Tv-series als Game of Thrones en Ivanhoe en een hedendaagse kunstenaar als Anselm Kiefer maken het verleden levend, meer dan een opgegraven bot of helm. DUNCAN LIEFFERINK sprak met de Amerikaanse hoogleraar Michael Shanks die in Maastricht een tentoonstelling over archeologie en beeldende kunst opende. “Deze expositie maakt de archeologie menselijk en zintuiglijk.”
Michael Shanks is dol op Game of Thrones. Als de titel van de serie valt, schuift hij naar voren op zijn stoel. Na zeven seizoenen is hij nog steeds een liefhebber. “Het laatste seizoen? Yeah, dat moet ik nog zien!”
Shanks, hoogleraar Archeologie aan Stanford University in Californië, ziet Game of Thrones als een voorbeeld van iets dat hem al jaren bezighoudt: de archeologische verbeelding. Ofwel: een creatieve omgang met de overblijfselen van het verleden om de geschiedenis nieuw leven in te blazen. Shanks: “Game of Thrones is fantasy, gebaseerd op de 15e eeuwse Rozenoorlogen. En De Muur in de serie is de Muur van Hadrianus in Noord-Engeland.”
Volgens Shanks, eind augustus in Maastricht voor de opening van de tentoonstelling The Materiality of the Invisible, staat de losse omgang met de geschiedenis in Game of Thrones in een lange traditie. In zijn boek The Archaeological Imagination (2012) geeft hij het voorbeeld van de dichter James Macpherson die in de 18e eeuw een manuscript publiceerde van de Keltische bard Ossian. Deze ballades van Ossian waren een geweldig succes. Uiteenlopende grootheden als Thomas Jefferson, Napoleon en Goethe waren onder de indruk, Schubert zette teksten van Ossian op muziek, in Nederland vertaalde Willem Bilderdijk de gedichten. Ossian werd gezien als de noordelijke Homerus.
Maar al snel ontstonden twijfels over de authenticiteit van de teksten die Macpherson gevonden zou hebben. Delen van het verhaal van Ossian bleken gebaseerd op bestaande bronnen en mondelinge overlevering, de rest had Macpherson verzonnen. Was hij een oplichter of een groot dichter? Waarschijnlijk allebei.
Volgens de huidige maatstaven had Macpherson er even bij moeten zeggen hoe hij te werk was gegaan, maar zijn werkwijze was niet uniek. Veel van zijn tijdgenoten namen het evenmin nauw met hun bronnen. Zo verzamelde Sir Walter Scott rond 1800 volksballades waar hij stevig het mes in zette. En als het uitkwam, strooide hij er eigen werk tussendoor. Tegenwoordig staat Scott vooral bekend als de vader van de historische roman – een genre dat het moet hebben van het schemergebied tussen werkelijkheid en fictie – zoals zijn bekendste schepping Ivanhoe.

IKEA Vase (2011) van Maarten Vanden Eynde. Links een detail.
Shanks situeert de wortels van de archeologische verbeelding bij figuren als James Macpherson, Walter Scott en andere ‘antiquarians’ uit de 17e, 18e en vroege 19e eeuw. Ze verrichten veldonderzoek, verkenden en beschreven de geschiedenis van het gebied waar ze woonden, legden vaak reusachtige collecties aan en gebruikten hun vondsten en inzichten vaak op vrijmoedige wijze in hun eigen werk. Scotts huis in het grensland tussen Engeland en Schotland was een soort sprookjeskasteel, volgestouwd met harnassen, historisch meubilair en originele dan wel nagemaakte architectuurfragmenten. Hij verenigde de liefhebber-verzamelaar, de wetenschapsman en de kunstenaar in één persoon.
In de loop van de 19e en 20e eeuw groeiden de archeologie als wetenschappelijke discipline en de vrijere, meer creatieve omgang met het verleden steeds verder uit elkaar. “De huidige archeologie zit gevangen in een systeem van nauw omschreven onderzoeksmethodes, projectfinanciering, citatie-scores en academische carrières”, legt Shanks uit tijdens een ontmoeting in de directiekamer van de Van Eyck Academie in Maastricht. “Natuurlijk, dat systematische onderzoek is ook belangrijk, maar we zijn er wel iets mee kwijtgeraakt.”
Shanks (Newcastle-upon-Tyne, 1959) heeft nog het accent en de wellevendheid van de Engelse gentleman. Inmiddels woont hij bijna twintig jaar in de VS, waar hij mogelijk zijn kamervullende manier van praten heeft opgepikt. “In de academische archeologie zijn we heel goed in het denken over het verleden. Wat we missen is de lijfelijke verbinding met het verleden en het emotionele aspect: wat voelen we als we oog in oog met het verleden staan? Welke emotionele waarde heeft het verleden voor ons?”
Het gat wordt voor een deel opgevuld door de erfgoedindustrie, de toeristenstromen naar York, de Taj Mahal of, dichter bij huis, het witte stadje Thorn. Het is massaal, commercieel en in belangrijke mate gericht op vermaak, maar er is een verbinding met de overblijfselen van het verleden. Meer creativiteit in de omgang met het verleden is te vinden in de kunst – in de breedste zin van het woord. Daarmee zijn we terug bij Game of Thrones, Ossian, Ivanhoe en – om maar eens wat te noemen – het complete oeuvre van Anselm Kiefer of de film La nuit de Varennes van Ettore Scola. “Mijn collega’s zullen hier niet blij mee zijn”, zegt Shanks, “maar ik denk dat kunstenaars ver vooruitlopen op de meeste archeologen. Kunst levert verbeelding, kunst reflecteert veel rijker en subtieler op onze verhouding tot het verleden, tot voorwerpen, tot plekken dan de academische archeologie ooit kan bieden.”
Shanks presenteert zichzelf graag als het enfant terrible van de archeologie. Toch staat hij met zijn denkbeelden niet alleen. Het EU-project New scenarios for a community-involved archaeology (NEARCH) heeft als doel de archeologie beter te verankeren in de maatschappij door het publiek breder te betrekken bij archeologisch projecten én door verbindingen te leggen tussen wetenschap en kunst. NEARCH kreeg er in Brussel een forse subsidie voor.
Voor de uitwerking van het onderdeel Archeologie en Verbeelding benaderde NEARCH de Van Eyck Academie in Maastricht. “Toevallig was ik zelf net met dit thema bezig”, vertelt Lex ter Braak. Als directeur van de Van Eyck, een onderzoeksinstelling voor beeldende kunst en ontwerp, kijkt hij, anders dan Shanks, vanuit de verbeelding naar de archeologie. “De beeldende kunst heeft uit zichzelf al een archeologische attitude. Niet letterlijk maar figuurlijk. Net als archeologie gaat de beeldende kunst voorbij het oppervlak van de dingen om te onderzoeken wat de diepere lagen van de werkelijkheid zijn. Door de twee disciplines bij elkaar te brengen, wordt dat zichtbaar en kun je weer op een andere manier naar hedendaagse kunst kijken.”
De samenwerking met NEARCH leidde tot de tentoonstelling The Materiality of the Invisible, nu te zien op drie locaties in Maastricht. In hoeverre weet de tentoonstelling de archeologie en de kunst bij elkaar te brengen? Waar raken ze elkaar?

Síndrome de Guernica (2012) van Fernando Sánchez Castillo.
Een aantal werken op de tentoonstelling blijft opvallend dicht bij de archeologische praktijk. Bij Iratxe Jaio en Klaas van Gorkum kijk je als het ware mee over de schouders van archeologen die Romeinse inscripties onderzoeken. Rossella Biscotti ontleedt de gang van zaken tijdens een grote opgraving in Turkije. Het werk van Matthew Wilson, een zaalvullende assemblage van tijdens archeologisch onderzoek gebruikte en verzamelde objecten, is zelf haast een archeologische site. Dat is geen toeval. Lex ter Braak: “Binnen NEARCH hebben zes zorgvuldig geselecteerde kunstenaars of kunstenaarsduo’s drie jaar lang nauw samengewerkt met archeologen. Dat proces zie je terug in hun werk. Deze kunstenaars zou je kunnen zien als de draaipunten van de tentoonstelling. Zonder hen zou het een vrijblijvend geheel geworden zijn.”
Het neemt niet weg dat de archeologische verbeelding pas echt tot bloei komt in een aantal van de andere werken op de tentoonstelling. Stéphanie Saadé verzamelde bijvoorbeeld kleine stukjes oude elektriciteitskabel, maakte ze zorgvuldig na met nieuwe materialen en hing de oude en de nieuwe exemplaren twee-aan-twee aan de wand. Ga ervoor staan en denk na over heden en verleden, over verloren functionaliteit en nieuwe functionaliteit, over echt en namaak. Dit is pure poëzie.
Elders,in een klein zaaltje, hangen drie rode beeldschermen. Als je even wacht wordt op een van de schermen een hand zichtbaar die strelende bewegingen maakt. Heel langzaam komen een zacht-oranje gezicht, een hals, een voet tevoorschijn. Je herkent de typische vorm en houding van een Grieks of Romeins beeld. Semâ Bekirovic maakte deze video-installatie met een warmtegevoelige camera. Als je je hand terugtrekt, gloeit het beeld nog even na. Dan verdwijnt het weer in de mist van de eeuwigheid. De historicus Johan Huizinga schreef ooit over de historische sensatie, het korte maar hevige gevoel van directe verbondenheid met het verleden dat je kan overvallen bij de aanblik van een gebouw of een voorwerp. Het beeld dat door een hand tot leven komt lijkt een haast letterlijke verbeelding van dit begrip.
En Shanks? Met NEARCH heeft hij niets te maken, hij kwam naar Maastricht om een ronkende openingstoespraak bij The Materiality of the Invisible te houden. En natuurlijk om te kijken. “Deze tentoonstelling geeft vlees en bloed aan de archeologie”, is zijn conclusie. “Ik zeg dat met nadruk: vlees en bloed. Deze expositie maakt de archeologie menselijk en zintuiglijk.”
Zijn favoriet is Sounds From Beneath van Mikhail Karikis en Uriel Orlow, een korte video waarin een koor van bejaarde kompels geluiden uit de mijn reproduceert: gesis, gestamp, explosies en dan plotseling flarden van gezang. “Niets is zo vluchtig als de stem”, zegt Shanks. “De mondelinge overlevering is een van de krachtigste, maar ook een van de onzekerste manieren om het verleden te bewaren. Dat is allemaal samengebald in dit werk.”
The Materiality of the Invisible is t/m 26 november te zien op drie locaties in Maastricht: de Van Eyck, Bureau Europa en Marres. janvaneyck.nl / bureau-europa.nl / marres.org.