Met het theatercollectief Het Geluid wonnen broer en zus Gable en Romy Roelofsen uit Maastricht vorig jaar de Berliner Opernpreis. In hun versie van de Wesendonck lieder, die in het Joods Museum in première ging, komen Wagner en WhatsApp samen. “Wij geloven in de romantiek.”
Even is de vraag nog aan de orde gekomen: kán dat eigenlijk wel, Wagner in het Joods Museum in Berlijn? Uiteraard, vinden broer en zus Gable en Romy Roelofsen. De muziek wordt er alleen maar spannender door. “Terwijl veel Duitsers afstand van de componist nemen, duiken wij er juist in. Er zitten zoveel betekenissen in Wagner.”
De twee theatermakers van Het Geluid uit Maastricht zitten in de tuin van het Joods Museum, een van de bekendste musea in de Duitse hoofdstad. Ze hebben voor hun adaptatie van de Wesendonck lieder Heute van Richard Wagner de Berliner Opernpreis gewonnen, een initiatief van de Neuköllner Oper, een klein operahuis in Berlijn dat gespecialiseerd is in hedendaags muziektheater.
Twee weken voor de première van hun stuk in het Joods Museum bekijken ze alvast de ruimte – daar waar de muziek nog een extra lading krijgt, door de felle discussies die er decennialang in de stad zijn gevoerd over Wagner, ooit de lievelingscomponist van Hitler.
Achteraf, aan een houten terrastafel in Berlijn, lijkt hun aanwezigheid hier heel logisch, maar vanzelf is het zeker niet gegaan, zegt Gable (1982). Het begon in 2013, toen de Nederlandse Reisopera hen vroeg om een project te maken voor het randprogramma van hun productie Tristan und Isolde, een van de grote opera’s van Wagner.
Zij kozen hiervoor de Wesendonck lieder uit, vijf gedichten die Wagner voor sopraan en piano op muziek zette. Ze worden gezien als een soort prelude voor Tristan und Isolde. Het Geluid bedacht bij de oude liederen een theatersetting over romantische liefde in tijden van whatsapp, Gable maakte er een nieuwe Nederlandse theatertekst bij, over een hedendaagse jonge vrouw die haar vriend verloren heeft.
“Een paar jaar eerder”, zegt Gable, “was zo’n soort samenwerking misschien niet eens mogelijk geweest; dan was een groot gezelschap niet zomaar op jonge theatermakers afgestapt.” Nu moesten ze wel: de cultuurwereld kreeg te maken met sterke bezuinigingen. Tot 2012 was de Reisopera nog een groot operahuis waar meer dan honderd man werkte, nu was het ineens een productiehuis met twintig medewerkers en een krap budget.
Ook voor Het Geluid zelf brak een nieuwe tijd aan. “In 2012 kregen wij een hele goede beoordeling van Fonds Podiumkunsten. In normale tijden zouden we subsidie hebben gekregen en dan zijn doorgestroomd. Nu stonden we ineens met lege handen.” In het land dat jonge theatermakers vroeger zo gesteund had, leek er ineens een ‘afrekening’ met de kunsten plaats te vinden, zegt Gable. “Even hebben we zelfs gedacht: het gaat ons niet lukken. Óf men wilde gevestigde namen of we werden niet serieus genomen.”
Ze moesten zelf op zoek, ze leerden zich als ondernemer te presenteren, “maar we wilden ons niet in de uitverkoop te zetten”, zegt Romy (1978). De inhoud stond voorop; dus speelden ze in huiskamers, maakten stukken over hedendaagse technologie, Carmen en koloniale invloeden, een toespeling op hun eigen Indonesische familieachtergrond.
Met resultaat: er kwamen samenwerkingen met grotere gezelschappen, zoals de Reisopera. Gable: “Om ook iets positiefs over de Nederlandse situatie te zeggen: we hebben in die tijd echt kansen gekregen. Het was alsof iedereen op een hele lelijke manier was wakker geschud, maar langzaam kwam de openheid weer terug.”
Ook de sprong naar het buitenland hoorde bij deze zoektocht. “In Maastricht is dat sowieso al logischer: Keulen en Brussel zijn dichterbij dan Amsterdam”, zegt Romy. De Nederlandse tekst van hun Wesendonck-productie lieten ze in het Duits vertalen, en stuurden hem naar allerlei theaters in Duitsland.
Daarop volgde eind 2015 de uitnodiging van de Neuköllner Oper in Berlijn. Gable mocht er met zes andere makers in een weekend zijn idee presenteren voor een jury – in het Duits. Samen met een Israëlisch-Duitse groep uit Berlijn werd hij geselecteerd: Het Geluid mocht van zijn Wesendonck-productie een geheel nieuwe voorstelling maken, met Berlijns geld, voor een Berlijns publiek.
Vanmiddag, een kwartier lopen van het Joods Museum, klinken de Maastrichtse liederen in de repetitieruimtes van Theaterhaus Mitte, een van de laatste niet-gerenoveerde Oost-Duitse gebouwen in dit deel van de stad. Enige spanning is merkbaar. De repetities zijn pas gisteren begonnen, vertelt Gable. De uitvoering in het Joods Museum is in feite de ‘finale’ tussen beide uitgekozen gezelschappen, en wie in drie weken productietijd de beste nieuwe uitvoering weet te maken, heeft van de twee gewonnen.
Vandaag komt voor het eerst alles samen: de tekst van de oude Wagner-liederen, gezongen door de Duitse mezzosopraan Katharina Morfa, de vertaalde theatertekst van Gable gesproken door de 20-jarige actrice Leila Claessen uit Maastricht, en een volkomen nieuw muziekstuk, geschreven door de Vlaamse componiste Annelies van Parys.
De nieuwe compositie was een idee van de Neuköllner Oper, om de Wesendonck lieder door middel van een nieuwe compositie nóg actueler te maken. Geheel vanzelfsprekend was het echter niet dat een hedendaagse componist daaraan mee wilde werken. De Wagner-liederen zijn lyrisch; ze gaan over de onbereikbare liefde, en drukken een gevoel uit dat ver weg lijkt te staan van de hedendaagse cultuur. “Het zijn de ultiem iconische liederen van de romantiek”, zegt Gable. Wagner maakte zijn liederen op basis van gedichten die Mathilde Wesendonck schreef, de vrouw van zijn mecenas, de koopman Otto Wesendonck. Het verhaal gaat dat Wagner een liefdesaffaire had met haar, ook al was hij zelf ook getrouwd.
De makers van Het Geluid zien desondanks overeenkomsten met het heden. Ook de huidige tijd kent een hang naar romantiek, denken ze. Gable: “Dat zie je op allerlei gebieden: de terugkeer van het ambacht, de hang naar de natuur.” En in de omgang met de liefde: tussen de liederen door klinkt daarom hun eigen theatertekst, waarin een jonge vrouw Whats-app-berichten terugleest. Het laatste bericht van haar geliefde heeft twee blauwe vinkjes, ze zijn dus gelezen. Alleen: ze hoort niets meer van hem. De twijfel slaat toe. Wil hij niet meer? Is hij dood? Romy: “Het teruglezen van berichten is in feite heel romantisch. Het gebeurt in je hoofd, je spreekt het niet uit. Het gaat over afstand en nabijheid, eigenlijk is dat precies zoals toen.”
Wat dat betreft heeft Wagner ook voor hen nog niet aan betekenis ingeboet. “Zijn invloed is enorm, zelfs tot aan metal-muziek”, zegt Romy. “Wagner is als een drug”, vindt Gable, “of als een gamelan-concert in Indonesië.” Alleen, vinden ze beiden, is de hiërarchie in de muziekwereld niet meer zoals vroeger. Het is niet onaantastbaar.”
Van de oorspronkelijke Wagner is in de nieuwe compositie nog amper iets te merken. De muziek van Van Parys sluit echter wel aan bij het romantische concept, denken Romy en Gable. “De muziek durft meeslepend te zijn, maar is toch niet naïef. Dat is heel moeilijk: want hoe kan je hedendaagse muziek een melodie geven en toch niet pathetisch overkomen?”
Dat is wat ze bedoelen als ze in hun werk ‘het oude’ met het hedendaagse willen versmelten. Ze willen niet zozeer oude muziek krampachtig in een hedendaags jasje steken, het werkt meer associatief, zegt Romy. Ze gebruiken een oude opera omdat die kan vertellen wat romantiek voor henzelf kan betekenen. “Wij kiezen in het stuk voor de naïviteit. Wij geloven in de romantiek, misschien tegen beter weten in.”
Voordat de repetitie de volgende middag verder gaat, zijn de twee theatermakers ’s ochtends in de wijk Neukölln, zuidoostelijk van het centrum. Dit is de plek waar ze logeren, en in de opera hier zullen ze hun stuk na de première ook nog twee keer opvoeren.
Neukölln is zonder twijfel de meest paradoxale wijk van Berlijn: aan de ene kant is hij al vijftien jaar berucht als multiculturele ‘probleemwijk’, tegelijk is uitgerekend deze buurt uitgegroeid tot een magneet voor studenten, jonge kunstenaars en internet-start-ups uit de hele wereld.
De combinatie van Wagner-muziek en WhatsApp-cultuur past hier dan ook goed, vindt Andreas Altenhof, woordvoerder van de Neuköllner Oper. Vijfendertig jaar geleden was deze opera het eerste culturele productiehuis in dit gebied; hij moest een tegenwicht bieden aan de grote staatsopera’s die in Berlijn tientallen miljoenen subsidiegeld krijgen, maar ook behoorlijk conservatief zijn. “Anders dan de staatsopera’s wil de Neuköllner Oper geen grote koren of geen experimentele l’art pour l’art”, zegt Altenhof, “maar hedendaagse thematiek, sociaal, geworteld in de stad en voor een nieuwsgierig publiek.”
Het blijkt echter moeilijk voor deze vorm van hedendaags muziektheater auteurs te vinden, zegt hij. “Veel studenten leren op hun opleiding juist die l’art pour l’art’. Negentien jaar geleden is daarom deze operaprijs in het leven geroepen; sinds 2006 onder de wat gewichtiger naam Berliner Opernpreis, gesponsord door een Berlijns gasbedrijf.
De prijs heeft sindsdien al een paar producties uit Nederland naar Neukölln gebracht. Misschien is de vrijere omgang met traditie iets wat Nederlanders in Berlijn kunnen toevoegen? Gable en Romy Roelofsen zien hun bijdrage in Berlijn liever bescheiden: “Er is zoveel verschillend theater hier.” Andersom vinden ze hun werk wel in Duitsland passen. “In Nederland houdt men van kunst waar alle morele aspecten uitgefilterd zijn, zoiets als Dutch Design, waarin het alleen maar gaat of een gebruiksvoorwerp mooi is. Duitse kunst behandelt graag de grote vragen. Dat doen wij ook.”
Misschien, filosoferen ze, is hun aanpak beïnvloed door hun eigen, “cultureel diverse” achtergrond. “We gebruiken het vertrouwde en het vreemde”, – of misschien komt het gewoon door Maastricht. Daar wordt op de theaterschool op veel vlakken nu eenmaal ‘Duitser’ gewerkt dan in de rest van Nederland. “De traditie staat in Maastricht meer aan de basis van de opleiding dan in Amsterdam het geval is. Daar wordt hij vaak vergeten.”
Het thema van het stuk zou zich er ook zomaar door kunnen laten verklaren. “De Latijnse invloed is in Maastricht merkbaar”, zegt Gable. “In de Amsterdamse theaterwereld is men het liefst ironisch, waardoor de maker zelf ook buiten schot kan blijven. Bij ons kán je het in ieder geval over zoiets als romantiek hebben.”