Jongensboek

Het levensverhaal van Uli Sigg leest als een jongensboek. Hij werd geboren in Zwitserland in 1946, studeerde rechten, en werkte als journalist. Hij maakte een overstap naar lift- en roltrappengigant Schindler, die hem in 1977 naar China stuurde. Daar slaagde hij erin om, als eerste Westers bedrijf, een joint venture met de Chinese overheid te realiseren.

Om de gesloten Chinese samenleving beter te leren kennen, besloot Sigg kunstenaars op te zoeken. Ai Weiwei werd een goede vriend, en via via leerde Sigg steeds meer kunstenaars kennen. Af en toe kocht hij werk van ze, lang voordat Chinese hedendaagse kunst een hype werd in het Westen en de prijzen omhoog schoten.

Al rond 1990 zag Sigg dat de Chinese kunst zich in hoog tempo ontwikkelde, én dat geen enkel museum, in het Westen of in China zelf, die ontwikkeling documenteerde. Hij besloot het zelf te doen, en systematisch werk aan te kopen van hedendaagse Chinese kunstenaars. Nadat hij in 1995 de Zwitserse ambassadeur in China werd breidde hij zijn netwerk van kunstenaars verder uit. Inmiddels omvat zijn collectie ruim 2.200 werken van zo’n 350 kunstenaars. Het leeuwendeel hiervan schonk hij in 2012 aan het nieuwe M+ museum in Hong Kong, dat komend jaar open gaat.

Dat het Noordbrabants Museum erin slaagde om een selectie uit de Sigg-collectie naar Den Bosch te halen, heeft veel te maken met de grote Jeroen Bosch tentoonstelling van 2016. Daarmee speelde het relatief kleine museum zichzelf internationaal in de kijker, sindsdien gaan deuren van verzamelaars als Sigg een stuk makkelijker open.

De tentoonstelling A Chinese Journey past in het nieuwe beleid van het Noordbrabants Museum om internationale, toonaangevende, verrassende hedendaagse kunst te tonen. En verrassend is de expositie zeker. Uit de ongeveer zestig werken, vrijwel allemaal van de laatste tien jaar, blijkt duidelijk dat de hedendaagse Chinese kunst aan diepgang en zelfvertrouwen heeft gewonnen. Chinese kunstenaars zijn nu vaak Westers geschoold, maar putten ook uit hun eigen, eeuwenoude tradities. Kalligrafie en landschapsschilderkunst bijvoorbeeld, en de verstilde spiritualiteit van tao en confucianisme. Maar spektakel is er ook: blikvanger is The Tank Project van He Xiangyu: een legertank gemaakt van tassenleer, op ware grootte. Hij past maar nèt in de zaal.

A Chinese Journey: The Sigg Collection, van 17 maart t/m 8 juli in het Noordbrabants Museum in Den Bosch. hnbm.nl

Mario Merz, Objet Cache-Toi! (1968) Kunstmuseum Wolfsburg.
foto VG Bild-Kunst/Helge Mundt

Verstop je

In de centrale hal staan negen mannen in zware leren jassen uitdrukkingsloos om zich heen te kijken. Het is een groepsbeeld van Siegfried Neuenhausen en heet Die Bürger von B. Om de hoek hangt een atypisch, verstild schilderij van Jörg Immendorf, Schneelandschaft. Daarop een tekst, vertaald: ‘Hier mogen we werken, hier mogen we liefhebben, hier mogen we liggen’. Bij een tussenwand staat Barrikade van Günther Uecker, een stapel van zandzakken met daartussen, dreigend vooruitstekend, mensgrote stalen spijkers. Ook Mario Merz gebruikte zandzakken bij een van zijn vele iglo’s. Cache-Toi heet het kunstwerk. Verstop je.

De vier werken zijn gemaakt in en rond het revolutiejaar 1968 dat nu overal wordt herdacht. Zoals in Flashes of the Future – Die Kunst der 68er oder Die Macht der Ohnmächtigen in het Ludwig Forum in Aken, een relativerende tentoonstelling voor eenieder die meent dat we anno 2018 verwarrende, misschien wel historische tijden doormaken: de wereld staat in brand, conflicthaarden alom, inclusief dreigende nucleaire rampspoed. Daarbij liggen we ook nog overhoop met internetmonopolisten en liegende, aan geheugenverlies lijdende politici.

Bekijk de 24 door Marcelo Brodsky bewerkte zwart-witfoto’s van evenzovele brandhaarden in alleen al het revolutiejaar 1968 en ons bestaan wordt al een stuk draaglijker. Uit een toelichting blijkt dat die 24 nog maar een greep zijn uit de serie 1968: El fuego de las ideas, Het vuur van ideeën. Er dient zich trouwens ook een fundamenteel verschil aan met het hier en nu: in de jaren zestig was er een overdaad aan maatschappijvisies en ideologieën, daar hebben we op het moment weinig last van.

Ludwig Forum, een voormalige paraplufabriek die met zijn zaagdak en lichtinval van boven doet denken aan De Pont in Tilburg, heeft weinig moeite gespaard om de opstandige jaren zestig in beeld te brengen – door de ogen van kunstenaars, toen en nu. Zoals Marcelo Brodsky met zijn ingekleurde foto’s; er zijn weinig historici die daar met de pen overheen kunnen.

Vrijwel alle groten uit de naoorlogse Duitse kunst zijn vertegenwoordigd. Misschien niet met hun beste werk, maar toch, ze zijn er, Baselitz, Kiefer, Penck, Polke , Beuys, Immendorf en al die anderen. Ook veel Amerikaanse pop art: de expositie leunt zwaar op de verzameling van de stichters en naamgevers van het museum, Peter en Irene Ludwig, die, toevallig, in 1968 hun collectie voor het eerst publiek tentoonstelden.

Flashes of the Future is een bijna dagvullende tentoonstelling vol beelden die je overvoeren met onrust, vervreemding, revolte en, af en toe, vertedering. Waarna aan de uitgang een kloeke, twee kilo wegende catalogus op je wacht met de jarenzestigprijs van zeven euro.

Flashes of the Future. Die Kunste der 68er oder Die Macht der Ohnmächtigen. Van 20 april t/m 19 augustus in Ludwig Forum Aken. ludwigforum.de

Stephan Mörsch, The Calais Jungle

 

Neue Heimat

Voor kunst moet je soms even bukken. Bijvoorbeeld om naar binnen te gluren in een schaalmodel van een uit planken en plastic opgetrokken moskee. Of om een video te zien, weggestopt in een grote kartonnen doos, over een honderdjarige vrouw die liggend op bed een liedje zingt. In de expositie Neue Heimat in Den Bosch wordt aanstekelijk gefilosofeerd over wat het betekent om ergens thuis te zijn.

The Calais Jungle Mosque is een werk van Stephan Mörsch en is een 1:10 weergave van een bouwwerk uit het voormalige kamp bij Calais, waar migranten illegaal kampeerden in afwachting van een oversteek naar Groot-Brittannië. De moskee is een vorm van architectuur, ingenieus in zijn eenvoud, die veel zegt over het menselijk verlangen zich ergens thuis te voelen, al is de toekomst nog zo ongewis.

Beeldend kunstenaar Eveline van de Griend en curator Sarie Nijboer brachten bij de kunstruimte van Willem Twee in Den Bosch het werk van vijftien kunstenaars bij elkaar, uit binnen- en buitenland, die allemaal iets laten zien van wat dat betekent: thuis zijn. Aan de expositie doen een paar toonaangevende jonge kunstenaars mee. Helen Verhoeven bijvoorbeeld: in haar Mother-serie schildert ze moeder en kind, een thema zo oud als de kunstgeschiedenis, maar zo indringend en rauw geschilderd alsof ze het zelf heeft uitgevonden. Ook Jan Hoek maakt portretten. Voor zijn fotoserie Sweet Crazies portretteerde hij in Addis Abeba geesteszieke zwervers. Niet tussen het vuilnis, maar in een typisch Ethiopische fotostudio, met Romeinse zuiltjes om keizerlijk op te leunen.

De portretten in de expositie, met ook een mooi nieuw werk van Iris van Dongen, laten de emotionele dimensies zien van het thuis-zijn én het ontheemd zijn. Een kunstenaar als Roi Alter gooit het over een andere boeg: hij verzamelt rommel uit zijn omgeving en assembleert dat tot wankele constructies, die het midden houden tussen een ladder en een brancard.

Wie de moeite neemt om in een grote kartonnen doos te kruipen waarin een kleine tv staat, wordt beloond met een ontroerende korte video. Helvi, een Finse vrouw van honderd, scharrelt rond in haar appartement in het centrum van Helsinki. Buiten bruist het leven, binnen is er stilte, een tikkende klok, en een bed. Helvi kijkt naar de drukte buiten, gaat op bed liggen en zingt een liedje. Dat doe je, als je je thuis voelt.

Neue Heimat. Van 6 mei t/m 8 juli in Willem Twee in Den Bosch. willem-twee.nl

De Concorso Aka Diamante (1956) van Bruno
Munari en Enzo Mari.

 

Nostalgia

Ergens halverwege zijn fenomenale boek Middernacht op Sicilië gaat schrijver Peter Robb helemaal los over oorsprong van de espresso en de suiker als onderdeel van de Italiaanse koffiecultus. Over weinig of geen suiker in je espresso, over het karamelliseren, over het tijdstip dat er een lepel in het edele vocht kan om te roeren, over de rituelen en ceremoniële handelingen van een echte barista. Dus nee, je lepelt niet het laatste restje suiker uit een leeg kopje, en nee, je drinkt geen cappuccino na elf uur ’s ochtends.

Hij schrijft over de vraag waar de beste koffie ter wereld wordt gezet (Napels of Palermo), over het interieur van een bar (hoe duurder de inrichting, hoe slechter de koffie), over de aloude cultuur van Napels, de enige echte koffiestad, “die zich onderscheidde door het retorische, erotische, komische, barokke, vleselijke en metafysische, door een bewustzijn dat afwisselend lui-sensueel en buitengewoon abstract was, massaal en instinctief, solitair en systematisch.”

Over deze cultuur gaat het niet in Passione Italiana in Kerkade, waar Cube design museum een aantal blinkende espressomachines met garnituur bij elkaar heeft gebracht. Het begon allemaal met de Moka Bialetti, het bekende achthoekige koffiepotje dat met zijn ultieme eenvoud 105 miljoen keukens in Italië en daarbuiten heeft veroverd. In de jaren vijftig werd de Italiaanse koffie een wereldwijd exportproduct, net als de hogedrukmachines om de koffie te bereiden. De laatste twintig jaar komen die machines ook van buiten Italië. Zo heeft de Mirage Triplette van de Brabantse ontwerper Kees van der Westen op veel plaatsen de klassieke ontwerpen van grootheden als Giò Ponti, Aldo Rossi en Enzo Mari verdrongen.

In een glimmende opstelling presenteert Cube de geschiedenis van de – inmiddels high tech – professionele koffieapparaten, en laat zien hoe ook de rest van de entourage van de koffiecultuur (kopjes, schotels, kannen, noem maar op) designobjecten zijn geworden. Met grote koffiemerken als Illy en Segafredo voorop, als financiers.

Argeloos laat Passione Italiana zien dat koffie geen cultuur meer is, maar economie. Big business; anno 2018 is de passage in het boek van Peter Robb nog maar een vage herinnering: nostalgia Italiana. Ook in Cube, waar de koffiebar in de expositie onbemand is. Om aan zijn gerief te komen kan de liefhebber de bij de entree verworven koffiebon verzilveren in het museumrestaurant. Waar een automaat staat te pruttelen.

Passione Italiana. Van 21 april t/m 29 oktober in Cube design museum Kerkrade. cubedisgnmuseum.nl