Het Vlaams expressionisme is geboren in het Gooi. Op de vlucht voor de Eerste Wereldoorlog waren Gustave De Smet, Frits Van den Bergh en later Jozef Cantré hier neergestreken.
Nederlandse collega-kunstenaars en kunsttijdschriften als Der Sturm en Das Kunstblatt brachten hen op het spoor van een nieuw soort kunst; in hun vaderland werden tot die tijd impressionistische niets-aan-de-hand-schilderijen gemaakt – alsof de 20ste eeuw nog niet was begonnen.
De Vlaams expressionisten, aan wie Kunstmuseum Den Haag nu een tentoonstelling wijdt, zetten zich tegen die traditie af met stoere, harde vormen en felle kleuren. Een uniforme stijl hadden ze echter niet, net zomin als een manifest of programma. Wel vormden ze een hechte club met zomerse bijeenkomsten in Villa Malpertuis, een landhuis van mecenassen uit de modewereld. Het leven in relatieve luxe is af te zien aan de schilderijen. Er wordt bootje gevaren, gezoend, op de fluit gespeeld en de wijn vloeit rijkelijk. De ondertitel van de tentoonstelling is veelzeggend: heerlijke herinneringen. Door de zalen van het Kunstmuseum drijft een opgewekt jazzdeuntje, de soundtrack van de roaring twenties.
Erg hard werd er evenwel niet gebruld in het Vlaanderen van het interbellum. Zelfs in de bordeelscènes blijft de sfeer, ondanks de blote vrouwen, nogal tam. Alleen in Edgard Tytgats tekeningenserie Huit Dames, met bondage en girl-on-girlscènes, smeult de lust op een gevaarlijke manier en zien we de schaduwzijde van de naoorlogse euforie.
Vergeleken met de psychische nood die de Noor Edvard Munch op doek zette of de bijtende maatschappijkritiek van de Duitser Otto Dix is het werk van de Vlaamse expressionisten wel erg gemoedelijk.
Stilistisch experimenteerden ze erop los maar thematisch neigden ze naar conservatief escapisme. Het authentieke plattelandsleven geldt daarbij als ideaal.
Constant Permeke wijdde er een compleet oeuvre aan, dat zich onderscheidt door bruintinten en wijselijk in een apart kabinet is gehangen. Boeren met botte koppen en handen als kolenschoppen spelen de hoofdrol. Bij de rest is het niet veel anders. Figuren zijn opgetrokken uit forse volumes waar af en toe een beetje kubisme in doorklinkt.
Heerlijke herinneringen laat het Vlaams expressionisme zien als een burgerlijke viering van levenslust; een kermis geldt daarbij als climax. Tussen de messenwerpers, kaartleggers en dompteurs in de afsluitende zaal valt ook hier weer Tytgat op. De kunstenaar was als kind flauwgevallen in een draaimolen, die in zijn werk telkens terugkeert; niet als horrorherinnering maar als verlangen naar een andere, ongecompliceerde tijd. Hij had zijn trauma omgezet in vermaak met een nostalgisch randje, terwijl het volgende collectieve trauma alweer voor de deur stond.
Vlaams expressionisme: heerlijke herinneringen. T/m 20.08 in Kunstmuseum Den Haag.