2007 was het jaar van de historische canon, de kogel ging door de kerk over het Nationaal Historisch Museum en er barstte een discussie los over onze nationale identiteit. Er is, om met historicus Herman Pleij, te spreken ‘groeiende honger naar nieuwe hechtpunten en rituelen’. Een gesprek met Frans Smits (Echt, 1958), hoofdredacteur van het Historisch Nieuwsblad. “Als de geschiedenis erbij wordt betrokken, moet je op je hoede zijn”.

Dat moet je aan Frits vragen…

Geschiedenis is noodzakelijk voor een goed begrip van de huidige tijd. Mee eens?
“Dat is wel het belangrijkste, ja. Maar ik geloof niet dat kennis van de historie leidt tot een betere wereld of tot een adequate oplossing van problemen. Het is wel een instrument om dingen die om ons heen gebeuren beter te begrijpen. En begrip is toch het begin van alles, nietwaar?”
Is geschiedenis verder nog van enig nut?
“Geschiedenis gaat verder dan nut. Het is namelijk ook hartstikke leuk.”
Voor wie?
“Voor degene die het consumeert en voor degene die aan geschiedschrijving doet. Ik heb onlangs de prijs van het Beste Geschiedenisboek 2007 uitgereikt aan Auke van der Woud voor zijn Een Nieuwe Wereld. Ook de andere genomineerde boeken waren van hoge kwaliteit en – niet onbelangrijk – uitermate leesbaar. Omdat ik lid was van de jury heb ik me talloze middagen en avonden vermaakt met prachtige verhalen.”
Wat vind u van het gezegde van Pieter Geyl: “Geschiedschrijving is een discussie zonder einde”?
“Dat is waar. Niets verandert zo snel als geschiedschrijving. Wat wij vandaag denken, geldt morgen niet meer. We bedrijven geschiedenis vanuit het standpunt van dit ogenblik, met de blik van nu. Dat leidt dus voortdurend tot nieuwe invalshoeken en andere interpretaties. Niets is zo veranderlijk als geschiedenis.”
U studeerde in de jaren zeventig geschiedenis in Amsterdam. Hoe kijkt u daar op terug?
“Na een half jaar kwam ik tot de slotsom dat ik de verkeerde studie had gekozen. Mijn interesse lag toen bij contemporaine geschiedenis, bij de dingen die om me heen gebeurden, ik wilde de maatschappij veranderen. Maar op de UvA moest ik volstrekt onleesbare boeken lezen over de Oudheid en nog dikkere boeken over de Middeleeuwen. Daar had ik grote moeite mee. Pas toen ik archiefonderzoek ging doen, begon ik er enige lol in te krijgen. Toen ik voor het eerst een persoonlijke, driehonderd jaar oude brief zag, werd ik aangeraakt door geschiedenis.”
Hoe gepolitiseerd was de geschiedenisfaculteit?
“In extreme mate. De studenten waren radicaal en heel vervelend links. Ze vormden een sektarisch communistisch bolwerk dat geen andere maatschappijvisie toeliet. Al vrij snel was ik dat links-extremisme, dat communistische gereutel, spuugzat.”
U heeft maar liefst elf jaar over de studie gedaan. Waarom?
“Buiten de muren van de universiteit gebeurden allerlei interessante dingen, ik heb de opkomst meegemaakt van de punk- en new wavescene en van de kraakbeweging. Ik deed op cultureel gebied van alles en nog wat, maakte muziek, films en kunst.”
Had u als jongeman welomlijnde ideeën over wat u later wilde gaan doen?
“Ik zag mezelf ooit nog weleens voor de klas staan. Maar na een stage in het onderwijs kwam ik tot de ontdekking dat lesgeven helemaal niks voor mij is. Ik was daar veel te bleu voor. Nu zou ik dat goed kunnen.”
Wat was uw eerste baan?
“Ik werkte freelance voor uitgeverijen. Daarna begon ik aan een proefschrift en richtte tegelijkertijd met een aantal vrienden het Historisch Nieuwsblad op. Aanvankelijk voor de lol maar gaandeweg werd dat serieuzer. Na vijf jaar vond de hoofdredacteur het welletjes en toen heb ìk het maar gedaan. Zo had ik een mooi excuus om met dat vervelende proefschrift te stoppen.”
Wat vindt u van de canon?
“Een goede zaak. Scholieren moeten de basisfeiten weer leren. Maar het aantal uren geschiedenisonderricht is nog altijd even laag. Ik hoor berichten uit het veld dat de meeste scholen zich niet met die canon willen bezighouden.”
Welke van de vijftig ‘vensters’ zou u willen vervangen?
“Ik voel niet zoveel voor Annie MG Schmidt. En misschien is Anne Frank ook niet zo goed gekozen. Da’s dubbelop met de Tweede Wereldoorlog.”
Is het niet vooral een Hollandse, randstedelijke canon? Komt het gebied dat we nu Limburg noemen er niet bekaaid vanaf?
“Ik moet je zeggen dat ik me daar niet mee bezig houd.”
Waarom niet?
“Wij krijgen ook regelmatig reacties dat we in onze onderwerpenkeuze te randstedelijk zijn. Je weet hoe dat gaat.”
Hoe gaat het dan?
“Je woont hier … en dat is toch bepalend voor hoe je tegen de dingen aankijkt.”
Dat is toch not done voor een historicus, die moet toch een helicopterview hebben?
“Ik heb eerder gezegd dat geschiedenis door de tijd bepaald wordt en misschien ook wel plaatsgebonden is.”
Waarom wel de hunebedden en niet de bandkeramiekers?
“Ik zou ‘t niet weten. Dat moet je aan Frits van Oostrom (samensteller van de canon, FG) vragen.”
Waarom wel Willibrord en niet Sint-Servatius?
“Moet je ook aan Frits vragen.”
Waarom wel de gasbel van Slochteren en niet de steenkoolindustrie?
“Omdat het gas nu nog belangrijk is, de kolen zijn we vergeten.”
Wat zijn de oorzaken van de toegenomen belangstelling voor geschiedenis?
“De wereld is ingrijpend veranderd. Denk aan de val van de Muur, het einde van de Koude Oorlog, Europa, elf september, de globalisering en de opkomst van een nieuw binnenlands nationalisme. In de tweede plaats is het aanbod verbeterd. Het Historisch Nieuwsblad bedenkt aandachttrekkende dingen: de Week van de Geschiedenis, de Nationale Geschiedeniskwis en de Historicus van het Jaar. Ook Andere Tijden voorziet met vierhonderdduizend kijkers in een duidelijke behoefte. En dan het succes van non-fictieschrijvers als Geert Mak, Judith Koelemeijer, Frank Westerman en Annejet van der Zijl.”
Marita Mathijsen noemt in haar onlangs verschenen pamflet De afwezigheid van het verleden tal van voorbeelden waaruit het tegenovergestelde blijkt. Zij vindt dat we helemaal geen belangstelling hebben voor geschiedenis.
“Ze heeft gelijk, maar ze overdrijft. Ergens in de jaren zestig is de Nederlandse elite de belangstelling voor geschiedenis kwijtgeraakt. Het speelde in het publieke debat geen enkele rol meer. De beleidsmakers waren toekomstgericht, Nederland moest vernieuwen. Het geschiedenisonderwijs ging ook voor de bijl: het moest politiek correct worden, vooral niet over Nederland gaan en de chronologie werd overboord gekieperd. Een thematische aanpak, dát zou pas goed aansluiten bij de belevingswereld van de kinderen. En het moest vooral minder. Dat is ze erg goed gelukt. Geschiedenisonderwijs is de nek omgedraaid.”
Mathijsen schrijft: “Er is geen cultuur van behoud, er is geen kennis van het verleden, er is geen trots op de geschiedenis”.
“Dat begint langzaam te veranderen. De trots op de vaderlandse geschiedenis is aan een revival bezig. Daar moet je trouwens geweldig voor oppassen. Als je ziet hoe de geschiedenis wordt misbruikt en wordt ingezet voor politieke doeleinden! Kijk naar Fortuyn, Van Aartsen, Balkenende, Wilders en Verdonk met haar Trots op Nederland. Als de geschiedenis erbij wordt betrokken, moet je op je hoede zijn.”
Om Nelleke Noordervliet te citeren: “Geschiedenis is een hoer en wij zijn allen haar pooiers”?
“Daar zit best wel iets in omdat iedereen geschiedenis gebruikt voor zijn eigen doel.”
Minister Plasterk?
“Stapelt blunder op blunder. Zo heeft hij Arnhem aangewezen als vestigingsplaats voor het Nationaal Historisch Museum met als argument ‘dan kunnen de mensen er een leuk uitstapje van maken’: eerst het Openluchtmuseum, dan de dierentuin en vervolgens het geschiedenismuseum. Hij neemt het totaal niet serieus. Daar heb ik me intens aan geërgerd. Er zullen wel busladingen scholieren naar toe worden geknuppeld maar het wordt echt niks in zo’n provinciale uithoek. Zet dat ding in Den Haag of Amsterdam neer. Dit is zonde van het geld. Als ik hem was zou ik het afblazen”.

Frans Smits: “Minister Plasterk staplet blunder op blunder.
foto Mark Kuipers