Romeinse high tech
Er is niet zo veel verbeeldingskracht nodig om je in de imposante gangen van het Limburgs Museum (die de fundamenten volgen van de vroegere Venlose stadsmuren) in een moderne variant te wanen van het Colosseum. De gangen hebben een ronding in de looplijn en een 180 graden uitkijk op de omgeving, net als de galerijen van de historische blikvanger van het Romeinse rijk. En: zowel Limburgs Museum als Colosseum telt drie verdiepingen.
Bij dat Colosseum stond zo’n 2000 jaar geleden een enorm standbeeld van keizer Nero, zo kolossaal dat het amfitheater er zijn naam aan ontleent. Dat weten we omdat achter een van die gekromde gangen in het Limburgs Museum, die op de derde verdieping, zich de tentoonstelling High Tech Romeinen bevindt. Alleen al de animatiefilm, over het wel en wee van de op het hoogtepunt meer dan een miljoen inwoners tellende “hoofdstad van de high tech Romeinen” is de moeite waard.
Rome was een stad waarin de rijken in villa’s woonden die waren bekleed met mozaïeken en fresco’s en voorzien van vloerverwarming. De opeenvolgende keizers staken elkaar de loef af met de bouw van met marmer beklede paleizen, standbeelden en fonteinen, het ene nog groter dan het andere. In het Pompeius-theater werd toneel gespeeld voor 20.000 bezoekers – dat waren nog eens tijden. Het Pantheon, de tempel van de goden met een betonnen koepel met een oculus (oog), een opening van ruim acht meter doorsnee, was zo degelijk gebouwd dat het er nog steeds staat.
Op tal van terreinen maken we nog steeds gebruik van de verworvenheden van de Romeinen: in de bouwkunde, de oorlogsvoering, de aanleg van wegen- en waterwerken en de inrichting en werking van waterleiding, badhuizen en rioleringen. In High Tech Romeinen gaan kinderen ook daadwerkelijk aan de slag daarmee. Ze kunnen roeien in een galei, plaatsnemen op een openbaar toilet (zonder stok en spons), bouwen zelf een dragende boog van stenen, en krijgen zo een invoelbaar beeld van het dagelijks leven van de Romeinen. En natuurlijk zijn er veel interactieve schermen voor lering en vermaak.
Gelet op de deplorabele toestand van het (geschiedenis)onderwijs in Nederland kunnen er niet genoeg van dit soort tentoonstellingen worden gemaakt.
High Tech Romeinen. Doe wat zij deden. Van 17 juni t/m 6 januari in het Limburgs Museum. limburgsmuseum.nl
Stoer en zwierig
Een kunstenaar, levensgroot op een foto tegen een museumwand. Gestoken in wollen trui en broek, alpinopet op het hoofd, sigaret in de mondhoek. Met hamer en beitel in de aanslag poseert hij naast een massief blok steen. Hij is stoer en zwierig tegelijk, een karikatuur, weggelopen uit de Donald Duck. Maar zonder spoor van ironie.
In beeldhouwwerk en houtsnedes vierde Jozef Cantré (1890-1957) het leven van boeren, vrouwen, dieren en heiligen. Dat het werk van deze onbekende Vlaming nu te zien is
in Museum de Wieger heeft alles te maken met Hendrik Wiegersma (1891-1969), huisarts, kunstenaar, vader van vijf zonen. Zijn landhuis ‘De Wieger’, waar nu het museum in zit, was een zoete inval voor tal van geestverwanten, onder wie Otto van Rees, Matthieu Wiegman en Joep Nicolas. Cantré kwam met Wiegersma in contact nadat hij in 1918 uit Vlaanderen was gevlucht. Als pacifist en dienstweigeraar in oorlogstijd zocht hij een veilig heenkomen in het noorden. Hij bleef tot 1930, toen hij amnestie kreeg en terugkeerde naar Vlaanderen.
De expositie laat werk zien uit zijn Nederlandse periode. Cantré was goed in twee dingen: beeldhouwen en houtsneden. De beelden, allemaal van mensfiguren, zijn nogal bonkig, de armen zitten altijd tegen het lichaam. Een vrouw, een fluitspeler, een soldaat die een crucifix aan zijn borst klemt: doodgewone, aardse mensen, bij wie het heilige als vanzelfsprekend een plek heeft.
Ook in zijn houtsneden viert Cantré het aardse leven. Meest in het oog springend is zijn reeks De boer die sterft, die hij maakte bij een boek van Karel van de Woestijne. Blad na blad trekt het leven en sterven van de boer voorbij, als hallucinaties. Een werveling van mens, dier en land: kind, kalf, vrouw, zaaier, akker, zonnebloem, varken, appels, vissen en narcissen, en de klauwende handen van de stervende boer als vogelspinnen op het laken van zijn sterfbed. De complexe composities getuigen van een grote beheersing van het ambacht.
Brieven die Wiegersma en Cantré elkaar stuurden, geven een inkijkje in de persoonlijke band tussen de twee kunstenaars. De niet grote maar rijke expositie geeft een goed beeld van leven en werk van de Vlaming.
Jozef Cantré, beeldhouwer en houtsnijder. De Nederlandse jaren (1918-1930). Van 16 september t/m 27 januari in Museum De Wieger in Deurne. dewieger.nl
Memento mori
De Vlaamse kunstenares Berlinde De Bruyckere heeft de gesculpteerde paarden en gehavende mensenlijven die haar wereldwijde faam bezorgden vaarwel gezegd. Tegenwoordig maakt ze stillevens uit rafelige, verkleurde dekens. Wat bleef, is haar fascinatie voor vergankelijkheid.
Vergankelijkheid, vooral de apocalyptische, door menselijk ingrijpen versnelde versie ervan, is al een tijdje een belangrijk thema in de collectie van Museum De Domijnen (voorheen Het Domein) in Sittard. Over dat engagement leren we al in deuropening: daar staat een rood-wit-blauwe lichtbak met de tekst Asielzoekers zijn okay. Eenmaal binnen lezen we over de expositie Eén dat de hier getoonde kunstenaars gemeen hebben “dat zij als antropologen kijken naar maatschappelijke ontwikkelingen, zich door engagement laten leiden en een sterk onderzoekende houding aan de dag leggen.”
De vraag is of je dat als bezoeker allemaal moet (willen) weten. Onderweg in een interessante expositie krijg je heus wel een idee van wat de kunstenaars drijft, daar heb je geen politiek correct manifest voor nodig. Dat geldt ook voor Éen, die een selectie laat zien uit de aankopen van De Domijnen sinds grofweg 2012.
Na die lichtbak, met onder een berg granieten keitjes verpletterde vlinders, een met veiligheidsspelden bijeengehouden EU-vlag en een ijsbeer met een palmboom op de rug vrees je nog het ergste. Gelukkig openbaart zich daarna een expositie die recht doet aan faam en collectie van Het Domein en, belangrijker, de kwaliteit van de individuele kunstenaars.
De expositie ontleent haar naam aan een monumentale sculptuur van Berlinde De Bruyckere, een dood paard op een trapachtige stellage, een werk dat geen woorden nodig heeft. Wat de kunstenares zelf ook vindt, getuige haar uitspraak in Cobra in 2015: “We hebben geen taal meer om elkaar te troosten in moeilijke momenten. Ik vind dat een kunstwerk dat wel kan.”
De ruim vier meter hoge sculptuur lag jarenlang te verkommeren in het museumdepot nadat het, zeer tegen de zin van de kunstenares, in 2003 in de buitenlucht was geëxposeerd. Speciaal voor deze expositie werd het gerestaureerd, zeg maar gerust: gered.” Het geprepareerde en geconserveerde heeft een verlokkelijke aaibaarheid – scherp contrasterend met (de suggestie van) een gruwelijke dood die het dier heeft gekend.
Verantwoordelijk voor de redding is Domijnen-conservator Roel Arkesteijn, die na een periode van afwezigheid met Eén een glansvolle rentree maakt, ook als tentoonstellingmaker. Of het nou een litho-collage is van Kiki Smith, de fascinerende digitale chroomprints van Brandon Ballengée, de subtiele 21e eeuwse kijken-naar-de-natuur kunst van Basia Irland, de schrijnende, in hout gesneden portretten van Domenique Himmelsbach de Vries (die van de lichtbak) in Paper Monument for the Paperless en de zorgvuldig uitgelichte foto’s van slapende studenten in de Cooper Union Library in New York, de verleiding om terug te keren en opnieuw stil te staan is onontkoombaar. En steeds weer hangt daar, in een verre hoek, het uitgelichte dode paard van De Bruyckere als memento mori.
De vreemd genoeg zonder opening en publiciteit geprogrammeerde expositie Eén is het beste wat Museum De Domijnen sinds de wijziging van naam en locatie in 2016 heeft laten zien.
Eén. Van 16 september t/m 2 december in Museum De Domijnen in Sittard. dedomijnen.nl
Nieuwe buren
De ontwerpers op het voormalig bedrijventerrein Sectie-C in Eindhoven hebben een nieuwe buur: Galerie Art Experience by KRL. De initialen staan voor de Canadese initiatiefneemster Karina Ruffo Leduc, ze vond de tijd rijp voor een nieuwe plek voor beeldende kunst in de stad.
De kantoren en fabriekshallen op Sectie-C zijn sinds een jaar of zes het onderkomen van creatieve makers: kunstenaars en ontwerpers als Nacho Carbonell, Niels Hoebers en Job van den Berg hebben er een studio, theatergezelschap Afslag Eindhoven zit er, en ook de ‘adoptiebalie voor Nederlands erfgoed’ van Onterfd Goed is er te vinden. Op doordeweekse dagen wordt hier vooral gewerkt; af en toe rijdt er een vorkheftruck voorbij, uit een loods klinken geluiden van cirkelzagen en schuurmachines. Het restaurant is slechts drie werkdagen per week open, alleen voor lunch: dit gebied is voor makers, niet voor publiek. Ja, één week per jaar, tijdens de Dutch Design Week, staan alle atelierdeuren open en stroomt het terrein vol met nieuwsgierige bezoekers. Dan keert de werkzame rust terug.
Karina Ruffo Leduc (46) wil meer reuring, vandaar haar galerie ‘Art Experience’. Zij groeide op in Montreal, in een huis vol kunst. Haar moeder was beeldend kunstenaar, ze maakte abstracte schilderijen. Karina zag hoe lastig het was om goede expositieruimte te vinden. Als twintiger droomde ze, rondlopend in Montreal, van een mooie ruimte die ze zou huren, ooit, en waar ze het werk van haar moeder zou laten zien.
De liefde bracht haar vier jaar geleden naar Eindhoven. Haar partner Henri Korevaar, alleskunner en een echte doener, kon een grote ruimte huren op Sectie C. Hij zei: “Dit is je kans om je droom waar te maken.” En zo geschiedde. Inmiddels biedt Karina kunstenaars ruimte om iets bijzonders te doen in een stad waar de beeldende kunst in de schaduw staat van design en technologie.
De Eindhovense kunstenaar Tijs Rooijakkers exposeerde er voor het eerst zijn tekeningen, tijdens de Dutch Design Week werkte Karina samen met food design studio The Eatelier. Deze maand komt de droom van haar jeugd uit: naast werk van onder meer Chris en Jody Vingoe zullen er ook schilderijen te zien zijn van Louise Ruffo, Karina’s moeder.