Met bijdragen van Dieter van de Bergh, Wido Smeets en Mark van de Voort.
Schemerwereld
De kracht van kleurloosheid in een zwart-wit decor: 44 hedendaagse kunstenaars, opkomende talenten én gevestigde (internationale) namen, creëren in de expositie The Gulf Between in De Warande in Turnhout een intrigerende schemerwereld in zwart-, wit- en grijstinten.
Bij zwart-wit denk je aan houtskool (hier bijvoorbeeld in de werken van Reece Jones en Renie Spoelstra), maar ook aan Hitchcock. Zeker bij het zien van The Gathering van Stefan Serneels, een onheilspellend tafereel waarbij drie figuren met hun hoofden op een tafel liggen: niet alleen een evenwichtig geschilderd spel met licht en duisternis, maar ook hypnotiserend, zeker als je er wat langer naar kijkt. Ook in het mysterieuze werk van Marco Tirelli vloeien zwart, grijs en wit moeiteloos in elkaar over, afhankelijk van hoe je er voor staat.
De olieverfschilderijen van Bert De Beul moeten een enigmatische sfeer oproepen, door elk detail dat mogelijk een verhaal vertelt of een emotie oproept weg te laten. Dat pal daarnaast dan weer een kitschy werk hangt vol water en luchten, gericht op effect en emotie, is kenmerkend voor deze expo waar op bijna iedere hoek een verrassing wacht.
Rinus Van de Velde bijvoorbeeld. Hij tekende zichzelf op een enorm doek met houtskool, als acteur in een fictieve kunstenaarsbiografie. Het oogt als een vredig tafereel rond een kunstenaar aan het werk in zijn volgestouwde atelier, maar de ondertitel verraadt een diepe ironische laag.
Het werk van videokunstenaar David Claerbout fascineert, ook omdat het irriteert: hij maakte in 2000 tussen 4 en 6 uur ’s ochtends opnames voor de Santa Maria del Salute-basiliek in Venetië (waarschijnlijk het enige moment dat je er niet struikelt over toeristen), de zwart-wit beelden worden zo schimmig geprojecteerd dat het zeer doet aan je ogen.
Katja Mater presenteert een 16mm-film, afgedraaid op een ratelende vintage projector, waarin ze de totstandkoming van een schilderij vastlegde.
Ook beeldhouwers krijgen in Turnhout ruim baan, zoals Hans Op de Beeck, met een werk uit zijn Vanitas-serie, en Nadia Naveau, met een sculptuur van keramiek, rubber en staal, die nog het meeste weg heeft van een gesmolten, in elkaar gezakte Flipje.
Tussen dit bombardement aan zwart-wit moest er eentje het natuurlijk helemaal anders aanpakken: Peter Morrens. Hij spoot een wand vol giftig geel, en gumde de tekening weg. Het geel spat van de muur en blijft nog lang op je netvlies hangen: de kracht van kleur in een monochrome wereld.
The Gulf Between. Van 27 januari t/m 21 april in De Warande Turnhout. warande.be
Dit is overal
Wanneer ze ’s avonds naar huis gaan lopen de provincieambtenaren er even onbewogen doorheen als toen ze ’s ochtends binnen kwamen. Terwijl een van de drie exposities, links en rechts van de portiersloge in het Provinciehuis in Maastricht, toch echt over hen gaan. Dat wil zeggen: over het gebouw waarin ze een groot deel van hun leven doorbrengen.
Tineke Kambier (Maastricht, 1960), een van de drie exposanten, fotografeerde voor haar presentatie Zoals het is plekken in en rond het Provinciehuis waar de ambtenaren amper weet van hebben. De foto’s die de meeste indruk maken, zijn gemaakt in omgevingen waar dagelijks ambtenaren passeren, maar die ze toch niet een-twee-drie zullen herkennen. Het zijn de foto’s waar je geen verhaal of anekdote in kunt ontdekken: een stuk asfalt op de parking met een rood vierkant, een tafel met een damast kleed erover, het staketsel bij een hellingbaan voor rolstoelers. Kambier fotografeert digitaal, maar laat haar beelden daarna onbewerkt. Het maakt de naar abstractie neigende sereniteit van haar beelden nog sterker. Kambier brengt het kijken terug naar zijn meest pure vorm, het waarnemen.
Ook in de fotografie van Francy Finke (Schaesberg, 1963) komen geen mensen voor; ze zouden afleiden van waar het om gaat. In Croscutting laat Finke foto’s zien van het landschap waar ze regelmatig wandelt. Geen natuur, maar gecultiveerd landschap – waar de mens weinig interesse in heeft, maar nooit ver weg is. Je voelt dat honderd meter naar links of naar rechts een kruispunt is, of een woonwijk begint. Finkes foto’s zijn gemaakt door iemand die haar werkterrein zo goed kent dat de beelden voor zich spreken. Ze hebben geen verhaal nodig. Tegelijkertijd weet je: dit is overal.
Wat de derde exposant Ben Leenen (Tegelen, 1949) met Kambier en Finke gemeen heeft, is dat hij zelden exposeert. Bij het zien van zijn presentatie Kiosk, behalve een handvol schilderijen aan de muur geconcentreerd op vier vierkante houten zuilen/kiosken (wat een briljant idee!), vraag je je af: waarom is dit intrigerende oeuvre (vrijwel) nooit eerder getoond?
De als ingenieur opgeleide Leenen maakte al jong de switch naar het kunstenaarschap. Hij schildert, maakt collages en, bovenal, met houtuitsneden gedrukte prenten. Hij gebruikt veel teksten in zijn werk, vooral uit de Angelsaksische en Duitse literatuur.
Op de vier kiosken hangen ook proefdrukken, soms op krantenpapier, en landkaarten, op rijstpapier, om te laten zien dat het proeven even belangrijk is als het resultaat. Vaak reageert een werk op een eerder: Kiosk is als een wandeling door de proeftuin van het experiment. De expositie is een collage van een oeuvre.
Bij de opening waren meer dan 200 mensen, ten bewijze van het goede werk dat provinciaal conservator Ad Himmelreich verricht. Het belang van zijn netto bijna 400 vierkante meter grote ‘speeltuin’ is dat het werk van de kunstenaars die hij toont anders ongezien zou zijn gebleven. En gezien worden is een van de essenties van de beeldende kunst.
Ben Leenen, Kiosk; Francy Finke, Crosscutting; Tineke Kambier, Zoals het is. Van 18 januari t/m 29 maart in het Provinciehuis Maastricht.
O ja, Ine Schröder!
“Rijkdom is om de stukken over elkaar heen te gebruiken – zoals een vogel zijn veren sluit na het vliegen – zoals vegetatie groeit, door elkaar, met zijn wetmatig ingegeven ritme en groeivorm. Wat ik zie, dat maak ik. Al zoekende naar de veelheid aan vorm en licht. Al kijkende om zich heen ontmoet de mens zijn vorm en inhoud.”
Op de derde verdieping van het Bonnefantenmuseum, aan het begin van een expositie over het kleine oeuvre van kunstenares Ine Schröder (1951-2014), staan deze vier zinnen, noem het haar poëtica, afkomstig uit een van haar schetsboeken. Ze zijn met de hand (over)geschreven, net als de andere teksten in de innemende presentatie die de curatoren Joep Vossebeld en Paula van den Bosch over haar maakten. Handen staan centraal in die expositie, de constructie dan wel het gebrek eraan in Schröders sculpturen ervaar je pas als je ze in je hand neemt. Charlotte Lagrou maakte er mooie video’s van.
Het moest geen klassieke, chronologische opsomming van haar werk worden. Dat zou niet passen bij het kunstenaarschap van Schröder, die tijdens haar leven amper exposeerde. Het interesseerde haar niet. En de musea, het dient gezegd, toonden geen interesse in haar. Wat evenmin hielp: het voortbestaan van haar werk boeide haar niet. Materialen gebruikte ze vaak opnieuw. Regelmatig gaf ze haar even breekbare sculpturen, vaak met de omvang en de uitstraling van een gammel vogelkooitje, weg. Wat ze wel deed, was haar werk archiveren. Vandaar de titel van deze expositie: Een postume samenwerking. Ine Schröder en haar archief.
Zo weinig aandacht als er was van de professionals, zo geliefd was ze bij een schare van liefhebbers. Omdat Schröder zelf zo weinig bewaarde, bestaat de tentoonstelling grotendeels uit bruiklenen. “Mensen veren op, je zou het een soort opbloeien kunnen noemen”, vertelt Vossebeld over zijn ervaringen tijdens het tweejarige onderzoek naar Schröders kunstenaarschap. “O, ja! Natuurlijk! Ine Schröder!”, reageerden de liefhebbers. “Heel mooi werk. Het mooiste dat ik ooit heb gezien!” Collega-kunstenaars kwamen met een toevoeging die zelden uit hun mond komt: “Ze was misschien wel de belangrijkste kunstenaar van ons allemaal.”
We lanceren satellieten, zei Vossebeld bij de opening, we bouwen kathedralen en we knutselen met DNA. Dingen die door hun schaal bewondering en respect afdwingen en soms ook nog mooi zijn.
”Maar wat is er aan de hand als een handzaam bouwwerkje van een tiental slordig gezaagde latjes, losjes beschilderd en even losjes aan elkaar gelijmd, iemand laat uitroepen: ‘Dit is het mooiste dat ik ooit heb gezien!’?”
De curatoren Vossebeld en Van den Bosch richtten zich in hun onderzoek op Schröders archief van duizenden foto’s en dia’s dat, als contrapunt van haar ook letterlijk uit elkaar vallende oeuvre, uitdrukking geeft aan haar onthechte kunstpraktijk.
Niet dat die foto’s te zien zijn in het Bonnefanten. Wat we krijgen voorgeschoteld, is de reconstructie van een kunstenaarschap, een fijnzinnige biografie in tekst, film en werken – veelal bruiklenen van haar bewonderaars. Gespreid over twee etages – het enige minpunt bij deze bij tijden hallucinante presentatie.
Een postume samenwerking. Ine Schröder en haar archief. T/m 5 januari 2020 in het Bonnefantenmuseum Maastricht. bonnefanten.nl
Exotica in Den Bosch
Nee, het is geen lolletje op de schilderijen van Eveline van de Griend. Waarom zou ’t? Is de wereld om ons heen zo’n lolletje dan?
Twaalf van haar schilderijen, elf daarvan niet opgespannen maar tegen de muur gespijkerd, hangen nu in Museum Slager in Den Bosch. Wie midden in de zaal gaat staan, tussen een reeks van vijf sculpturen in brons, marmer en keramiek, waant zich in het oog van een orkaan. Een orkaan van kleuren, van beelden en van scènes die van alles oproepen, maar nergens een samenhangend verhaal vertellen. Net als je denkt dat je een aanknopingspunt hebt, wordt je blik afgeleid door een schedel, stervende en copulerende mensen, roodwitte linten, een lijk, een masker, een dode vogel, een romp zonder hoofd en benen. Je krijgt geen moment rust – net als in de wereld om ons heen, met de onophoudelijke stroom van halve verhalen en onaffe beelden die we met honderden per dag over elkaar uitstrooien.
Het exotisme van Van de Griends schilderijen, een groot deel van haar jeugd bracht ze door in het buitenland, vooral Afrika, wordt gekoppeld aan haar herkomst, ze is geboren in Den Bosch. Toch mogen we de titel van de tentoonstelling, Reincarnation of Hieronymus Bosch, niet al te letterlijk nemen. Hier en daar zijn wel een paar referenties te zien, maar er zijn net zo veel verwijzingen naar andere schilders en stijlen.
Van der Griend flirt met symbolisme en surrealisme, net zo goed als met popmuziek en laatste-oordeel fresco’s van Italiaanse renaissanceschilders. Haar werk is mystiek, absurdistisch, onheilspellend, luguber. Haar schilderijen gunt ons via de dolgedraaide gekte van de wereld waarin we leven een blik op de donkere kanten van onze psyche, kanten die we misschien liever niet zien. Het is de van logica gespeende spiegel op het bestaan die ook Hieronymus Bosch zijn tijdgenoten voorhield.
Als relativering bij al die drukte aan de wanden staan op de as van de zaal vijf sokkels met sculpturen, als contrapunten van de vaak ten voeten uit, in oogverblindende klederdracht geschilderde personages op de schilderijen. Een ander rustpunt vormen de hoofden op de doeken, en hun uitdrukkingen. Kijk ze in de ogen, peil hun afwachtende, raadselachtige, observerende, verdwaasde of gloedvolle blik. Zoek ook naar het zelfportret van de kunstenares. In haar ogen bevindt zich de sleutel van deze tentoonstelling.
Eveline van de Griend, Reincarnation of Hieronymus Bosch. Van 3 februari t/m 7 april in Museum Slager, Den Bosch. museumslager.com
Kijk, Frank Stella
‘What you see, is what you see.’ Het raadselachtige adagium van de Amerikaanse kunstenaar Frank Stella (1936) staat dit voorjaar afgedrukt op de roze geschenkpapiertjes van het Van Abbemuseum in Eindhoven.
Het motto verwijst naar het wetenschappelijk kunstexperiment Tracking Frank Stella waarbij het kijkgedrag bezoekers onder de loep genomen. De van vooraf geselecteerde bezoekers werden in een geprepareerde tentoonstellingszaal geconfronteerd met imposante Stella-schilderijen waarin intense kleuren verankerd zijn in krachtige, geometrische vormen.
Getooid met zogenaamde eye-trackingbrillen en op de voet gevolgd door bewegingssensoren lopen de bezoekers volgens een vast parcours richting de schilderijen. Kijkpatronen, oogbewegingen en looproutes worden geregistreerd. Hoe kijken ze naar de kleuren en vormen? Waar gaat hun aandacht naar uit, en wat laten ze juist links liggen?
De Vlaamse kunstwetenschapper Stefanie De Winter is gefascineerd door de aantrekkingskracht van Stella’s werk en onderzocht met haar team, op uitnodiging van Van Abbe-curator Steven ten Thije, de kijkpatronen. Een kleine tachtig bezoekers deden mee, onder wie kunsthistorici, kunstenaars en leken.
Grote trekpleister voor De Winter is Stella’s bonte meesterwerk Effingham I (1967) dat deel uitmaakt van de Van Abbe-collectie. Op dit grote schilderij werkte Stella als een van de eersten met fluorescerende verf. Na ruim vijftig jaar springen de kleuren nog steeds van het doek.
Gek genoeg wilde de kunstenaar vooral de vlakheid en objectiviteit van zijn schilderijen benadrukken. ‘Wat je ziet is wat je ziet’ was de revolutionaire gedachte uit die tijd. Maar bij Effingham I ontstaat door de fluorescerende verf een bijzondere dieptewerking. Tijdens het onderzoek hangt een exacte fotokopie van het werk naast het kwetsbare, zelden vertoonde, origineel. Waar richt de aandacht van de proefbezoekers zich op, en laat het geverfde doek meer dieptewerking zien dan de kopie? Uit eerder onderzoek van De Winter blijkt dat de kleur roze bij kijkers het sterkst oplicht. En nu?
Plug In #32. Frank Stella. Van 15 december t/m 30 maart in het Van Abbemuseum in Eindhoven. vanabbemuseum.nl