De Venlose zanger, schrijver en radiomaker Frans Pollux neemt vanaf januari een sabbatical van een half jaar om een roman af te ronden. ,,Ik heb altijd willen reageren op de dingen die om me heen.”

Mensen kwaad krijgen voelt als een bevrediging

Hij heeft het zelf wel eens een rage genoemd, alle aandacht die hij vangt. Was het niet met zijn feestband Neet oét Lottum, dan wel als Stadsdichter van Venlo of als tekstschrijver voor de Venlose Revue. Twee jaar geleden kreeg hij ook nog eens carte blanche van zijn werkgever L1 om de kijkcijfers in de middag op te krikken. Als we het maar even stil houden, wil hij wel kwijt dat hij per 1 januari zijn loopbaan bij de radio gaat onderbreken om ongestoord te kunnen werken aan een roman. Het toverwoord daarin: water. Hij denkt er sterk aan om Venlo, de stad waarvoor hij zoveel betrokkenheid toont, voor die tijd te verlaten. Om niet in de verleiding te komen. “Er zijn zoveel leuke dingen waar ik geen nee tegen kan zeggen.” Bij terugkeer zal hij in elke geval niet terugkeren bij De bende van Pollux, zijn radioprogramma bij L1.
Zijn ambitie als schrijver schat hij hoger dan die als muzikant. Pollus (Tegelen, 1977) heeft altijd schrijver willen worden. “Ik mis de tijd dat ik in Utrecht geschiedenis studeerde en me helemaal kon verliezen in lezen en schrijven.”

Frans Pollux groeide op in Blerick. Zijn vader was buuttereedner, zijn oom schreef massa’s carnavalsliedjes. “Ik groeide op in die dialect- en carnavalscultuur. Als kind realiseer je je niet hoe rijk aan verscheidenheid die cultuur is. Het lag voor de hand dat als je iets wilde doen met cultuur, je het binnen die wereld zou doen.”
In zijn klas op de lagere school zaten destijds één Turkse jongen en één Chinees meisje. Pollux vermoedt dat zij die gesloten volksculturele wereld als een monopolie van autochtonen hebben ervaren. Het meest exotische dat hij uit zijn vroege jaren kan herinneren: een dansje op rapmuziek. “Nu zijn er in diezelfde buurt héél veel allochtonen. Je kunt er buikdanseressen aan het werk zien en Turkse dichters. Je blik op de wereld wordt zo veel breder. Tenzij je twijfelt aan je eigen culturele waarde, natuurlijk. Want dan denk je blijkbaar dat zoiets ten koste gaat van je eigen cultuur. Wat weer meer over degene zegt die zo denkt, dan over de cultuur.”
Pollux heeft altijd de behoefte gehad om zijn mening te poneren. Als tiener schreef hij al brieven naar de krant over uiteenlopende onderwerpen. Hij schrijft snel en graag en veel. “Voor de revue heb ik eens dertig liedjes in een weekend geschreven. Achttien daarvan zijn gebruikt. Ik kan ook niet goed uitleggen hoe dat gaat. Je moet in de juiste sfeer zitten. Het begint met een inval, het is net of het indaalt van buiten. Een goede tekst maken kun je leren door veel te schrijven en te lezen, maar een liedje… Ik kan het zelf ook niet goed bevatten.”
Zo kwam de dag dat hij tot Stadsdichter van Venlo werd benoemd en de dag dat hij weer bedankte voor die eer, uit protest tegen het electorale succes van Geert Wilders in diens geboortestad Venlo. Pollux kreeg veel over zich heen. Op rechtse sites werd hij uitgemaakt voor links geteisem. Daar werd hij vooral gelukkig van. “Ik schep er een zalig genoegen in om mensen kwaad te krijgen. Als kind zat dat er al in. Ik noem maar wat: Ik ben een fan van PSV. Mijn vrienden zijn voor Ajax. Als er iets vervelends gebeurt met Ajax, dan schep ik daar een demonisch genoegen in. Het doet me écht goed om mijn vrienden dat in te wrijven. Dat brengt net zoveel genoegen als een overwinning van PSV. Niet dat ik opzettelijk dingen roep om mensen kwaad te krijgen, maar áls ik ze echt kwaad krijg, voelt dat als een bevrediging. Het is eigenlijk een vorm van gelijk krijgen. Ik denk veel na over die karaktereigenschap, maar ik kom er niet helemaal uit. Nooit heb ik tegen mijn verlies gekund in sport en spel. Een zekere zendingsdrang zit wel in me maar toch geen geldingsdrang. Het is niet zo dat ik het gevoel heb dat ik me steeds moet bewijzen. Daar komt het niet door. Ik heb wel altijd mijn mening willen geven en willen reageren op de dingen die om me heen gebeuren.”
Kennelijk vindt zijn omgeving die meningen interessant genoeg; Frans Pollux heeft aan podia geen gebrek om ze uit te venten. Er is zijn dialectband Neet oét Lottum, ijn radioprogramma De bende van Pollux, hij schrijft voor de populaire Venlose Revue, is voorzitter van De Woers, een stichting die volkscultuur wil promoten onder jongeren en hij is een graag geziene gast op de opiniepagina van Dagblad De Limburger. Zijn muzikale loopbaan zet hij trouwens niet stil als hij zich op de literatuur stort.
Neet oét Lottum begon als een eenmalige imitatie van Rowwen Hèze. Pollux beschouwt het als een eyeopener dat jongens als Jack Poels, afkomstig van enkele dorpen verderop, het zomaar konden maken buiten de regio. “In de carnavalswereld kun je je ambities gemakkelijk verzilveren. Je ziet de buurjongen op het podium staan, en dat kun jij dus ook.” Dat je ook veel verder kunt reiken, bewees Rowwen Hèze.
Evengoed startte Neet oét Lottum als een feestband. “Van dat imago komen we ook niet meer af. We zijn voor een belangrijk deel een band die dienend is aan het publiek. Het is onze taak om de tent op de kop te krijgen. Daarbinnen zoeken we naar vernieuwing. Dat is de uitdaging. We hebben een theatertour gedaan die zeer goed beviel. Ik kan me eerlijk gezegd niet voorstellen dat we over twintig jaar nog in dezelfde bezetting muziek maken in dezelfde kroegjes.”
De bende van Pollux schetst hij als een mix tussen totale onzin en geëngageerde aandacht. “Het is een persoonlijk programma, brutaal, op zoek naar het raakvlak van oppervlakte en diepzinnigheid. Dat is best lastig om dagelijks te doen, zeker een middag lang. Ik vind het leuk om actualiteit en discussie te mixen met ongein. Natuurlijk lopen we voortdurend het risico dat het allemaal te flauw wordt. En soms is het dat ook. In het begin ging het natuurlijk vooral om het programma zelf. Veel luisteraars vonden het moeilijk na zeven jaar Hubert van Hoof opeens heel direct te worden aangesproken. Ik ben gewend dat mensen me arrogant vinden. Ons jongenprogramma Tilt bij de Venlose stadsomroep riep destijds ook dat soort reacties op.”
Pollux is begaan met Venlo. Hij zegt zich altijd te hebben geërgerd aan cultuurpessimisme. Er is niks mis met Venlo. “Venlonaren kankeren niet op hun stad.” Hij signaleert wel een imagoprobleem dat hardnekkig is buiten de stad. Het ‘Emmen van het Zuiden’ citeerde hij een bestuurder van buiten Limburg al eens in een column. “Venlo is zo goed in het eigene dat de stad naar binnen is gericht. Het is heel lastig om je als buitenstaander hier thuis te voelen. Omdat de carnavalscultuur zo bepalend is, krijgen andere cultuuruitingen maar moeilijk een poot aan de grond. Daarnaast zie je dat de stad het plebs van de Ruhrpott aantrekt voor wie alles billig moet zijn.” Pollux denkt dat je de stad alleen open krijgt als niet het bedrijfsleven maar de culturele wereld daarin het voortouw neemt. Waar hij maar kan zal hij daar een steentje aan bijdragen.

Zijn Hald mich ens vas werd uitgeroepen tot beste liedje van Limburgse makelij ooit. “Het was heel bijzonder om mijn eigen liedje tien keer per dag op de radio te horen, maar het went. En het doet me wel wat wanneer ik toevallig achter een joekskapel aanloop die een van mijn liedjes speelt.”

Frans Pollux: ““Voor de revue heb ik eens dertig liedjes in een weekend geschreven. Achttien daarvan zijn gebruikt.”
foto Mark Kuipers