Niks mis met dat druilweer
Thomas Thwaites had er even schoon genoeg van om verder te leven, als mens dan. Hij bouwde een soort houten geitenskelet, kroop erin en dook drie dagen en drie nachten onder bij een kudde geiten in de Zwitserse Alpen. En werd nog geaccepteerd ook.
Het verhaal van de Britse ‘Goatman’ kreeg, inclusief houten skelet, een plek in Nature, de expositie in Cube design museum in Kerkrade met zestig innovatieve en duurzame natuurprojecten van designers die de planeet willen redden.
Toen de Nederlandse waterkunstenares Aliki van der Kruijs een oud notitieboekje vond van haar opa, waarin hij iedere dag het weer bijhield, begon ze met iets soortgelijks, maar dan op textiel: met behulp van regendruppels maakt ze patronen op textiel dat, inclusief de gezeefdrukte weergegevens van die dag, weer gedragen kan worden. Haar boodschap: er is niks mis met dat Hollandse druilweer.
In een Curiosity Cloud van gloeilampen van het Oostenrijkse designduo Mischer’Traxler fladderen replica’s van uitgestorven vlinders en net ontdekte soortgenoten broederlijk naast elkaar.
Notities over het weer en een wolk van vlinders zijn de licht verteerbare krenten in Nature, een even actuele als ambitieuze expositie. Broodnodige lichtpuntjes zijn het, waar je even bij uit kunt hijgen in dit wetenschappelijke woud van metagenomica, datavisualisaties, hybridomacellen, DNA-sequenties, hoogenergetische elektronenbundels en adenosinetrifosfaat. Hoogst interessant en al even urgent, maar bij museumbezoekers met niet al te veel ecologische bagage zal het soms gaan duizelen. Dat de expo vooral in het Engels is, helpt ook niet altijd mee.
Gelukkig valt er ook veel te doen. Ga gamen in de natuurinstallatie Walden van Tracey Fullerton, kijk door een speciale bril naar een oplichtende jurk die gemaakt is van zijderupseieren en koraal-DNA, of snuif de geur op van een meer dan een eeuw geleden uitgestorven bloem.
Nature is meer dan alleen treurnis om onze natuur. Behoorlijk geestig is het verhaal van de kemphaantravestiet die staat opgesteld in een vitrine, en stiekem ook wel dat van de necrofiele homoseksuele wilde eend, die ooit 75 minuten paarde met een andere woerd – die dus morsdood was.
Een andere eyecatcher is het begraafpak van Rhim Lee, dat met absorberende paddenstoelen een milieuvriendelijk alternatief moet bieden voor al die giftige lijkstoffen van ons. Die meteen de vraag opwerpt hoe ver je kunt gaan als designactivist.
Nature, in Cube design museum Kerkrade, van 10 mei t/m 19 januari. cubedesignmuseum.nl
Dode gebouwen met een ziel
Deze zomer haalde archeoloog en tekenaar Theo de Feyter het nieuws met zijn tekeningen van de Syrische stad Palmyra – nou ja, van wat ervan over is. Zijn stemmige aquarellen van verruïneerde monumenten vonden gretig aftrek – misschien wel omdat we de foto’s van de warzones langzamerhand wel hebben gezien.
Van dit kijkerscynisme kan in het werk van Marwan Rechmaoui (1964) geen sprake zijn. Rechmaoui is een Libanese kunstenaar van Palestijnse afkomst. Gezien die wortels lijkt het niet verwonderlijk dat zijn tentoonstelling Slanted Squares in het Bonnefantenmuseum in Maastricht voor een groot deel uit ruïnes bestaat. Maar ook hier stuurt ons vooringenomen brein ons de verkeerde kant op. Bij Rechmaoui gaat het niet om oorlogsruïnes, maar om restanten van nimmer voltooide gebouwen.
Beiroet, de woonplaats van Rechmaoui, winnaar van de BACA, de tweejaarlijkse Bonnefantenprijs voor hedendaagse kunst, staat vol van deze troosteloze kolossen. Ze tekenen de verweesde samenleving die ze zo heeft achtergelaten. Soms ging de bouw te snel, dan weer te langzaam, altijd ten offer aan speculatiedrift, corruptie en bureaucratie.
The Coop (2019), het meest recente werk dat in Maastricht wordt getoond, verwijst naar
een overdekte markt die onderdak moest bieden aan 575 door de burgeroorlog op drift geraakte straatverkopers. De bouw werd stilgelegd toen bleek dat er geen middenklasse meer was die het in gebruik kon nemen.
Soms bleef een gebouw onvoltooid vanwege de burgeroorlog, zoals de 34 verdiepingen hoge Burj al-Murr, door Rechmaoui vereeuwigd in het ongenaakbare Monument for the Living (2002). De constructie, bedoeld als kantoortoren, is te hoog om te slopen en te solide om in elkaar te zakken. Sinds het stopleggen van de bouw in de jaren zeventig fungeerde het complex als observatie- en sluipschutterspost, gevangenis, ondergronds munitiedepot en, sinds kort, als wapenarsenaal.
In zijn van specie, beton, en staal vervaardigde werken geeft Rechmaoui de verweesde landmarks in Beiroet een tweede leven – in elk geval in ons hoofd. Maar Slanted Squares is meer dan een aanklacht tegen een moreel failliete overheid. Onder Rechmaoui’s handen krijgen de onaffe en verweesde constructies een ziel. Mogelijk is het zijn liefde voor de stad en haar bewoners dat hij erin slaagt deze op het eerste oog troosteloze sculpturen een onverwoestbaar optimisme te laten ademen.
Dat gevoel, zeker de esthetiek ervan, komt het meest tot uiting in het tien zuilen tellende ensemble Pillars. Geen enkele constructie kan zonder de onvermoeibare stutkracht van kolommen en pilaren; Rechmaoui toont ze los van het gebouw, verweesd, deels verkruimeld. Door de opstelling en de belichting gebeurt iets wonderbaarlijks. Met hun uitpuilend staaldraad en afbladderende stukken gaas krijgen de zuilen menselijke trekken, ze lijken bij elkaar steun en toenadering te vinden.
Op vernuftige manier manipuleert Rechmaoui de blik van de kijker, de spreekwoordelijke ‘eye of the beholder’ blijkt behoorlijk elastisch. Strak geometrische constructies als The Coop, Monument for the Living en Spectre, op het eerste oog een gigantische, ongebruikt gebleven duivenkooi, krijgen de allure van doorleefde poëzie.
Slanted Squares is als een 3D-film over een stad van kansloze gebouwen, vol mensen met wie het niet veel beter is gesteld, maar die wel beter verdienen. Te zien tot en met 8 september, in Maastricht. Aarzel niet.
Marwan Rechmaoui, Slanted Squares. Van 24 mei t/m 8 september in het Bonnefantenmuseum in Maastricht. bonnefanten.nl
Een wereld voor rijkelui
Veel gebogen ruggen in Museum Helmond, vooral in het eerste deel van de expositie It’s all for the Money, over de noeste arbeid en de veelal schamele beloning ervan gedurende de 19e en een deel van de 20e eeuw. In de werken van Käthe Kollwitz, Camille Pissarro, Emile Thysebaert en Kurt Peiser is het leven allesbehalve een pretje.
De (her)verdeling van de klassieke productiefactoren natuur, arbeid en kapitaal is de kern van hetmarxisme. Toch is die leer, nu alsmaar minder mensen beschikken over meer middelen, actueler dan ooit. De groeiende onvrede daarover uit zich in wereldwijde migratiegolven; de onderbedeelden zijn meer dan ooit bereid tot het uiterste te gaan om hun deel op te eisen.
De globalisering van de tegenstelling arm-rijk is een van de ondertonen in de expositie It’s all for the Money, die in vijf chapiters laat zien hoe geld de wereld is gaan regeren, en hoe kunstenaars op deze thematiek hebben gereageerd. De rauwe portretten die Cor Jaring in de jaren vijftig maakte in de Amsterdamse haven lijken een tijdsbeeld. Tot je, pal ernaast, een foto ziet van Steve McCurry van een Afghaanse mijnwerker uit 2002. Uitbuiting is van alle tijden.
Waar de globalisering van arbeid toe kan leiden is messcherp vastgelegd in de kinderportretten uit 2016 van Zilveren Camerawinnaar Cigdem Yuksel. Zij fotografeerde kinderarbeid van Syrische vluchtelingen in Turkse kleding- en schoenenfabrieken. Hun situatie is even schrijnend als meer dan honderd jaar geleden in de fabrieken van Petrus Regout in Maastricht.
Sinds eind 20e eeuw bestaat er naast de echte ook een virtuele economie: die van het flitskapitaal. We hebben er de wereldwijde financiële crisis van 2008 aan te danken – waar we weinig van hebben opgestoken. De virtuele economie floreert als nooit tevoren, intussen hebben de banken zich ook ontfermd over de grijze en zwarte economie en raken boven- en onderwereld steeds inniger verstrengeld.
De toegenomen rijkdom leidt tot een groeiend hedonisme bij de happy few en haar navolgers. Het belang van uiterlijk vertoon uit zich bij jongeren in het nastreven van het ideale lichaam, al lijkt dat te contrasteren met de vernietigende uitwerking daarop van hun door alcohol, seks en drugs gedomineerde levenswijze.
It’s all for the Money sluit af met het hyperrealistische schilderij The Dimensions of Ambiguity van Terry Rodgers. Hier geen gebogen ruggen en door zware arbeid geteisterde lichamen, maar gladde en geoliede, in de gym getrainde lijven die zich van de ene naar de andere orgie bewegen. In de tentoonstelling wordt ook popmuziek ten gehore gebracht over de macht van het geld. Het beoogde drempelverlagende effect wordt echter teniet gedaan door de wat obligate keuze, van Simply Red (Money’s too Tight to Mention) via Abba (Money Money Money) en Pink Floyd (Money) tot Kraantje Pappie (Euro’s).
I’ts all for the Money. Van 2/4 t/m 29/9 in Museum Helmond. museumhelmond.nl
Onscherp en zwart-wit
Vroeger, als kind, had ze er geen last van. De mensen namen haar zoals ze was. Maar toen ze ouder werd, voelde ze de afstand groeien. Mensen zeiden dat ze zo goed Nederlands sprak. En dat ze zo goed was geïntegreerd.
Hoezo geïntegreerd? Jennifer de Graaff is geboren en getogen in Weert. Haar biologische vader is Antilliaans, maar ze groeide op in een ‘wit’ gezin. Ja, ze heeft een kleurtje, ’s zomers iets meer dan ’s winters, zegt ze met een wrang lachje. Toen ze ouder werd, bleek dat kleurtje een steeds grotere rol te spelen. Zoals die keer bij McDonald’s, waar ze een vakantiebaantje had. Een blinde man begon af te geven over mensen met een andere huidskleur. Het werd haar te veel, ze vroeg een collega het even van haar over te nemen.
De tentoonstelling Waar het hoofd vol van is van Jennifer de Graaff (1988) gaat voor een belangrijk deel over de gevolgen van haar gemengde afkomst. Hoe het probleem dat anderen daarmee hebben, ook een probleem voor haarzelf werd. Hoe een door je omgeving opgedrongen identiteit tot een isolement kan leiden.
De tentoonstelling in haar geboortestad is haar eerste solo sinds haar terugkeer uit Dublin, waar ze vorig jaar haar Master haalde aan het National College of Art & Design. Sommige werken in de presentatie herinneren aan die tijd, zoals de foto’s die ze maakte in de havenstad Cork en het nabijgelegen Cobh. Analoge foto’s, gemaakt met een oude Panasonic van haar grootvader. Het voordeel? Een analoog fotorolletje laat je maximaal 36 keer klikken, een digitale camera met geheugenkaart biedt ruimte voor vele honderden beelden.
De meeste foto’s van De Graaff zijn zwart-wit. Nee, ze hebben geen kleurtje. En er staan geen mensen op. Ze zijn niet scherp, hebben een soort ‘sfumato’, een techniek uit de schilderkunst: wazige, in elkaar overvloeiende omtrekken. Hoe dichter je bij de foto’s komt, hoe minder scherp het beeld. Ze lijken de kijker op afstand te willen houden . Er is één foto mét mensen, ze staan met de rug naar de fotograaf. Het is meteen de enige foto in kleur die ze in De Annex laat zien.
“Ik kan mezelf moeilijk uiten. Ik houd alles binnen”, zegt De Graaff over haar karakter. De titel van de blikvanger en naamgever van de tentoonstelling, Waar het hoofd vol van is, heeft die toelichting niet eens nodig. Het is een meteen na binnenkomst op groot formaat geprojecteerde videoanimatie met twee huilende hoofden in een glas. Ze huilen en huilen, het glas vult zich met tranen, tot het water hoger reikt dan lippen en neus.
Ook de video Jail, met een vertraagd beeld van de zee, gezien vanachter vier tralies, zal niemand onberoerd laten. Een andere video, eveneens in zwart-wit, biedt een parallelbeeld met het uitzicht vanuit haar kamers in Enschede en Dublin, twee steden waar Jennifer de Graaff woonde en waar ze naar eigen zeggen regelmatig heimwee naar heeft.
Jennifer de Graaff, Waar het hoofd vol van is. Van 15/8 t/m 29/9, van woensdag t/m zaterdag, in De Annex, Meikoel 3, Weert.