Honderd jaar geleden werd de door de Duitsers geëxecuteerde Gabrielle Petit met nationale eer herbegraven. Historica Sophie De Schaepdrijver schreef een boek dat haar uit de vergetelheid haalt. PAUL VAN DER STEEN zocht haar op. “Op Petit kon iedereen zijn verhaal projecteren.”

Na afloop van de lunch gaat Sophie De Schaepdrijver voor naar het Sint-Jansplein, een paar straten verderop in hartje Brussel, naar het standbeeld van de spionne Gabrielle Petit. Daar staat ze, de kin fier omhoog, de rechtervuist gebald. Op de sokkel staat de zin die haar ticket tot eeuwige roem zou worden: “Ik zal tonen hoe een Belgische vrouw weet te sterven.”

Of Petit deze laatste woorden ook heeft uitgesproken, op 1 april 1916, kort voor haar executie door de Duitsers (ze weigerde een blinddoek), is de vraag. Ze heeft het in elk geval tegen haar zus Hélène gezegd.

Vooruitstrevende kunstcritici hadden destijds nogal wat kritiek op het in hun ogen theatrale en gedateerd aandoende beeld. Sophie De Schaepdrijver (Kortrijk, 1961) vindt het een mooi monument: “Je ziet een trotse vrouw. En iemand uit het volk. Dat was echt de eerste keer. Tot dan waren dit soort beelden voorbehouden aan koninginnen en andere vooraanstaande vrouwen.”

Het beeld werd onthuld op 21 juli 1923, de vijfde nationale feestdag in herwonnen vrijheid. Het koninklijk huis van België, ministers, parlementsleden, hoge officieren, ambassadeurs, iedereen die wat voorstelde zat op de tribune voor de gegoede stand. De lagere klassen hadden daarnaast een eigen, minder luxueus plekje. Over wie Petit was geweest ging het geen moment. Bij haar herbegrafenis op 29 mei 1919, honderd jaar geleden, – met al evenveel egards – ging het over haar als nationale heldin.

Auteur Sophie De Schaepdrijver. ‘Ooit, zo nam ik mij voor, zal
ik een boek schrijven over Petit. Dat stond op een post-it die
jaren in mijn werkkamer hing.’ foto Claudia Mauner

Sophie De Schaepdrijvers boek Gabrielle Petit. Dood en leven van een Belgische spionne tijdens de Eerste Wereldoorlog begint met een vrij klassieke biografie over het 33-jarige leven van een vrouw die de geschiedenisboekjes haalde dankzij haar arrestatie vanwege inlichtingenwerk voor de geallieerden en haar doodvonnis vanwege volharden in onbuigzaamheid ten opzichte van de Duitsers. Het tweede deel van het boek gaat over Petits ‘Nachleben’, over wat de Belgen ter meerdere eer en glorie van de gekwetste natie van haar maakten. Niemand die, zoals De Schaepdrijver nu, probeerde om de puzzel van haar bestaan te leggen.

Ze is na al die decennia aan herdenkingscultuur de eerste die afstand nam en onderzocht wat er nu écht is gebeurd. “Een historicus moet ook de geschiedenis van het geheugen kunnen schrijven”, zegt ze. “Dat is zeker bij de Groote Oorlog van essentieel belang, omdat ‘het stilstaan bij’ zoveel verschillende vormen aannam en niet enkel van boven werd opgelegd.”

De Schaepdrijver, hoogleraar moderne Europese geschiedenis aan de Pennsylvania State University in de Verenigde Staten, is gekleed op de gelegenheid. Op haar rode baret en sjaal prijken poppies, de klaprozen die vrolijk doorbloeiden op de gruwelijke slagvelden van de jaren 1914-1918.

De historica, wier fascinatie voor het onderwerp zich uit in een aanstekelijke verteltrant,

geldt als kenner. De Eerste Wereldoorlog kwam meer dan een kwart eeuw geleden op haar pad. Bij toeval, het onderwerp stond niet op haar radar. “Een van mijn grootvaders had aan het westfront gediend, maar hij vertelde er nooit over. Hij stierf toen ik nog jong was. Op school en later ook op de universiteit, waar ik nota bene geschiedenis studeerde, was de Eerste Wereldoorlog totaal afwezig.”

Tijdens het schrijven van haar proefschrift, over buitenlandse migratie naar het 19e eeuwse Brussel, ontdekte De Schaepdrijver oorlogsdichters als Wilfred Owen en Siegfried Sassoon en stuitte ze op een studie naar de manier waarop de Fransen 1914-1918 herdenken. “Nadat ik een eerste artikel over het conflict had geschreven, benaderde Emile Brugman van uitgeverij Atlas me: ‘Goh, er is eigenlijk helemaal geen boek over België tijdens de Eerste Wereldoorlog. Waarom schrijf jij dat niet?’ ”

De Schaepdrijver nam de uitdaging aan. “Er was verbazingwekkend weinig literatuur. Maar wat het vooral lastig maakte, was de toon in die boeken. Over mensen die hadden meegewerkt met de bezetter, werd vaak heel omzwachteld geschreven, terwijl het gewoon collaborateurs waren. Zo moest ik op veel terreinen een eigen positie bepalen.”

Het in 1997 verschenen De Groote Oorlog groeide uit tot een standaardwerk. Tijdens de voorbereidingen voor het boek stuitte De Schaepdrijver voor het eerst op Gabrielle Petit en verdiepte ze zich in haar persoon. “Het creëren van een heilige en het sacrale van het herdenken fascineerde me. Voor terugkijken op het onvoorstelbare leed was in de eerste jaren na de oorlog weinig aandacht. Ooit, zo nam ik me voor, zal ik een boek schrijven over Petit. Dat stond ook op een post-it in mijn werkkamer.”

De herbegrafenis van Gabrielle Petit op 29 mei 1919 in Brussel.

In 2015 verscheen haar boek over Petit, in het Engels. Afgelopen najaar volgde de vertaling in het Nederlands. Een boek over een vrouw die haars ondanks tot nationale heldin werd uitgeroepen en steeds wisselende rollen kreeg toebedeeld.

De keuze voor nationale heldin van de Eerste Wereldoorlog was uit nood geboren. De Schaepdrijver : “Het had te maken met het gebrek aan heroïek op het slagveld. Er hadden ook niet zo gek veel Belgische mannen meegevochten. Dus kwam het verzet in beeld. De rol van mannen daarin had iets problematisch, want moesten die niet aan het front meevechten? Zo kwam er aandacht voor de vrouwen.”

Petits leven was allerminst een voorbeeld voor de natie noch appelleerde ze aan het vrouwbeeld van die tijd. De in 1893 geboren Doornikse had een rafelig bestaan geleid: na de vroege dood van haar moeder in een weeshuis gestopt, daar jong ontsnapt en verhuisd naar Brussel waar ze als jonge alleenstaande moest overleven met matig betaalde betrekkingen als dienstmeisje, serveerster en winkelbediende.

Maar dat bestaan deed er na 1918 niet meer toe. Zelfs in de biografieën die in die jaren verschenen namen schrijvers een loopje met de waarheid. “Petit was een soort scherm geworden waarop iedereen zijn gewenste verhaal kon projecteren”, zegt De Schaepdrijver. “Een vakbond van bedienden nam het voortouw bij haar verering. Maar ook de elite deed daar later aan mee. Petit werd ook, heel bijzonder voor België, een heldin voor zowel Walen als Vlamingen.”

En Petit zelf? Wat dreef haar? “Vaderlandsliefde heeft zeker een rol gespeeld. Maar haar werk als spionne was ook een poging om zich omhoog te werken. Om betekenis te geven aan een leven in de marge.”

De Eerste Wereldoorlog laat De Schaepdrijver ook na haar Petit-boek nog niet los. “Ik zou graag dieper in het leven onder Duitse bezetting in die jaren willen duiken. In de geschiedschrijving gaat het nu standaard over front en thuisfront, waarbij uit het oog wordt verloren dat zo’n veertig miljoen Europeanen onder Duitse bezetting leefden. Hoe was dat?”

Bang dat de herinnering aan de Eerste Wereldoorlog na de eeuwherdenkingen van 2014 en 2018 een vrijblijvender karakter zal krijgen is De Schaepdrijver niet. “Bij terugblikken op de tijd van Napoleon wordt het afschuwelijke lot van de jonge mannen in zijn Grande Armée herdacht, maar staat het niet centraal. Bij de Eerste Wereldoorlog zal de massale, zinloze dood voorlopig wel het dominante thema blijven.”

De Schaepdrijver is tegenwoordig weer vaker in België te vinden. Een beetje op de vlucht voor het politieke en maatschappelijke klimaat in de Verenigde Staten. “Ik laat mijn zoon zijn middelbare school afmaken in België. In het Amerikaanse onderwijs vind ik de sfeer niet prettig meer. Kinderen die op foto’s op social media poseren met wapens. Daar bovenop komt een toenemend anti-intellectualisme.”

De sfeeromslag was al merkbaar na de aanslagen van 11 september 2001. “Het debat polariseerde. Ik stelde vragen bij het automatisme om direct na het ineenstorten van de Twin Towers met Amerikaanse vlaggen te gaan staan zwaaien. Dat stuitte op onbegrip bij sommige studenten.”

Volgens De Schaepdrijver neemt de druk op buitenlanders in de VS toe. “Aan de west- en oostkust valt het misschien nog wel mee, maar ik werk in Pennsylvania, hartje Trumpland. Voor buitenlandse studenten wordt het steeds moeilijker om een plek te krijgen. Wie voor een functie nog een buitenlander wil aantrekken, moet dat extra motiveren. Als Belgische was ik er in deze tijd nooit meer hoogleraar geworden.”

Sophie De Schaepdrijver. Gabrielle Petit. Dood en leven van een Belgische spionne tijdens de Eerste Wereldoorlog. Overamstel Uitgevers, 29,99 euro.