heb ik ook altijd weer momenten dat ik alleen wil schrijven. Omdat ik uiteindelijk toch alleen op de set sta en omdat ik het lastig vind om dingen uit handen te geven. Ik ben geen gemakkelijk mens maar ik heb anderen nodig om het gedaan te krijgen en om keuzes te maken. Maar ik moet wel de leiding hebben.”

In de HUMO las ik dat je aan het eind van het schrijven aan De Helaasheid der Dingen vast kwam te zitten en dat je moeder hielp? Was dat toevallig of werkt het altijd zo?

“Het was wel en geen toeval. Ik woon zelf in Antwerpen maar ik vond het lastig om daar te schrijven. En in het huis van mijn moeder was het lekker rustig. Daar heb ik een deel van mijn jeugd doorgebracht. Ze kookte ook voor me. Zalig. Toen ik vast zat, heb ik veel met ‘r gepraat. Ze is altijd heel dichtbij geweest. Ook bij mijn studie. Bij mijn eerste film heeft ze het decor mee helpen bouwen. Bij mijn korte films deed ze de catering. Ze heeft trouwens het script niet verhaaltechnisch opgelost maar ik kreeg de dingen op een rijtje door ze te vertellen. Snap je? Ik kwam op het goeie spoor omdat ze de juiste vragen stelde. Ze is niet mijn scriptgoeroe of zo.”

Is het tijd voor iets anders nu? Een komedie?

“Met melodrama ben ik nu wel klaar. Het is even heftig genoeg geweest. Ik heb zin heb om wat wilder om me heen te schoppen. Mijn nieuwe project wordt ruiger, dat speelt zich af in het nachtleven. Ik ben zelf in een café opgegroeid en die arena trekt me omdat het zo’n minimaatschappijtje is.”

Ben je een romanticus?

“Ja, ik denk het toch wel.”

Lekker nuchter.

“Ik heb dat ontdekt met deze film. Ik ben het de laatste jaren ook wel meer geworden. Vroeger was ik killer. Nu weet ik dat je een relatie kunt hebben die helemaal klikt. Waar je niet de hele tijd offers voor hoeft te brengen.”

Jij hebt iets met de zelfkant, wat dan wel echte mensen heten. Je bent minder geïnteresseerd in de middenklasse met hun witte villa’s?

“Dat rauwe raakt me meer. Ik ken andere mensen ook niet zo goed. Ik kom uit een gek gezin. Mijn ouders zijn ex-hippies, al hebben ze dat nooit zo genoemd. We woonden in een commune in een herenhuis in de stad. Prachtig. Die woonwagen uit The Broken Circle Breakdown zag ik bij familie van mij. Uiteindelijk hebben m’n ouders toch veel geld verdiend, zijn weer failliet gegaan en uit elkaar gegaan. Ik zag de vrije liefde thuis. Ze waren niet meer samen en er kwamen allemaal muzikanten en vrienden langs waardoor het altijd een vrolijke chaos was. Heb ik pas later geweten, dat ze niet meer samen waren trouwens. Ik dacht dat ze nog wel samen waren en dat het normaal was dat mijn ouders in hetzelfde huis elk een lief hadden. Nu, door mijn vriendin, krijg ik meer inzicht in de burgerlijke klasse. Grote ondernemers, moeder uit West-Vlaanderen, vader uit een notarisfamilie. Ik heb daar minder voeling mee. Heb er wel altijd iets mee willen doen maar het kwam er niet uit.”

Heb je ooit druk gevoeld door het succes van De Helaasheid?

“Ja. En op het moment dat je het even vergeet, komt er wel een journalist mee op de proppen. Kijk, je wilt het niet maar het gebeurt toch. Je begint toch weer van succes te dromen. Wordt dit dan de grote Europese doorbraak, denk je dan. Dat verwachten mensen. En daar pik je toch iets van mee. Mja, en je wil gewoon altijd meer. En anderen pushen dat.”

En jij zelf nog het meest misschien.

“Iedereen wil zijn nieuwe film toch altijd beter dan de vorige doen. Voor mij is dat het hoogste goed hè. Het maken is het allerleukste. Daarna is het spannende er een beetje van af. Ik vind het leuk om mensen te verbazen. Maar als je eenmaal weet waarom een film werkt, omdat mensen je dat vertellen, dan wil ik weer iets nieuws. Dat is geen zelfgenoegzaamheid. Wanneer een film wordt uitgebracht ben ik zelf al met een nieuwe project bezig en dan wil ik me het liefst helemaal daar op storten.”

Je gaat nu twee maanden naar het buitenland.

“Beetje werken.”

Een beetje tot rust komen?

“Nou, het is New York. We zullen zien.”