Ernstig en onnozel
Het presenteert zichzelf als een kunstwerk en is ook een glossy magazine. Het is het idee van één kunstenaar en bestaat uit samenwerkingen. Je kan het in je hand houden en is ook ongrijpbaar.
Als we er toch een label op moeten plakken: KONT is een ‘slow magazine’. Het verschijnt jaarlijks, afgelopen maand verscheen de tweede editie. Hoofdredacteur Griet Menschaert (1977) duikt in de lokale kunstscene van Eindhoven, de stad waar ze zo’n vijftien jaar geleden vanuit Vlaanderen naar toe verhuisde om nooit meer weg te gaan.
In KONT koppelt ze kunstenaars van allerlei pluimage aan elkaar, in twee- of drietallen, en daagt ze uit om een gezamenlijk project te doen. Zoals een fotoserie met in de hoofdrol b-boy Ranil van Peperstraten, die dansbewegingen maakt op (en onder) wonderlijke objecten. Fotograaf Tommy Köhlbrugge en beeldend kunstenaar Wessel Verrijt omschrijven de samenwerking als die “tussen twee koppige hanen.” Gelukkig toonde Ranil zich van zijn meest flexibele kant, als “de WD-40 tussen twee stroeve regisseurs.”
Die samenwerking, stroef of soepel, is wezenlijk voor Menschaert, die met KONT wil morrelen aan de verering van de individuele, meestal geniale kunstenaar. Zelf maakte ze ooit, uitermate individueel, tekeningen in haar atelier, tot anderen in haar werk binnenslopen. Ze ging samenwerken, met Oekraïense activisten en met gevangenen, het waren intensieve uitwisselingen tussen zeer verschillende mensen. In KONT gaat ze een stap verder: haar ‘kunstwerk’ bestaat uit het laten samenwerken van anderen. Er figureren Eindhovense kunstenaars als Lilia Scheerder, Vincent Dams en Jess Oberlin, maar ook buitenlandse kunstenaars op doorreis wist ze te strikken. Zoals de Guatemalteek Branly López, die een DIY-handleiding voor het maken van spirituele Maya-vliegers heeft gemaakt. Naar eigen zeggen koos Menschaert bewust voor kunstenaars wier werk ver van haar afstaat, om te voorkomen dat KONT een veilig onderonsje van kunstenaarsvrienden wordt.
Zo blijft KONT een tamelijk ongrijpbaar blad, in de woorden van Menschaert zelf in haar voorwoord “traag, maar stiekem ook snel. Het is kunst maar ook rustig kitsch. (…) ernstig en ook onnozel.”
Tekenen tussen de boeken
Voor tekenaar, schilder en graficus Jan de Bie (72) is de bibliotheek een magische plek. Al jaren lang keert hij, met balpen, etsnaald of schilderskwast, terug naar die ruimtes waar boekenkasten als muren, en stapels boeken als torens, een eigen wereld vormen.
Voor zijn expositie in kunstruimte Willem Twee in Den Bosch verplaatste hij een deel van zijn atelier naar de expositieruimte. Onaffe werken, twijfelgevallen, experimenten en schetsen: alles mag gezien worden. Want kunst maken is niet simpelweg tekenen of schilderen tot het klaar is, maar: heel veel kijken, wachten, zoeken, twijfelen, laten liggen en toch maar weer doorwerken. En, heel vaak: weggooien.
De titel van de expositie, De Aleph, verwijst naar een beroemd verhaal van de Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges uit 1945. De Aleph is een bol, liggend onderaan een keldertrap, en is “de plek waar alle plekken op aarde onvermengd aanwezig zijn, gezien vanuit alle hoeken, (…) het onbevattelijke heelal”.
De literatuur is wel vaker een inspiratiebron voor beeldend kunstenaars, en Jan de Bie is ook niet de eerste die een boekenkast schildert. Die kruisbestuiving is niet zo gek: dat woorden en zinnen, in stilte gelezen, de verbeelding van de lezer in gang zetten, beelden en zelfs zintuiglijke gewaarwordingen oproepen, kunnen ontroeren of verlichten, dat is eigenlijk een wonder. De Bie danst om dit wonder heen en probeert erin door te dringen. Dat doet hij op verschillende manieren. In zeer gedetailleerde tekeningen en etsen tovert hij die betoverende ruimtes tevoorschijn, van bibliotheken en antiquariaten, tot de nok toe gevuld met boeken. Ook zoomt hij in, vooral in de schilderijen, op de rijen boekruggen van de boekenkast, die hij omvormt tot een bijna abstracte compositie. Of hij tekent één boek, opengeslagen met de kaft naar boven, maar in die kaft verschijnen nog meer boeken, hele bibliotheken zelfs, alsof het boek zelf een ruimte is die je met je geest, je verbeelding, kan binnengaan.
De kunstenaar zal tijdens de expositie ook regelmatig werken in Willem Twee. Een dynamische tentoonstelling wordt het, met nieuw werk dat wordt toegevoegd, en ander werk dat van de muur gehaald wordt. De Bossche schrijvers Teddy Tops, Aloys van den Berk en Lucas de Waard reageren op het werk van Jan de Bie en verzorgen elk een eigen literaire avond.
Jan de Bie, De Aleph, 21 augustus t/m 28 oktober 2018, Kunstruimte Willem Twee in Den Bosch. willem-twee.nl
Wonen in lucht
Voor de tentoonstelling Nomadic Mountains is het museum in de kelder van cultuurhuis Schunck in Heerlen ingericht als een verstild berglandschap. Maar de gecreëerde rust is verraderlijk, de serene aankleding is allesbehalve de voorbode van een romantisch verhaal.
De titel is evenmin eenduidig. Onherbergzaamheid is al lang niet meer voorbehouden aan berggebieden, poollandschappen of drooggevallen toendra’s. De meeste nomaden wonen tegenwoordig in miljoenensteden, zoals Rufina Wu en Stefan Canham laten zien in Portraits from Above. Hun foto’s, tekeningen en teksten geven een ontluisterend beeld van het leven van ‘bergbewoners’ die hun heil hebben gezocht in illegale bricolage-bouwsels hoog in de lucht, op torenflats in Hong Kong.
Gastcurator Jean Bernard Koeman beweegt zich met verve tussen associaties die de weerbarstige titel kunnen oproepen. Het klassieke, pittoreske berglandschap is vertegenwoordigd in de minuscuul geschilderde paneeltjes van Stefan Peters in Staged Views. En R.J. Luijters maakte zijn eigen versie van de berghut in het Thüringer Wald waarop Goethe ooit Wanderers Nachtlied achterliet dat we ons nog herinneren van de middelbare school – toen daar nog Duits op het lesrooster stond. Hier komt ‘ie nog een keer, omdat ie zo mooi is: ‘Über alle Gipfeln/ist Ruh, in allen Wipflen/spürest Du/kaum einen Hauch;/die Vögelein schweigen im Walde./Warte nur, balde/ruhest Du auch.’
Koeman is niet in de valkuil getrapt om foto’s of, nog erger, maquettes te tonen van de creaties van hedendaagse sterarchitecten in berggebieden waar geen mens komt – behalve de gefortuneerde opdrachtgevers en hun gevolg. Zijn visie op wonen in onherbergzame gebieden wordt weerspiegeld in de foto’s van Danila Tkachenko: loners in de eeuwige menselijke zoektocht naar onderdak, high tech dan wel extreem primitief.
Een van de getekende bouwsels van Rob Voerman heet Belief: een gigantisch kegelvormig bouwwerk dat hoog boven een stad uittorent en duizenden mensen aantrekt. Op de weg ernaartoe ontstaat een lint van tenten en andere pop-ups: een klassiek beeld van een pelgrimsoord. Of zijn het ontheemden, vluchtelingen die bijeen worden gedreven of elkaar opzoeken in een getto?
De afsluiting van Nomadic Mountains is exemplarisch voor de aanpak: een met foto’s en parafernalia gevulde, half opengeklapte jeep. Wie al te romantische gedachten krijgt bij zo’n stoere auto die je naar alle uithoeken van de aarde kan brengen, kan er beter even omheen lopen. Aan de achterkant blijkt dat het een met kogelgaten doorboorde, kapotgeschoten UN-voertuig is. Jazeker, de wereld is een onherbergzaam oord.
Nomadic Mountains, Schunck Heerlen, 1 juli t/m 2 december. schunck.nl
Vrouwenleger
Weil ich ein Mädchen bin heet de tentoonstelling in Odapark Venray die, u raadt het al, over vrouwen gaat. Of over dé vrouw, het thema van 2017 dat ook het thema van 2018 is en wellicht ook van 2019. Het is een groepstentoonstelling waar, gelukkig, ook mannelijke kunstenaars deel van uitmaken. Zo is er een mooie ode aan de begaafde, jong overleden kunstenaar Theo Lenders, in de jaren nul als curator verantwoordelijk voor spraakmakende tentoonstellingen in Odapark.
Odapark, sinds de bezuinigingen een van de weinige nog resterende platforms voor hedendaagse kunst in Limburg, bestaat dit jaar een kwart eeuw. Weil ich ein Mädchen bin is dus ook een jubileumexpositie. Het is een zoektocht naar Oda, beschermheilige van Venray, naamgeefster van een (beelden)park én het kunstencentrum dat er middenin ligt. Als middeleeuwse bootvluchtelinge Is Oda, die alleen in een klooster bescherming vond tegen wat we tegenwoordig seksuele intimidatie noemen, actueler dan ooit. “Bij elk bericht over vluchtelingen zie ik voor me hoe jij op een gammel bootje de zee overstak”, schrijft curator Pascalle Mansvelders op de Odapark-site. “Jong, bloedmooi en blind. Hoe eenzaam moet je je hebben gevoeld, dobberend over het water, waarvan je de onmetelijke diepte niet eens kon peilen?”
Van modieus meedeinen op de golven van #Metoo is in Venray geen sprake, al is het maar door de ook buiten Odapark opduikende rode pinguïns van William Sweetlove. Maar strijdbaar is Weil ich ein Mädchen bin zeker. Hoeveel is er sinds Oda nu eigenlijk veranderd aan de positie van de vrouw? Dus zijn de Guerilla Girls vertegenwoordigd met hun activistische Why Do Women Have to be Naked to Get into the Met? Op de muur ertegenover hangt, óók een statement, de repliek van Odapark: Women’s Lib Army, 208 vrouwenportretten van Jeanny van Lieshout, het klapstuk van de expositie.
Van Lieshouts levenswerk ontstond toen de kunstenares in het Ludwig Museum in Keulen de 48 Porträte zag die Gerhard Richter begin jaren zeventig maakte van historische mannen. Alsof er geen historische vrouwen bestaan, moet Van Lieshout hebben gedacht, en ging aan de slag. Volgens een ander procedé dan Richter trouwens. Ze googelde foto’s van vrouwen die ze bewondert, bewerkte ze digitaal, printte ze uit op fotopapier (soms met halflege inktpatronen, waardoor de kleuren vervaagden), en schilderde ze over. De zo ontstane portretten, soms maakt ze er vijf of zes op een dag, plakte ze op gouachepapier.
Het resultaat is een imposant, intussen meer dan 350 portretten tellend ‘vrouwenleger’ dat nog steeds groeiende is, en waarvan er nu dus 208 te zien zijn in Odapark. Hoogste tijd dat de oude Keulse meester afzakt naar Venray om te komen kijken wat hij teweeg heeft gebracht.
Weil ich ein Mädchen bin. Van 19 juni t/m 17 november in Odapark Venray. odapark.nl