Kristine Tumanyan (30) kwam twaalf jaar geleden naar Nederland. Ze doorliep de kunstacademie en werkt als interieurontwerper. WIDO SMEETS sprak met haar. ‘Ik ben blij dat ik in Rusland ben opgegroeid, en in Armenië ben geboren, in zo’n rijke cultuur.’
‘Op 1 januari ben ik begonnen, elke dag een tekening. Ik werk met kroontjespen en Oost-Indische inkt, die geeft een mooie weerkaatsing van het licht.
Nee, ik heb geen angst voor het witte vel. Alle lijnen zijn intuïtief getekend, ik begin zonder idee, alles volgt de eerste lijn. Ik heb nog geen enkele tekening weggegooid; het is altijd goed. Het is de essentie van het proces: niet bang zijn, geen twijfel. Natuurlijk gebruik ik mijn kennis van compositie, van alles wat ik heb geleerd, maar dat zit zo diep in mij dat het natuurlijk aanvoelt.
Mijn kunst is niet mijn broodwinning. Daardoor kan ik puur op mijn gevoel werken, dat maakt het eerlijk, ook voor mezelf. Kunst is een jungle waar je je eigen pad moet vinden.
Mijn ouders wilden dat ik in het buitenland ging studeren; in Europa en Amerika zijn meer kansen dan in Rusland. Je kunt er geen rustige toekomst opbouwen. Mijn ouders komen uit Armenië, daar is geen goede economie. Na de aardbeving van 1988 zijn ze geëmigreerd. Toen ik klein was, verhuisden we naar Moskou. Nu wonen ze in Sotsji.
Op mijn 18e ging ik met mijn vader naar Nederland. Bij de ambassade hadden ze twijfels over mijn Engels. Ik zei: ‘Geef me een visum, het komt goed.’ Het moest gebeuren, het was de droom van mijn ouders.
Mijn moeder verkoopt in Sotsji planten op de markt. Mijn vader had een restaurantje en was taxichauffeur. Nu is hij een huis aan het bouwen, voor het eerst in zijn leven. Het is belangrijk voor hem. Nooit eerder hadden we een eigen plek.
Naast de middelbare deed ik de kunstschool. ’s Zomers tekenden we buiten. Net als de impressionisten gingen we met een stapel papier op pad om het licht te vangen. Nu doe ik iets vergelijkbaars wanneer ik aan het snappen ben met mijn smartphone.
De Russische inval in Oekraïne was op mijn verjaardag. Het voelde onecht, ik heb het buiten mij gehouden. Inmiddels kan ik het wel analyseren. In Rusland heb ik een pantser opgebouwd waardoor ik niet meteen in paniek raak. Ik ben nieuwsgierig, wil meeleven, heb medelijden; daarnaast heb ik mijn eigen wereldje waar ik in kan als ik me niet comfortabel voel of als er iets slechts gebeurt.
Dromen moeten je leiden – ze komen nooit precies uit. Mijn brave droom is om te zorgen dat mijn ouders een zorgeloos pensioen hebben. Mijn wilde droom is om als kunstenaar te leven in een vrij land. Ik moet nog ontdekken of deze droom echt is; vooral op sociale media wordt je een droomleven aangepraat. Ik was negen jaar samen met mijn vriend, we hadden dromen samen, maar nu niet meer. Nu is het míjn jaar. Ik doe wat ík wil, en niet wat iemand van me verwacht.
Ik heb moeten wennen aan de mentaliteit hier, maar heb veel geleerd van mensen. Je mag enthousiast zijn, en eerlijk, je mag zeggen wat je denkt. In Rusland ben je altijd klaar voor het onverwachte. Het maakt je terughoudend, en hard. Met die basis kun je overal leven, zelfs als je een zachtaardig karakter hebt.
Nu hoor ik nergens bij. Mijn kunst is mijn thuis. Daar heb ik mijn vrijheid, daar ben ik niet bang om keuzes te maken. De lijn die uit mijn hand op het papier belandt, is geen lijn maar mijn identiteit. Het is wat uit mij komt. Eerlijkheid.’