Vreugdevuur van consumentisme

De liefde voor objecten gaat over verknochtheid, schoonheid, herinnering en, vooral, bezieling. Zoals beschreven in de boeken van F.B. Hotz en, bij tijden, in de flonkerende zinnen van Tommy Wieringa. Die liefde voor objecten is onbaatzuchtig en nooit wederkerig: een object geeft niets terug, die verknochtheid is een weerspiegeling van onze ziel.
Zo vormden zich onze gedachten toen we naar de tentoonstelling Object Love in De Domijnen in Sittard gingen. Maar de titel, zo blijkt al snel, blijkt ons op het verkeerde been te hebben gezet. De zalen zijn weliswaar gevuld met objecten, afbeeldingen van objecten en films over objecten, maar de hierboven omschreven liefde voor de dingen is vaak ver te zoeken. Object Love gaat over de totale verplatting van die liefde die zich uitdrukt in materialisme en consumentisme: onze ongebreidelde zucht naar meer. En het verderfelijke daaraan.
“De dingen worden slimmer dan wij en dreigen ons te overvleugelen”, lezen we op pamflettistische teksten aan de muren en in de catalogus. Er staan aansporingen als: “Koop minder, rijd minder, vlieg minder, eet minder vlees”. Vermaningen als : “We moeten ethische vragen stellen over wat we met technologie willen”. En onverbloemde oproepen tot actie: “Elke mens heeft consumentenmacht. Gebruik haar!”
Object Love is, kortom, een moralistische presentatie over de alles en iedereen overwoekerende hebzucht die de mensheid bedreigt en die ons, als we niet uitkijken, ten gronde zal richten.
Omdat we niet zo dol zijn op imperatieven proberen we ons te beperken tot wat we zien, en wat dat teweeg brengt. Zo staan we al gauw te grinniken bij Pet’s Marktplaats, een duizelingwekkend nauwgezette uitstalling van Pet van de Luijtgaarden van baseballpetjes, aanstekers, dinky toys, video’s, wat niet al. Een vreugdevuur van consumentisme waarin de liefde voor het individuele object al lang ten onder is gegaan.
Op Erwin Olafs foto Fashion Victims (Chanel) zit een naakte, Grace Jones-achtige vrouw met als molenwieken gespreide benen op een al even moccakleurige chesterfield. Glimmende überkitsch die een ironisch contrapunt in de expositie had kunnen zijn; helaas wordt de impact teniet gedaan door reflecterend licht uit het tegenoverliggende raam.
De Trophy Cups van Vitra Mitrichenko is een prachtig werk – dat niet over ‘dingen’ gaat, maar over menselijke verhoudingen. Ageeth’s Dowry, Ted Notens beroemde bruidstasje van acryl met daarin 58 gouden ringen, raakt juist wel weer aan het thema. En de Hangende lampen, die van Marianne Roosen de vorm van vrouwenbenen kregen, gaat niet over consumentisme, maar over esthetiek.

Object Love. Van 14 april t/m 2 september in De Domijnen Sittard. dedomijnen.nl

Vajiko Chachkhiani, Living Dog Among Dead Lions.

Op bedevaart naar Watou

Een dorp in de Vlaamse Westhoek waar je als automobilist of toerwielrenner hooguit de rem beroert vanwege de 16e eeuwse Sint Bavo-kerk of voor de gezien het aantal inwoners (1900) talrijke horeca-uitspanningen: dat is Watou.
Behalve in juli en augustus. Dan is Watou dat dorp van het kunstenfestival, een bedevaart voor liefhebbers van kunst en poëzie, gelardeerd met optredens van de betrokken kunstenaars en concerten. Dat alles in een onnadrukkelijke sfeer waarbij genoemde cafés en restaurantjes een verbindende rol spelen. De meeste liggen aan het Watouplein, dat eigenlijk Hugo Claus-plein heet en waar het befaamde silhouet staat dat Roger Raveel in 1993 maakte van de reus van de Vlaamse letteren.
Ook dit jaar is Claus weer aanwezig; bij een van de plaatselijke brouwerijen is een nis met enkele luidsprekers waar hij postuum een van zijn sonnetten leest. Zijn hese, lijzige stemgeluid werkt nog steeds verslavend. Net als de warme, bijna twijfelende toonzetting van Gerrit Kouwenaar in de tuin achter het festivalhuis. Wie houdt van uitgesproken poëzie, komt in Watou aan zijn trekken.
Anders dan in Sittard krijgen we in Watou geen topzware pamfletten met uitroeptekens voorgeschoteld. Hier mag de bezoeker zijn of haar eigen gedachten formuleren, of, ook goed, varen op intuïtie en gevoel. Het getoonde werk kan dat ruimschoots aan, het parcours van elf locaties telt weinig zwakke plekken. Wat ook geldt voor de gedichten. Vaak staan ze in relatie tot een kunstwerk, nooit verwordt het tot een praatje bij een plaatje.
De kracht van het festival schuilt in de chemie tussen kunst en poëzie én de karakteristieke plekken en waar ze worden getoond: de eerbiedwaardige hallenkerk, een oud ‘herenhuis’, twee kreunende en steunende bouwvallen, een graanschuur, de (varkens)stallen bij een boerenhoeve, een kasteeltuin, een park en een brouwerij. Tegen deze zo diverse sferen kunnen de muren van n’importe welk museum niet op, hoe stil en wit ze ook zijn.
Watou is een festival voor alle zintuigen. Steek je hoofd maar eens in het houten huis dat de Georgische kunstenaar Vajiko Chachkhiani nabouwde, en waar het van binnen regent. Luister naar het gedrup en ruik hoe vocht overgaat in schimmel en houtrot.
Huiver bij de restanten van de laatste mens en de met van printplaten afkomstige draadjes en verbindingen (in jargon: sporen) gevulde schedel, een werk van Maarten Vanden Eynde. Is dit een mens? In de ruimte ernaast graaft Geertje Vangenechten naar haar diepste en meest waarachtige aard. Ze brengt ontzetting, wanhoop en gruwel naar boven.
Een video van de Japanse kunstenaar Shimabuku in de meest gestileerde locatie, het festivalhuis, laat zien hoe een groepje naar de Texaanse woestijn verbannen makaken (Japanse apen wier genen lijken op die van de mens) zich daar wonderwel aanpast aan de nieuwe situatie. Dat was in 1972. Veertig jaar later registreerde Shimabuku’s camera hoe ze zijn ‘veramerikaniseerd’: ze zijn iets groter geworden, eten cactussen en hebben een andere taal ontwikkeld om elkaar te waarschuwen. Op de video zien we wat er gebeurt als de kunstenaar de apen confronteert met een hoop sneeuw, eeuwenlang de habitat van hun (voor)ouders.

Over het verlangen en de troost. Kunstenfestival Watou, 38e editie. Van 30 juni t/m 2 september. festivalwatou.be

Scene uit de Carmina Burana door La Fura.

La Fura in een zandgroeve

In een donkere loods ergens aan de kust van Barcelona leveren jonge acteurs een dierlijk gevecht met ijzeren constructies. Allerlei vocht druipt langs hun schaars geklede lichamen.
Ze oefenen – op industriële techno-beats en omringd door rondwandelend publiek – voor Manes, het snoeiharde, fysieke theaterstuk van La Fura dels Baus. Een stuk over seks, dood en geweld uit 1996, dat 12 september in een black box-versie opnieuw in wereldpremière gaat in Eindhoven.
Toneelmeester Kees van Wijk van het Eindhovense Parktheater kijkt geïntrigeerd, maar ook een beetje bezorgd, naar de repetitie. Hoe gaan ze dat straks doen in zijn theater? Met dat rauwe vlees, die machines en olielampen, dat vuur, meel, water? “Ach, al die regeltjes ook bij jullie!” fulmineert regisseur Pera Tantiñá tijdens de nabespreking. “Twintig jaar geleden deed niemand moeilijk. Toen mochten mensen zelfs nog roken in de zaal.”
De regisseur maakt zich meer zorgen maakt over de mobieltjes in het publiek. “Als iedereen gaat zitten filmen, dan kijkt er niemand echt.”
Het Catalaanse La Fura dels Baus, mede door Tantiñá opgericht in 1979 en begonnen als anarchistisch gezelschap, groeide uit tot theatermultinational met honderden medewerkers. Het gezelschap is wereldwijd bekend, vooral dankzij zijn (high tech-)spektakelstukken, tot aan de Olympische Spelen aan toe. “De mensen hangen allemaal apathisch in de cloud tegenwoordig,” zegt Tantiñá, “ze moeten weer iets voelen.” Daar is oerstuk Manes voor, een eerbetoon aan de oude, rauwe La Fura-taal. Die dreigt te verdwijnen door alle opera’s en spektakelstukken.
Een ander stuk van La Fura is Carmina Burana, de klassieker van Carl Orff, inmiddels al voor meer dan 150.000 mensen opgevoerd. Eind augustus is het voor het eerst te zien in Nederland, in zilverzandgroeve Beaujean in Heerlen, als onderdeel van festival Cultura Nova, waar La Fura vaker te gast was. Opera Zuid en de Philharmonie Zuid-Nederland verzorgen de muziek.
De Carmina-opvoering is misschien wel groots (90-koppig orkest, 90-koppig koor), maar zeker niet braaf, zegt Rubèn Pujol van La Fura. “We speelden het laatst in een Noord-Spaans dorpje voor de kerk. De opvoering moest worden verplaatst omdat gelovigen aanstoot namen aan de teksten. Het leverde flink wat extra publiciteit op. Hetzelfde bij een voorstelling in Argentinië. Een strenggelovige muzikant uit het orkest tweette dat wij satanisten waren. Dat werd opgepikt, en ineens wilde iedereen het stuk zien.”

Carmina Burana. 25 en 26 augustus, in groeve Beaujean Heerlen, 21.15 uur. cultura-nova.nl
Manes. 12 t/m 15 september in Parktheater Eindhoven. parktheater.nl

Geldrop eert Adri van der Heijden

Toen in 1983 de eerste delen verschenen van wat zou uitgroeien tot Adri (A.F.Th.) van der Heijdens romancyclus De tandeloze tijd werd dat in Geldrop nauwelijks opgemerkt. Maar inmiddels wordt de schrijver in zijn geboortedorp ruimschoots geëerd: er is een literaire wandeling, met boek, audiotour én speciale banken langs de route.
“‘Onder het spoorwegviaduct reden we Geldrop binnen. Onmiddellijk vulde een kruidige geur de cabine: van vers baksel, honing, specerijen… ’t Was wel degelijk mijn dorp. ‘Geldrop…’ zei de jongen naast me peinzend. ‘Toch heb ik er ooit van gehoord. Maar in welk verband?’ ‘Wat je ruikt, is de beroemde Peynenburgs koek, als je dat bedoelt.’”
Dit citaat uit Vallende ouders, deel 1 van de romancyclus waarin de schrijver zijn geboortedorp introduceert, staat in het boekje Door de spiegel van A.F.Th. van der Heijden, een literaire wandeling in de verbeelding en werkelijkheid van zijn Geldropse jeugd.’ Han Roijakkers, een Geldropse neerlandica en A.F.Th-kenner, schreef het. “Hij is hier geboren en heeft er tot zijn 20ste gewoond. De indrukken van het alledaagse leven groeien in zijn werk uit tot mythische proporties. De wandeling voert vooral door het Geldrop zoals hij het oproept in de wereld van zijn romans”, legt ze uit.
Roijakkers heeft ook met Van der Heijden gecorrespondeerd. “Toen hij opgroeide, wilde hij niets liever dan weg gaan uit dit dooie nest. Maar tegelijk is het ook de schatkamer van al zijn jeugdherinneringen.”
Die haat-liefdeverhouding met Geldrop klinkt ook door in de vele citaten die in het wandelboek zijn opgenomen. Zoals deze, over het ‘îlette’, een soort eilandje, in de rivier de Dommel: “Anders dan in het Parijse is het Geldropse îlette zo minuscuul, dat er alleen maar een schoenwinkel, een kleine fabriek, een brievenbus, twee lantaarns en een paard kunnen staan. En dan past de fabriek er maar voor de helft op, zodat de ene Dommelarm via een sluis onder de vloer door geleid moet worden alvorens zich aan de achterkant van het gebouw weer bij de andere te voegen.”
Langs de acht kilometer lange wandelroute zijn vijf speciale A.F.Th-banken geplaatst. Ook geschikt om, in de kenmerkende geur van vers gebakken peperkoek, de romans van Van der Heijden te lezen.

Door de spiegel van A.F.Th. van der Heijden. Wandelroute, boek en audiotour. vanderheijdenwandeling.nl