Wat moet er van Brussel, gelegen op de cultuurgrens tussen noord en zuid, worden als België verdampt? In juni trekken de Belgen naar de stembus, waar de separatistische partijen vermoedelijk goed zullen scoren. Bij Vlaamse denktanks gaan intussen al ideeën rond over de opsplitsing van ‘federaal’ georganiseerde cultuurinstituten als Bozar, De Munt en Cinematek.
Gespleten België bedreigt Brussel
Brussel ruikt naar groene zeep, schrijft Charles Baudelaire in de notities voor zijn Pauvre Belgique, ‘de hotelkamers, de bedden, de handdoeken, zelfs de stoepen ruiken in België naar zeep’. Ook als het regent dat het giet, zegt de dichter in het venijnigste smaadschrift dat ooit over een heel volk is geschreven, worden de puien en de stoepen nog geschrobd. Brussel is volgens hem een belachelijke hoofdstad, een stad om je te bescheuren, ‘somber, geesteloos en loom’.
In juni 1864 vat Baudelaire het plan op een heel boek te schrijven over België, een soort rancuneuze zedenschets over dat ‘slaapdronken en idiote’ land, waar ze een uitgesproken voorliefde hebben ‘voor genootschappen, deelgenootschappen en kwartgenootschappen’. In België wordt alles opgesplitst, de boedel wordt er voortdurend verdeeld, het land wordt al sinds zijn ontstaan in 1830 ‘in stukken gehakt, overweldigd, overwonnen, geslagen en bestolen’. Het is nooit anders geweest, vroeger niet en nu niet. Het land verdampt langzaam.
Er zitten flinke barsten in België en het koninkrijk dreigt na de zoveelste opeenvolgende staatshervorming te verkruimelen en te verwasemen. Het grafschrift voor België ligt al klaar. Ondanks de Belgische sentimenten, het alomtegenwoordige driekleurige vlaggenvertoon, lijdt het land aan een ‘splitsingssyndroom’. Zowel in Vlaanderen als in Wallonië worden scenario’s uitgetekend voor een nieuwe boedelscheiding. De een wil een beetje meer staatshervorming, de ander wil een veel grotere en allesomvattende hervorming van de staat, weer een ander neigt naar confederalisme, nog een ander wil het koninkrijk helemaal en definitief opdoeken.
Dat laatste scenario, dat in enkele politieke kringen ernstig wordt overwogen, mag dan in de oren van sommigen plausibel klinken, het is volkomen uit de lucht gegrepen. Wie gaat dit betalen? Het separatisme heeft een kostprijs, dat is ooit eens door de zogenaamde Coudenberg-groep berekend. Het economisch resultaat zou negatief zijn. En, in godsnaam, wat moet er van Brussel worden als het land uiteenvalt? Voor de een is Brussel een Vlaamse stad, waar weliswaar vooral Frans wordt gesproken en waar elke dag bijna driehonderdduizend Vlaamse pendelaars naar toe komen om te werken. Voor velen is Brussel ‘het hart van Europa’, voor anderen is die zogezegde Europese roeping een windei. Wat als Europa uit Brussel vertrekt? De opsplitsing van het land dreigt de Belgen zuur op te breken.
Zover is het nog niet, maar op de tekentafels van de politieke denktanks wordt het grondgebied al ijverig opgedeeld. Er wordt duchtig gemeten en gecijferd, vergeleken, gewikt en gewogen: geef de Vlamingen wat de Vlamingen toekomt, en de Walen waar de Walen recht op hebben. Zo eenvoudig is dat, althans op de uitgetekende plannen van voortvarende separatisten en politieke avonturiers. Aan afgesproken grenzen tussen Vlaamse en Waalse grond mag evenwel niet worden gesleuteld, vinden sommigen; weer anderen bedenken een potsierlijke ‘corridor’ over Vlaams grondgebied tussen Franstalig Brussel en Wallonië. Ach, we voegen Vlaanderen bij Nederland, zeggen de Groot-Nederlanders, en de Waalse aanhangers van het rattachisme menen dat we Wallonië uiteindelijk maar beter met Frankrijk samenvoegen. Dan valt het doek. Opgeruimd staat netjes.
Dat verbrokkelde land is ooit door een journalist omschreven met een wonderbaarlijke ‘metafoor van de valschermspringer’: diens helm verdwijnt bij zijn sprong in het blauw van de Noordzee, hoofd, nek en rug vormen Vlaanderen, zijn ransel de Kempen, buik, onderlichaam en benen Wallonië en in zijn onderste parachute is nog plaats voor de Duitstalige Belgen. Zijn navel is Brussel. Het is een ietwat merkwaardige vergelijking, maar ze zegt wel iets over de grillige structuur van het land. Dwars door het lijf van de valschermspringer loopt de taalgrens, ‘de barst van België’, een denkbeeldige door politici verzonnen lijn die het grondgebied in twee stukken hakt. Het is de grens tussen de twee grote gemeenschappen, twee werelden van verschil, een cultuurgrens tussen het noorden en het zuiden. En op die grens ligt de hoofdstad Brussel, ‘de etterende puist van België’.
Is Brussel, zoals Vlaamse politici zo graag rotsvast geloven, eigenlijk wel exclusief Vlaams grondgebied? Wanneer België verschrompelt en doormidden wordt gehakt, moet Brussel dan een Vlaams sprekende hoofdstad van een geheel verzelfstandigd Vlaanderen worden?
Maar moet België wel worden ontbonden? Er is, zo blijkt uit peilingen, geen meerderheid bij de bevolking voor zo’n verregaande en onverwijlde opsplitsing te vinden – laat staan in Brussel. Een onafhankelijk Vlaanderen zou Brussel ook kunnen afstoten en laten aansluiten bij Wallonië. Dat is onlangs nog op de Vlaamse radio met cynische verve verdedigd door opiniemaker Marc Grammens. Het kan hem, zei hij, eigenlijk geen barst schelen; ze doen maar, ‘dat zijn dan twee failliete staten die samengaan’.
Sommige politici geloven alleen maar in een ‘schoon Vlaanderen’, en als Brussel hun hoofdstad wil zijn, moet de hoofdstad ‘vervlaamsen’. Voorstanders van zulke cultureel homogene territoria, in Vlaanderen Vlaams, zijn eigenlijk gevaarlijke gekken die niet willen beseffen dat zulke enge territoria met één volk en één taal en één cultuur in een wereld van mondialisering nauwelijks of niet meer kunnen bestaan.
Er gaan, vooral bij Vlaamse denktanks, ideeën rond over een opsplitsing van nu nog ‘federaal’ georganiseerde cultuurinstituten als Bozar, De Munt en Cinematek (het vroegere Filmmuseum). Waarom zou je die huizen opdelen? Ze hebben een internationale uitstraling, juist door hun meertaligheid. In Vlaanderen geloven sommigen in hun eigen dromen en proberen, via buitenlandse promotie, Vlaanderen op de kaart te zetten. Maar lukt dat wel? België heeft Brussel. Het is een enige plek, met grote diversiteit en – dat moet je niet ontkennen – ook grootstedelijke problemen. Dat hoort bij een metropool. Dat kun je evenwel niet begrijpen als je als politicus, met de stemmeute in het achterhoofd, vanuit een kleinsteedse perceptie naar Brussel kijkt.
Intussen gaat de bouw van Europese kantoren onverminderd voort. Niet altijd verdient de architectuur een schoonheidsprijs; wellicht is de grote utopie van een uitdijende en inspirerende Europese agglomeratie, juist door de door communautaire regelgevingen aan banden gelegde uitbreiding van Brussel, verder weg dan ooit. Brussel is de enige metropool in de wereld die niet mag groeien. Hoe hou je dit tegen?
Niemand heeft wellicht meer gedacht aan die Grote Utopie dan de gebroeders François en Luc Schuiten. De een is striptekenaar, de ander is architect, en ze zijn beiden bekommerd om Brussel. In zijn strips heeft François Schuiten, met zijn scenarist Benoît Peeters, als een archeoloog en archivaris het hoofdstedelijke bouwkundig delirium in tekeningen vastgelegd. Brussel is een van de meest surrealistische steden, waar ontzettend veel tegen de vlakte ging. In hun stripserie over de duistere steden tonen ze de verloedering van de stad, de ‘Brusselisering’, het relaas van een anti-utopie. Zijn broer Luc, die tot eind augustus exposeert in het Brusselse Jubelpark, tekent vooral het beeld van het utopische Brussel. Zijn vegetal city is, anders dan een stad van kantoren, een soort ecologische stad. Hun tekeningen brengen ons dichter bij de metropool dan het benepen politieke debat waarin Brussel wordt versmald tot een lapje grond dat Vlaams of Waals moet zijn, of een apart bestuurlijk Washington DC.
Het grafschrift voor België mag dan al bij sommige politici klaarliggen, waarbij ze Brussel willen herleiden tot een provinciestad, toch kun je de ontwikkeling van een grootstad niet tegenhouden. Elke Brusselaar weet dat. Maar ja, daarmee weten ze dat nog niet aan weerszijden van de taalgrens.
Chenillard et ornithoplane, getekende visie van Luc Schuiten op utopisch Brussel uit de expositie Vegetal City. Afbeelding Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis Brussel.