Na tien jaar fotograferen van epidemieën en burgeroorlogen in Afrika vond fotograaf Chris Keulen dat hij ook de andere kant van het continent moest laten zien. Vijf jaar volgde hij de nationale wielerrondes in Burkina Faso, Eritrea, Kameroen en Senegal. De beste foto’s zijn nu bijeen gebracht in een boek en een expositie. “Ik heb niet de pretentie de berichtgeving over Afrika in balans te brengen, ik probeer mijn werk in balans te brengen. En daarmee mezelf.”

Een Afrikaan is niets zonder fiets

De Leica M-6 uit begin jaren negentig is zijn wapen. Een ouderwetse mechanische camera, relatief zwaar, ter grootte van een mensenhand. Chris Keulen maakt er zwartwit foto’s mee, op al even ouderwetse rolletjes. Soms zijn ze messcherp, soms hebben ze een ‘grove korrel’. Maar nooit zonder reden.

In het werk van Keulen heeft alles een reden. Buiten de andere kwaliteiten die hem beter maken dan de meeste van zijn collega’s is dat een eigenschap die blijft fascineren. We kennen de fotografen die met een lucky shot bekend werden, hun roem zij hun gegund. We mogen Keulen ervan verdenken dat hij gedurende zijn loopbaan heel wat lucky shots in de prullenbak heeft gemieterd. Pronken met een toevalstreffer, het zou hem zwaar vallen. Hij zou het als een belediging beschouwen van het vak – dat het toch al zo moeilijk heeft. Juist om die reden is respect voor dat vak, de fotojournalistiek, belangrijker dan persoonlijke roem. Dat betekent niet dat Keulen wars is van erkenning. Integendeel. De moeizame totstandkoming van het net verschenen, monumentale fotoboek Hete glassplinters is er het stilzwijgende bewijs van.
Chris Keulen (Geleen, 1959) heeft het geblokte lichaam van een ijshockeyer, een sport die hij ook daadwerkelijk beoefende. Voordat hij professioneel fotograaf werd, studeerde hij Nederlands. Die academische opleiding klinkt door in zijn positie als fotograaf. Keulen staat bekend als kritisch: op zijn eigen werk, op dat van zijn collega’s, op actuele opvattingen over de foto(journalistiek), over de ontwikkeling van de samenleving als geheel. Dat engagement bracht hem in de jaren negentig naar Afrika, waar de ene humanitaire ramp op de andere volgde terwijl het Westen het hoofd steeds vaker afwendde.
Tien keer trok hij in die jaren met zijn onafscheidelijke Leica door het vergeten continent. Met heftige reportages keerde hij terug van crisissituaties in landen als Congo, Oeganda en Mozambique. Geen bloedige foto’s – “ik ben geen oorlogsfotograaf”- maar foto’s die, zoals het cliché zegt, meer zeggen dan duizend woorden. Het vaakst was hij in het door een bloedige burgeroorlog verscheurde Rwanda, waar in 1994 in enkele maanden tijd tussen 500.000 en een miljoen mensen werden vermoord.

De Afrika-reportages werden een begrip. In 2001 won Keulen de World Press Photo met een reportage uit Burkina Faso, waar hij enkele weken meetrok in de karavaan van de nationale wielerronde. Dat hij zich na tien jaar had afgewend van de menselijke ellende in Afrika en op pad was gegaan voor een sportreportage had, uiteraard, een reden. “De switch was nodig”, zegt Keulen in zijn Maastrichtse atelier, “omdat ik vond dat ik met mijn eerdere reportages Afrika te weinig recht gedaan. Ik heb er mijn bekendheid aan te danken, maar het bleef aan me knagen dat ik zo weinig had laten zien van de wilskracht en levensvreugde die deze mensen tekent. Ik voelde het als een verplichting ook die andere kant te laten zien. Voor de Afrikanen, maar ook voor mezelf. Ik heb niet de pretentie dat dit boek de berichtgeving over Afrika in balans brengt, ik probeer mijn werk in balans te brengen. En daarmee mezelf.”
Dat hij er in 2001 de World Press Photo mee won, was daarbij een mooie opsteker. In de daaropvolgende jaren fotografeerde hij ook de nationale rondes van Eritrea, Kameroen en Senegal. Als adept van de participating journalism trok hij op met officials, verzorgers en rondemissen, en sliep in dezelfde ruimtes als de renners. “Om de andere kant van Afrika te laten zien, had ik kunnen volstaan met beelden van lachende negers en natuurfoto’s. Dat wilde ik natuurlijk niet. Het werd wielrennen, omdat dat een sport is die de mensen een kans biedt hun wilskracht aan te spreken om aan de armoede te ontsnappen. Atletiek had dus ook gekund, geen voetbal. Om dit verhaal te vertellen, heb je decor nodig, en couleur locale.”
Het idee werd hem aan de hand gedaan toen hij in 2000 in opdracht van NRC Handelsblad in het West-Vlaamse Puivelde de teloorgang van de kermiskoers ging fotograferen. “Het is de bakermat van het Belgische wielrennen, maar de echte toppers zijn te duur geworden voor een rondje om de kerk. Elke keer nadat de renners een rondje hadden afgelegd, renden de supporters de kroeg in. Daar stond de tv aan, met live beelden van de Ronde van Italië. Keulen fotografeerde er een 85-jarige supporter die in de outfit van de door het Vaticaan gesponsorde ploeg van Amore & Vita (liefde en leven) aan de tv zat gekluisterd. “Je moet eens naar Afrika gaan met die camera”, zei de man, “naar de Tour du Faso.” Hij had er een tv-documentaire over gezien.
Keulens kennismaking met de Ronde van Burkina Faso dreigde een fiasco te worden. Dertig procent van de renners was blank. “Europese professionals die bij ons niet goed genoeg zijn, zoeken daar het avontuur. Van een wedstrijd was geen sprake, de ploeg van Selle d’Italia won vrijwel elke etappe.” De Europese ploegen waren ook veel beter uitgerust, met hun aerodynamische wielen en gestroomlijnde helmen. “Voor de lokale bevolking waren die blanke renners als wezens out of space. Na drie dagen wilde ik naar huis. Ik dacht: bij deze flauwekul heb ik niets te zoeken.”
Totdat hij zag dat het wielrennen in Afrika en Europa vooral veel overeenkomsten kent: de massa vergaapt zich aan het speeltje van een kapitaalkrachtige organisatie. Prachtige foto’s maakte hij van Eddy Merckx en ander coryfeeën van het Westerse wielrennen, onderuitgezakt in een sky box met de lokale machthebbers. “Het is exact hetzelfde wat je ziet bij de Ridderronde in Maastricht.”
Het was echter niet het thema dat hem naar Afrika had gebracht. In 2002 volgde Keulen met schrijver en oud-wielerprof Peter Winnen naar de nationale ronde van Senegal. Opnieuw stond de fiets centraal. Niet alleen als het glamoureuze speeltje van de wielrenner, maar ook als transportmiddel van de bevolking. “Voor de doorsnee Afrikaan is de fiets een economische factor van belang. Niet alleen om zichzelf te verplaatsen, maar ook om eten te vervoeren of handelswaar aan de man te brengen.”
Voor deze foto’s verving Keulen zijn Leica door een grootbeeldcamera waarmee hij een kleurrijke hommage bracht aan de gemiddelde Afrikaan die, ver weg van het fancy wielrennen, de fiets gebruikt in de strijd om het dagelijks bestaan. De combinatie van de in grove zwartwitfoto’s geschoten wielerreportages en de secure kleurportretten zorgt voor een contrastrijke relativering van de uit het Westen geïmporteerde sportcultuur: de gevallen coureur die op een bankje in het ziekenhuis zijn beurt afwacht naast een moeder met een doodzieke dochter, en de verbaasd omkijkende groentehandelaar voor wie de fiets een middel van bestaan is. En natuurlijk is er een foto (uit de Giro d’Eritrea van 2004) van een renner van de Amore & Vita ploeg die het project terugbrengt naar het begin: de 85-jarige supporter in dezelfde outfit die Keulen vier jaar eerder fotografeerde in het wielercafé in het West-Vlaamse Puivelde.

De expositie ‘Hete glassplinters’ is van 18 mei t/m 14 september in Centre Céramique in Maastricht. www.centreceramique.nl Vanaf 24 september is de expositie te zien op BredaPhoto.

Chris Keulen, ‘Hete glassplinters. Le Tour d’Afrique’. Met voorwoord van Peter Winnen. Uitgeverij Ipso Facto, drukkerij Rosbeek Nuth, vormgeving en projectbegeleiding door bureau Zuiderlicht Maastricht. Prijs 35 euro, verkrijgbaar in de boekhandel of via www.chriskeulen.com