Knus geknutseld

Knus geknutselde kunst met een hoog punkgehalte, dat is KNUST. In de vitrines tussen de boeken in de keurig-klassieke bibliotheek van het Van Abbemuseum vallen de publicaties van de gelijknamige Nijmeegse underground-stencildrukkerij, veelal uit de jaren tachtig en negentig, op door hun licht subversieve toon.
Aanleiding van de KNUST-presentatie is de schenking van verzamelaar Hans Kaaijk aan het Van Abbemuseum. De Nijmegenaar verzamelt al vanaf begin jaren tachtig de kunstenaarsboeken, zines, cassettebandjes, posters en ander drukwerk die bij KNUST uit de stencilmachine worden getoverd.
De drukkerij ontstond in 1983, de hoogtijdagen van de in Nijmegen behoorlijk actieve krakersbeweging. In het gekraakte Westland-Utrechtgebouw begon Jan Dirk de Wilde boekjes te maken op een stencilmachine: een techniek die met de komst van het kopieerapparaat overbodig leek, maar waar nog steeds bijzondere artistieke mogelijkheden in schuilden.
Dat is goed te zien als je langs die vitrines loopt. De kleurenstencils hebben een zachte uitstraling, een beetje korrelig. Aaibaar. Op een vrolijke, tegendraadse manier zochten De Wilde en zijn kompanen Alfred Boland, Ania Rachmat, Erik Odijk en Doro Krol (en anderen) naar de gekste manieren om papieren dingen te maken. Een heel lang soort lucifersdoosje met een stuk opgerold papier erin. Of een kruisvormig, kunstig gevouwen tijdschrift met een kartonnen tv’tje als band in het midden. De lol van het doe-het-zelf concept spat ervan af. En het zijn liefdevol gemaakte technische hoogstandjes, dat ook.Het ging er stevig aan toe in die jaren tachtig: ontruimingen van kraakpanden die eindigden in halve veldslagen, massale protesten tegen kernwapens, felle discussies over vrouwenrechten. Maar de publicaties van KNUST zijn nooit pamflettistisch. Ze zijn een mix van tekenkunst, grafische vormgeving, woordgrappen en poëzie. Soms is de toon kritisch, op consumentisme bijvoorbeeld, en op grijzemuizigheid, maar het is nergens uitgesproken politiek. De tijd heeft niet stilgestaan, de krakersbeweging is geschiedenis en het internet heeft de DIY-cultuur grondig veranderd. Maar KNUST is nog springlevend. Sinds 1988 is de drukkerij onderdeel van het Nijmeegse podium en productiehuis Extrapool, en heeft het zich ontwikkeld tot een plek waar kunstenaars uit binnen- en buitenland graag komen om bijzonder grafisch werk te maken. De stenciltechniek en de modernere variant risoprint oefenen een grote aantrekkingskracht uit op jonge kunstenaars. Zo is de esthetiek van de recente KNUST-publicaties compleet anders dan hoe het ooit begon, maar dat prachtige zachte en korrelige is nog steeds hetzelfde.

KNUST. Van 1/9 t/m 15/11 in het Van Abbemuseum in Eindhoven. vanabbemuseum.nl

Gies Backes, Blue rider. Acryl op doek, 140 x 120 cm, 2019.

Niks bijzonders

Kijk naar de schilderijen van Gies Backes en je ziet doodnormale dingen. Een ongevallen plastic tuinstoel achter ruitvormig Heras-hekwerk. Een verlaten rubberboot in het groen. De vitrine van het Chinees restaurant om de hoek. De zijkant van een caravan.
Niks bijzonders – alle reden dus om te zien wat er gebeurt als je blijft kijken. Want du moment dat doodnormale dingen op een schilderij terechtkomen, houden ze op doodnormaal te zijn. Een tuinstoel, een boot, een caravan, al die verweesde objecten, je krijgt de neiging je over ze te ontfermen. Dan begint het. Het schilderij zuigt je naar binnen, je wordt overmeesterd door de leegte die het ademt. Er is geen ontkomen aan. De schijnbare terloopsheid van wat we zien en de zachte tinten waarmee het is geschilderd, sorteert in de ogen van de kijker een tegenovergesteld effect. Bij het schilderij van een man voor een lege speeltuin zou Tom Waits’ What’s He Building? niet misstaan als soundtrack.
De schilderijen van Gies Backes (Venlo, 1977) spelen met je brein. Dat wil namelijk weten hoe die plastic tuinstoel daar komt. Waar de bestuurder van de rubberboot is gebleven. Wie of wat zich in die caravan bevindt. De door Backes geschilderde scenes waar alle ballast uit lijkt verwijderd, waar anekdotes worden gemeden, waar slechts zelden een mens is te zien, gaan wrikken aan de in je hoofd verkleefde (on)zekerheden, vooroordelen en angsten. Ze vormen de suggestie van een werkelijkheid die alleen in je hoofd bestaat.
Schildertechnisch doet Backes, met zijn fletse kleuren en onscherpe toets, denken aan Gerhard Richter en Luc Tuymans, grote namen met een politiek beladen oeuvre – waarmee elke verdere vergelijking meteen ophoudt. Bij Backes geen uitspraken, hoe omfloerst ook, over de historische en maatschappelijke realiteiten die ons leven bepalen. Zijn artistieke actieradius beperkt zich tot zijn directe woon- en leefomgeving – de expositie heet niet voor niets I Kow This Place.
Backes is eerder een man van de wijk dan van de wereld. Het zijn de alledaagse beelden die hij opzuigt en verstild en verweesd, in een vervreemdende, sterk inzoomende kadrering op het doek terughaalt. Zijn productie is niet hoog – nóg een verschil met eerder genoemde veelschilders. Het bij de expositie verschenen oeuvreboek laat het werk zien van een kunstenaar die behoedzaam en bedachtzaam bouwt aan een oeuvre waarin meer aan de hand is dan onze ogen kunnen zien en onze gedachten kunnen bevatten.

Gies Backes, I Know This Place. Van 8/9 t/m 12/10 bij Galerie Wilms in Venlo. galerierwilms.nl

Kim Pattiruhu, Pinda-kaas.

Uit de barakken

Ze is moeilijk te duiden, de wereld om ons heen. Sommige feiten zeggen dat kunst en cultuur een belangrijke rol spelen in ’s lands economie (zie ook pagina 7 van deze ZL), tegelijkertijd zegt ons gevoel dat de maatschappelijke waardering voor kunst nooit eerder zo laag was.
Sommigen denken dat de kunst uit zelfbescherming beter ondergronds kan gaan, dat kunst een toevluchtsoord voor andersdenkenden aan het worden is. Anderen zoeken het offensief, gaan op zoek naar strategische, vaak commerciële allianties – met het risico van verlies van autonomie.
De vraag wat beter is, vechten of vluchten, is kennelijk ook bij Odapark aan de orde geweest. Met Art is a Shelter begint het centrum voor hedendaagse kunst in Venray aan een reeks van tentoonstellingen die zo’n beschutte positie aan de orde stelt. Die benadering luidt ook een nieuwe fase in van Odapark, dat bij het 25-jarig bestaan in 2018 ruim 40.000 bezoekers trok. Een succes met een wrange bijsmaak, want net als bij andere kleinere beeldende kunstpodia is er in Venray steeds minder geld beschikbaar voor hedendaagse kunst.
De eerste editie van Art is a Shelter laat werk van acht Molukse/Indische kunstenaars zien die niet vaak met hun werk naar buiten treden. Rumah heet de presentatie, Maleis voor (t)huis. De kunstenaars, in wezen 1e, 2e en 3e generatie vluchtelingen, vertellen op hun eigen manier het verhaal van hun komst naar en verblijf in Nederland.
Met Rumah onderzoeken curator Pascalle Mansvelders en kunsteducator Roel Sanders hoe kunst bij afgezonderde groepen als de Molukkers een niet-autonome functie kan hebben. Tegelijkertijd gaat de tentoonstelling, net als de voorvorige expositie La gabbia (over de zusters Ursulinen, op loopafstand van Odapark), over de genius loci van het gebied: begin jaren vijftig werden zo’n 130 Molukkers gehuisvest in barakken in Vlakwater, op een steenworp van Odapark.
Midden in de expositieruimte is een barak opgebouwd, een treffend, sfeerbepalend onderdeel van Rumah. In zo’n barak in Zwartwater groeide Kitty Luhulima (1956) op. Ze ging naar de kunstacademie, maar trad pas vele jaren later naar buiten met haar werk. Ze schildert postzegels van Molukse eilanden, en koffers – in veel Molukse huizen werden de koffers nooit opgeruimd.
Van Kim Pattiruha (1982) zijn prachtig-verstilde video’s te zien van de trip die ze samen met haar vader maakte toen ze op zoek ging naar haar Molukse roots. Ze maakte ook een zelfportret waarop haar gezicht is ingesmeerd met pindakaas. Half pinda, half kaas. Half Indisch, half Nederlands.
Die verscheurdheid zit ook in de tekeningen van Ben Manusama (1957), die teruggrijpen op de traumatische gijzelingen door Molukse vrijheidsstrijders in de jaren zeventig, en in het meer poëtische werk van Pieter Latul (1956-216). Toen Latul als volwassene terugging naar het kamp van zijn jeugd, viel hem op dat alles veel kleiner was dan toen. De bomen, de barakken, alles was heel anders dan in zijn hoofd. Ook zijn schilderijen zijn klein.

Art is a Shelter/Rumah. Van 8/9 t/m 12/1 in Odapark Venray. odapark.nl

De winnende poster van Jie-Fei Yang.

Creatief met data

Eindhoven heeft design, Tilburg textiele vormgeving en podiumkunsten en Breda, euh, wat had Breda ook al weer? Het beeld, natuurlijk!
Althans, dat was de bedoeling. De Baroniestad, de negende stad van het land, maar de 28e als het gaat om cultuuraanbod – moest en zou De Stad van de Beeldcultuur worden. Maar het liep anders. Het Huis voor Beeldcultuur stierf een stille dood, net als het Museum of the Image (MOTI, voorheen Graphic Design Museum) dat noodgedwongen werd samengevoegd met het ingeslapen Breda’s Museum tot Stedelijk Museum Breda. Intussen is ‘beleving’ het adagium in de ‘bourgondische stad’ die Breda wil zijn.
Wie overleefden er wél binnen de Bredase beeldcultuur? BredaPhoto en het Graphic Design Festival. Dat laatste heet nu Graphic Matters en is tevens de motor achter de populaire Blind Walls Gallery, het steeds verder uitdijende museum van de Bredase straat, met intussen meer dan tachtig muurschilderingen.
De zevende editie van het tweejaarlijkse Graphic Matters vindt voor het eerst plaats in en om de Stokvishallen, een nieuwe culturele hub in het Havenkwartier van Breda, nabij het station. Het thema: Information Superpower. Datavisualisaties zijn hierbij het uitgangspunt. “We leven tegenwoordig met een overload aan informatie”, zegt festivaldirecteur Dennis Elbers, “en steeds vaker wordt die informatie verbeeld in data. Anders krijgen we het niet meer binnen. We willen mensen bewust maken van deze verbeelding. We zijn eerder geneigd beeld te geloven dan geschreven woord, maar is dat terecht? Neem Thierry Baudet die tijdens een Kamerdebat staat te zwaaien met een gemanipuleerde grafiek. Als wij niet kritisch kijken – wie heeft het gemaakt, hoe en waarom? – dan komt hij daarmee weg.”
Van de andere kant wil Graphic Matters ontwerpers ervan overtuigen dat je ook mooie verhalen kunt maken met data. “Veel ontwerpers zijn bang voor data. Wij willen die angst wegnemen.”
Er zijn themabijeenkomsten, talkshows en masterclasses, zoals die van Wobby, de risograph-experts uit Tilburg. Ook zijn er (gratis toegankelijke) tentoonstellingen met de winnende ontwerpen uit de traditionele postercontext of Information Superpower, met werk van vermaarde ontwerpers als Wim Crouwel, Gerd Arntz, Fritz Kahn en Aaron Koblin, en Dear Data. Een jaar lang stuurden ontwerpers Stefanie Posavec en Giorgia Lupi elkaar wekelijks handgemaakte datavisualisaties over persoonlijke onderwerpen. Dit resulteerde in een collectie postkaarten, eerder te zien in het MoMA in New York.
Ook het publiek in Breda wordt uitgedaagd om met data aan de slag te gaan. Bij binnenkomst krijgt eenieder een blanco plattegrond om die zelf vorm te geven.

Graphic Matters. Van 20/9 t/m 27/10 in de Stokvishallen in Breda. graphicmatters.nl