Bijdragen van Dieter van den Bergh, Wido Smeets, Mark van de Voort en Anneke van Wolfswinkel.
Tussen de zusters
In de wand van een nagebootste kloostergang prijken, als glas-in-loodramen in een echt klooster, de meer dan levensgrote portretten van zes zusters Ursulinen. Het zijn de laatste nog zelfstandig wonende zusters in Nederland.
Drie komen uit Nederland, een uit Duitsland, een uit België en een uit Indonesië. Hun hele dienstbare leven werkten ze in het onderwijs, vaak in verre buitenlanden. Nu, tachtig of ouder, zijn ze neergestreken in een klein klooster vlakbij Odapark in Venray.
Ook de heilige Oda, de schutspatroon van Venray, was een kloosterlinge. Als naamgever heeft ze een streepje voor bij het plaatselijke kunstcentrum Odapark dat onlangs een kwart eeuw bestond. Vandaar de opdracht die de Roermondse fotograaf Franco Gori (Lucca, 1952) kreeg om het dagelijks leven van deze zes zusters, die naast het Odapark wonen, in beeld te brengen.
Het resultaat is te zien in La gabbia (de kooi), die allesbehalve een traditionele fotografie-expositie is. Geen ingekaderde foto’s of afdrukken op aluminium panelen. Een deel van Gori’s foto’s zijn met dunne film op de wand geplakt. Het merendeel is opgenomen in zes fotoboeken – voor elke zuster een.
Het idee om ze in boeken bijeen te brengen komt van documentairemaakster Tanja Nabben, aldus Gori, die zegt lang te hebben getwijfeld over de presentatie van de reportages. “Deze manier van werken was sowieso nieuw voor mij. Als nieuwsfotograaf ben ik jarenlang gefocust geweest op één beeld.”
Gori volgde de zusters op de voet bij hun dagelijks beslommeringen. Van het huishoudelijk werk tot hun hobby’s (een van de zusters is biologe, een ander beeldhouwt) en het gezamenlijk eten en tv kijken. Gori: “De zusters zijn breekbaar, en tegelijk, zeker gezien hun leeftijd, sterk en zelfstandig. En zeer bij de tijd. Een stuk minder bevooroordeeld dan veel mensen die zogenaamd midden in het leven staan.”
De titel van de tentoonstelling, La gabbia, verwijst naar een van de twee installaties van het Italiaanse kunstenaarscollectief Aurora Meccanica (mechanische dageraad) die zich in de ruimte achter de ‘kloostergang’ bevinden. Ook hierin zit een verwijzing naar de heilige Oda, die vaak wordt afgebeeld met vogels, als symbool van de vrijheid.
In de ruimte van La gabbia hangt een lege vogelkooi. Bij aanraking vliegen er vogels uit de kooi, hoe vaker je de kooi aanraakt, hoe meer het er zijn. In een andere ruimte, Like a Flower, is een op een metalen paneel geschilderde verwelkte bloem te zien. Wie het metaal aanraakt, ziet dat de bloem zich opricht en weer tot leven komt.
Kunst die je mag, nee, die je móet aanraken. Kom daar nog maar eens om.
La gabbia. Van 9 december t/m 24 maart in Odapark Venray. odapark.nl
Acteur met crisisje
Die plofkip van de Jumbo”, wordt acteur Frank Lammers steevast genoemd door columnist Jos Kessels. Lammers’ verweer: “Mensen denken: die Lammers verdient sloten geld met zijn films, maar dat valt dus vies tegen. Als zelfstandige moet ik toch ergens een pensioen vandaan halen.”
Uitgerekend deze plofkip uit de reclame zette in een reeks voorstellingen wel mooi een straffe anti-kapitalistische Karl Marx neer. Marx (Johan Heldenbergh speelde hem in Vlaanderen) was na Socrates door Bruno Vanden Broecke, die 30.000 bezoekers trok, het tweede deel uit een reeks van vier die Het Zuidelijk Toneel, op teksten van filosoof en regisseur Stefaan van Brabandt, op de planken brengt.
Nu is er Spinoza, nummer drie, waarin Van Brabandt en acteur Han Kerckhoffs de 17e eeuwse lenzenslijper/filosoof op de planken brengt. “De moed om vrij en onafhankelijk te denken, los van de consequenties daarvan”, maakt Spinoza volgens Van Brabandt tot in onze tijd interessant. “En uiteraard zijn politieke filosofie, waarin democratie en vrije meningsuiting centraal staan. Daarnaast is zijn metafysica en Godsbeeld nog steeds prikkelend en zijn stoïcijnse ethiek van leven in redelijkheid nog steeds inspirerend.”
Als erflater van onze beschaving mag Baruch Spinoza (1632-1677) er zijn, gezien ook de straten en scholen die naar hem vernoemd werden, de standbeelden en, niet te vergeten, het briefje van 1000 gulden waar hij sinds 1972 op prijkte. Maar zijn er nog wel mensen die iets van zijn gedachtengoed kunnen reproduceren? Van Brabandt: “Hij is in Nederland geliefd onder filosofen en in leesclubs, maar ik vrees dat zijn naam bij de mensen op straat weinig belletjes doet rinkelen. Terwijl hij toch de belangrijkste filosoof van Nederland is. Misschien kan deze monoloog daar iets aan veranderen.”
Ervaren rot Han Kerckhoffs (1953) speelt zichzelf, een pensioengerechtigd acteur met een existentieel crisisje, die bij de filosoof te rade gaat met de vraag: hoe te leven? ,,Han is net als Spinoza bescheiden en zachtmoedig”, zegt Van Brabandt. “Maar bovenal is hij een grandioze acteur die meesterlijk speelt met een beheerste en precieze achteloosheid.”
Na Spinoza wordt Sartre & De Beauvoir de volgende in de filosofenreeks, een dialoog over het (samen)leven en het denken van het Franse schrijversstel Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir.
Spinoza, door Han Kerckhoffs. Van 29/1 t/m 15/02 in Tilburg, Maastricht en Den Bosch. hzt.nl
Rockende schilders
Eigentijdse schilderkunst waar het rock ’n roll-zweet vanaf druipt. Kunstenaars Koen Delaere en Ide André maakten van PARK in Tilburg drie weken lang een gezamenlijke werkplaats waar de fysieke actie van het schilderen voelbaar werd. Een snelkookpan van inspiratie en transpiratie waar de twee schilders nieuw werk maakten, met de nadruk op experimenteren.
Zo liggen op één van de doeken koperen plaatjes met citroenen en colablikjes – om te kijken wat deze huishoudelijke zuren voor effect hebben op het materiaal. In de expositieruimte staan twee elektrische gitaren en speakers opgesteld. Kabels op de vloer vormen een barok lijnenspel, als in een vluchtige schets. Tijdens het werkproces vult bij tijd en wijle een diepe gitaargons de ruimte. Kleuren en klanken komen samen. De makers gaan helemaal op in hun werk.
Delaere en André Beide zijn hartstochtelijke schilders. De actie van het schilderen staat voorop, schilderen is nooit passieve passie. De warmbloedigheid van de handeling vloeit over op het doek. De sporen van hun acties zijn zichtbaar.
Koen Delaere (1970) woont en werkt in Tilburg. Zijn schilderijen bestaan uit strakke rasters en grids waarin kleuruitspansels een bijna iriserende werking krijgen. Als een kleurenspectrum dat voor je ogen opensplijt. Naar voorbeeld van favoriete schilders als Robert Ryman en Frank Stella kiest hij voor strenge, zuivere uitgangspunten voor zijn schilderijen. Binnen die kaders ontstaat er vrijheid om te improviseren.
De in de expositie Shake, Rattle & Roll! uitmondende schildersessies in PARK hebben bij Delaere geleid tot indrukwekkende schilderijen. Behalve de bekende rasterdoeken toont hij ook grote doeken waarop hij proefondervindelijk doordringt in de werking van een kleur. Laag na laag worden pulserende kleuren als oranje en geel afgeschraapt en verkend. Daarvoor gebruikt hij stukadoorsmateriaal om de pasteuze verf te lijf te gaan.
Ook Ide André (1990), een leerling van Delaere, is graag fysiek in de weer, en vindt het heerlijk om na een dag schilderen gewoon moe te zijn. Als materiaal gebruikt André veelal dagelijkse voorwerpen die hij tegenkomt in het atelier. Met in inkt gedoopte touwen slaat hij op het canvaslinnen. Niet met geweld, maar met beleid. De touwpatronen vormen een krioelende massa, de handeling van het schilderen is in alles zichtbaar. Rockende schilderkunst die je van de sokken blaast.
Shake, Rattle, Roll! Schilderijen van Koen Delaere en Ide André, van 20/1 t/m 24/2 in PARK, Tilburg. park013.nl
Contouren van de leegte
Jean Cocteau kom je vooral tegen als bijfiguur in de biografieën van grootheden met wie hij samenwerkte: Pablo Picasso, Sergej Diaghilev en Coco Chanel, om er maar een paar te noemen. Het Design Museum in Den Bosch zet nu zijn eigen werk in de schijnwerpers.
Een fijn gebeeldhouwd gezicht, met in zijn ogen een blik waarin plezier en melancholie heel dicht bij elkaar liggen. De tentoonstelling toont diverse kanten van Jean Cocteau (1889-1963): als ongemakkelijk geïnterviewde in tv-programma’s, op foto’s, en in zijn tekeningen. De gedaanten van de kunstenaar zijn op de vloer van de museumzaal aangegeven door punten verbonden met lijnen.
Van ‘de tekenaar’ loop je naar ‘de verbinder’, via ‘de dichter’ naar ‘de minnaar’, en zo verder, en onderweg stijgt je verbazing: kan één man dit allemaal maken? Beschilderde borden van keramiek, een stapel romans en dichtbundels, meerdere speelfilms, gouden sieraden, affiches, een wandkleed, de dans Parade bij de Ballets Russes, het toneelstuk La Voix Humaine, en overal tussendoor die tekeningen. Portretten van hemzelf en van anderen: Proust en Beethoven bijvoorbeeld, homo-erotische tekeningen, en vaak een soort mythische Griekse god, en profil. Getekend in vloeiende, trefzekere lijnen, een zwierig soort minimalisme. Alles wat hij deed zag hij als zelfportret: “Van onze geboorte tot onze dood zijn we een reeks anderen. We zijn altijd een ander. Mijn hand dient de mysterieuze persoon die in mij leeft.”
Een paar sieraden en stukken keramiek komen uit de eigen collectie van het museum. De rest zijn bruiklenen uit een aantal museale en privécollecties uit België en Frankrijk. Oppervlakkig gezien is het een vrolijke, bonte verzameling, wat vooral komt door die golvende, energieke lijn van zijn handschrift in schrijven en tekenen.
Die indruk wordt teniet gedaan door het getekende boek Jean l’Oiseleur, een vroeg werk waarin Cocteau pagina na pagina zijn eigen gezicht tekent. Hij rouwt om het verlies van zijn eerste grote liefde, Raymond Radiguet, die op 20-jarige leeftijd stierf. Elke dag kijkt hij in de spiegel en tekent zijn gezicht. Kunst is geen spel, maar noodzaak. Zijn leven lang zal Cocteau ondanks zijn beroemde vrienden en artistieke succes een diepe eenzaamheid voelen, als homoseksueel in een wereld die dat niet accepteert. Misschien geldt wel voor al zijn werk de uitspraak die hij zelf deed over zijn tekeningen: “Het vinden van de contouren van de leegte.”
Jean Cocteau, Metamorphosis. Van 10/11 t/m 10/3 in het Design Museum in Den Bosch. designmuseum.nl