Er is een hoop gedoe rond kunstenaar Tom Claassen. Zo betaalt hij uit eigen zak de dertig mille aan restauratiekosten voor de zeven meter hoge mol in Best terug. “Hoe word je anders Tom Serra?”
Op visite gaan bij zijn eigen beelden? Nou nee, het komt eigenlijk niet eens in hem op. Ze staan op zo’n veertig plekken in Nederland, op rotondes, bij kruispunten, langs autobanen en in woonwijken. Meestal zijn het beesten met een hoog knuffelgehalte, zoals de olifanten bij Almere, de konijnen in het groen bij de Rotterdamse Kunsthal en de dertien pony’s in woonwijk Heugemerveld in Maastricht. Soms kan hij aan zo’n verplichte visite niet ontkomen, zoals laatst in het Brabantse Best, waar zijn zeven meter hoge mol op de spoordijk uit zijn vel knapt.
Maar wacht. Laatst ging hij voor de verandering eens met de bus van zijn atelier in Breda naar huis, naar het eiland Lolland in Denemarken waar zijn vrouw en kinderen wonen. Bij Lelystad dacht hij er nog aan dat hij zijn bekendste werk, de vijf betonnen olifanten langs de snelweg bij Almere, nog nooit bij avondlicht had aanschouwd. Maar verdomd, hij was er al voorbij eer hij er erg in had.
Tom Claassen (Heerlen, 1964) grinnikt om zijn eigen anekdote. Niet dat hij zijn beelden niet terug wil zien, hij maalt er gewoon niet om. Denemarken, nog zoiets. Tja wat heeft hij ermee. “Mijn vrouw is Deens.” En het is fijn om Nederland af en toe te kunnen verlaten. “Van de andere kant lanterfant ik teveel als ik in Lolland ben.” En dus zal Tom Claassen de komende jaren veel meer tijd door gaan brengen in Breda, waar hij een atelier heeft in een voormalige school.
Dat atelier van hem, het is een waanzinnige zooi. Waar hij uiteraard moeiteloos de weg vindt. Aan de rand van het schoolplein staat een bankje waar we praten in de zon. Om de haverklap loopt de kunstenaar zijn werkplaats in om verrassend vlot terug te komen met kleurstalen, een malletje, een prototype, een miniatuurkunstwerk, een beukenstammetje uit een Deens bos, een stuk polyester dat hij uit een kunstwerk zaagde dat lang in de Verkadefabriek stond. En een proef van zijn jongste werk, twee leeuwinnen die lui in een mast hangen, de beesten moeten straks twee meter groot boven een rotonde in Breda komen te hangen. Hij weet het, hij zal in dit gesprek niet aan de actualiteit ontkomen. We komen nog te spreken over het gedoe in Best rondom zijn gigantische mol.
Lang woonde Claassen niet in Zuid-Limburg, op zijn vierde verhuisden zijn ouders naar Brabant, maar als kunstenaar heeft hij er zijn sporen nagelaten. In het kuurpark van Valkenburg staat een bok en in de Maastrichtse wijk Heugemerveld plaatste hij dertien pony’s – zeg maar betonnies. Minder zichtbaar voor het grote publiek maar beslist prachtig zijn de mollige turnsters die aan het plafond hangen van de voormalige turnzaal van de universiteit aan de Grote Gracht in Maastricht.
We zitten op dan schoolplein en hij zet een mast van ijzerdraad voor me neer. Er hangt een leeuwin in, gemodelleerd met draad en witte klei. “Een fluitende, hangende leeuwin.” Bestemd voor een rotonde in Breda. Op verzoek van de winkeliersvereniging. Vanwege Breda Oranjestad. En de koninginnenlaan. Een gevalletje van citymarketing. Vindt hij dat lastig, dat zijn beelden daarvoor worden gebruikt? “Nee hoor, dat kwam heel goed uit want ik had nog wat leeuwen in mijn pet”, grinnikt hij. Nou ja, leeuwinnen. Want, wie zijn beestenbeelden kent, weet, dat ze die altijd basaal zijn. Een konijn van Claassen is vooral de vórm van een konijn. Een paard van Claassen is minder paard dan een echt paard. Hij schrapt de detaillering. Of begint er niet eens aan. Fuck het maniërisme.
Vijf leeuwinnen zou hij maken in Breda, het koninkrijk heeft immers vijf koninginnen gehad. Maar daar bleek geen budget voor. Dus worden het er twee, al is ook daarvoor het budget ontoereikend. In samenspraak met de opdrachtgever maakt Claassen nu miniatuurleeuwinnen die hij op voorhand gaat verkopen via crowdfunding. Is er genoeg geld vergaard, dan gaan de twee goudkleurige leeuwinnen straks de lucht in. Lang leve de koning, lang leve Oranjestad Breda. Lang leve kunst in de openbare ruimte. Waar het hem om gaat: een katachtig dier dat machtig en prachtig over een tak hangt. Die houding, met bungelende staart en wapperende poten. Als er zeventig mille wordt opgehaald, komen ze er. Op een rotonde.
Waarom brengt hij al die beesten terug tot de kern. Wat is er mis met detaillering en franje? Claassen wil loskomen van de oorsprong. “Het is wat het is. De geglobaliseerde vorm van die beesten is eigenlijk een soort alibi om een groter bereik te hebben. Wat is dat anders voor een rare klont in de lucht als het geen leeuw is? Hoe kunnen we dat verantwoorden?” Hij ziet het publiek al verdrinken in raadselen. “Mij maakt de vorm niet uit, maar voor de buitenwereld is het makkelijker te zeggen: dit is eerder een leeuwin dan een vage vorm.”
Je kunt honderden strafboeken volpennen over de ellende die kunstenaars zich op de hals halen door te willen werken in de openbare ruimte. Claassen moet een moedig man zijn, het gros van zijn werk staat buiten. Al met al trakteerde hij Nederland op een heuse dierentuin. Maar hij maakt veel meer dan beesten alleen. Najaar 2014 presenteerde hij onder applaus een plan om iets te doen met vijftig volgroeide populieren die tegen de vlakte moeten in het Amsterdamse Bos. “De man die me uitnodigde, kende mij nog van de bolle vloer waarmee ik ooit de Prix de Rome won.” Toegeven, Claassen dacht er eerst aan om al die bomen om te zetten in de houten mannen zoals we die kennen van Kröller-Müller Museum. “Toen dacht ik, weet je wat? Ik laat net als Richard Serra, als een Tom Serra, al die bomen in een natuurlijke curve open zagen en dan leg ik ze in een lijnencompositie. Zoals in een plattegrond van een vliegveld, Schiphol is trouwens niet ver weg. Nu heb ik begrepen dat de directeur de bomen voor het gemak wil afzagen in stukken van twee en een halve meter.
Lief hé, hij snapt het niet. De bomen moeten juist zo lang mogelijk zijn. Het is altijd een kwestie van centen. Het idee is dat het met gesloten beurs kan. De bosbouwers moeten het zelf uitvoeren en op mijn gezag gaan zagen. Ik wilde naar de sloop gaan om tramrails te kopen, die te buigen, er acht wagentjes op te zetten zodat we er zo’n boom in kunnen spannen om vervolgens een mobiele superzaag uit Canada door de boom te halen. Dat is de inzet. Hoe word je anders Tom Serra?”
Natuurlijk krijgt hij wel eens de schijt van de bureaucratische rompslomp die je er gratis bij krijgt als de overheid de opdrachtgever is. Anderzijds: hij houdt het al vijftien jaar vol. Hij weet het, de budgets zijn verschraald en kunstenaars worden geacht een uitgewerkt plan in te dienen. “Een hele batterij kunstenaars produceert gedetailleerde plannen, en de overheid heeft het voor het kiezen.” Waarbij de kiezende vingers niet zelden naar de goedkoopste variant wijzen.
In Best ging dat trouwens niet vanzelf. Claassen zag de oproep voor een openbaar kunstwerk, maar had genoeg om handen en liet het lopen. Kennelijk zat er niks bij, uiteindelijk werd hij alsnog gevraagd. Hij dacht aan graven, aan graafmachines, en bedacht een enorme bronzen mol. Met een, naar we nu weten, beperkte houdbaarheid. De ‘huid’ van de mol uit 2009 is gescheurd en het beest worden gereanimeerd. De kwestie kreeg veel publiciteit. Hier is Claassens mea culpa: “Ik heb het verkeerd ingeschat. Ze wilden een beeld dat, meen ik, wel zestien meter hoog mocht worden. Maar het budget bedroeg tachtig mille. Ik kleide een mol en vroeg mijn onderaannemer er in China mee de boer op te gaan.”
Natuurlijk was hij liever met een grote Duitse gieterij in zee gegaan. “Maar die zijn zes, zeven keer zo duur. Niemand dwingt je om naar China te gaan, maar je wilt misschien te veel.” En ja, hij had ook meteen gezien dat het laswerk in het frame van de mol niet best was. De Chinezen kwamen repareren maar veel hielp dat niet. De gemeente eiste dat Claassen zijn mol repareerde maar daar heeft hij geen geld voor.
De stand van zaken is nu dat de gemeente het bedrag voorschiet en de kunstenaar na restauratie terugbetaalt. “Ik had een andere mooie klus waar ik de hele ellende financieel mee af kon dekken, maar die gaat niet door.” Maar soit. “De gemeenschap is aan het beeld gehecht.” Van lanterfanten in Lolland zal voorlopig niet veel terecht komen.