Zuid-Limburg heeft op korte termijn personeel nodig. Alleen dan kan de regio optimaal inspelen op de verzuidelijking van onze economie. Maar hoe kom je aan werknemers? De battle for talent vraagt om inzicht in de verborgen verleiders van een regio.
Aan grootse en meeslepende visies heeft Zuid-Limburg geen gebrek. Dagblad De Limburger zette ze onlangs nog eens op een rij. Een greep uit de regionale retoriek: het balkon van Europa, Eutropolis, Eurostad, Bandstad, Charlemagne en Zuidstad.
Wat dat betreft lijkt Zuid-Limburg als twee druppels water op mijn thuisregio Twente. In de agglomeratie Enschede, Hengelo en Almelo zien visionairs bijvoorbeeld een Netwerkstad, Twentestad, Technovalley, Silicon Valley aan de Dinkel, Stedendriehoek en zelfs een Provincie Twente. Ook op andere vlakken hebben Zuid-Limburg en Twente veel met elkaar gemeen. Beide gebieden zijn qua inwoneraantal vergelijkbaar en combineren een rustiek landschap met een industrieel verleden – ze zijn grootstedelijk in het groen. En ook al staan beide streken bekend om hun herkenbare identiteit, binnen de regio is er vaak sprake van dorpsdenken en kerktorenpolitiek. Daarnaast delen Twente en Zuid-Limburg een gezond wantrouwen jegens Holland (‘het Westen’ zeggen wij Tukkers), terwijl ze maar blijven worstelen met de Euregio.
Toch is er een belangrijk verschil tussen Zuid-Limburg en Twente: de ligging. Het punt van Twente is dat je erheen moet – je komt er niet langs. Natuurlijk, Twentse bestuurders hebben het graag over de Oost-West Corridor (Londen-Oldenzaal-Berlijn-Moskou). Die as valt echter in het niet bij de Blauwe Banaan, de sterk verstedelijkte zone van Manchester naar Milaan waar Zuid-Limburg midden in ligt. Van oudsher is Zuid-Limburg een kerngebied in Europa, een kruispunt van wegen en een economisch zwaartepunt. Waar vind je bijvoorbeeld acht internationale luchthavens binnen een uurtje rijden? Uit cijfers van Bureau Louter blijkt dat de Nederlandse economie zich de laatste jaren steeds meer in deze zuidelijke richting uitbreidt – en dus niet naar Twente. De economische ruggengraat van ons land loopt van Amsterdam via Utrecht en Den Bosch naar Eindhoven en Venlo en van daaruit door naar Maastricht. De Randstad wordt een Handstad: ze heeft vingers gekregen die naar het zuiden wijzen.
Het kan niet anders of Zuid-Limburg gaat van die verzuidelijking van de economie profiteren. Maar daarvoor moeten de beslissers wel op korte termijn in actie komen. Want waar halen we het personeel vandaan dat de regionale economie draaiende moet houden? Zonder slimme streken krijg je dat niet voor elkaar. Het is in deze tijden van recessie misschien moeilijk voor te stellen, maar de arbeidsmarkt zal een stuk krapper worden. De eerste tekenen daarvoor zien we nu al: nergens in ons land is de werkloosheid dit jaar zo sterk gedaald als in Limburg. Binnen Nederland is Zuid-Limburg één van de meest vergrijsde regio’s. Zo is het grootste aantal werknemers in de sectoren onderwijs, overheid, vervoer/telecom, bouw en landbouw 55 jaar of ouder. Ook de industrie, zorg- en welzijnssector en zakelijke dienstverlening zijn in Zuid-Limburg relatief vergrijsd. In al deze sectoren verlaten de komende tien jaar grote groepen de arbeidsmarkt. Het verhogen van de arbeidsparticipatie is niet genoeg om het tekort op te vangen, net zo min als het inschakelen van onbenut personeel.
Zuid-Limburg heeft een hoop nieuwe werknemers nodig. Maar hoe werf je die? Het tijdperk van ‘waar je brood is, is je vaderland’ behoort al jaren tot het verleden. Zeker omdat andere regio’s in ons land ook te maken krijgen met krapte op de arbeidsmarkt, gaat de concurrentie om personeel alleen maar toenemen. Aan de werknemers de keus waar ze willen werken. De beschikbaarheid van werk alleen zal dan ook niet voldoende zijn om arbeidskrachten naar je gebied te lokken. Je moet meer te bieden hebben, en het liefst voor-elk-wat-wils. Zo willen jongeren een bruisend uitgaansklimaat, terwijl gezinnen de voorkeur geven aan een veilige woonomgeving voor hun kinderen. Senioren vinden de nabijheid tot zorg belangrijk. En ook al heb je zoals Zuid-Limburg en Twente deze troeven in handen, dan nog stromen de mensen niet toe – hoe goed je campagne ook is. De battle for talent vraagt om inzicht in de verborgen verleiders van een regio. Waarom verhuizen we en waarheen?
Als Nederlanders al verhuizen, dan blijven ze meestal in de buurt. Uit CBS-cijfers blijkt dat elk jaar tien procent van de Nederlanders verhuist, van wie 67 procent binnen de gemeente. Van de 33 procent die naar een andere woonplaats gaat, blijft het merendeel in de omliggende regio. Slechts zeven procent van alle verhuizingen is van de ene regio naar de andere. Vaak is dat in het kader van een studie, de liefde of een droombaan. Jongeren, singles en hoogopgeleiden verhuizen het meest over lange afstand. In tachtig procent van de gevallen gaat het daarbij om twintigers of dertigers, met of zonder kinderen. Het is dan ook niet verrassend dat veel projecten gericht op het werven van nieuwkomers niet aanslaan. Neem de Blauwestad, een woonproject in Oost-Groningen dat in 2004 met veel bombarie is opgezet om rustzoekers uit de Randstad te trekken. Van de 1800 kavels zijn er tot de herbezinning van het project in 2010 maar zo’n 180 verkocht. De helft van de kopers kwam uit de buurt.
Maar Zuid-Limburg is toch veel mooier en dynamischer dan Oost-Groningen? Dat is waar, maar dat betekent nog niet dat mensen huis en haard verlaten om er een nieuwe toekomst te beginnen. Wees eerlijk: zou u voor promotie in uw werk en 1500 euro per maand extra van Zuid-Limburg naar het schone en nijvere Twente verhuizen? Grote kans dat u nee zegt – en dat is begrijpelijk. Ongetwijfeld hebben velen van u een warm gevoel bij de woonplaats, anders gezegd: een sense of place. Bovendien spelen praktische zaken, zoals de nabijheid van familie en vrienden en het feit dat de kinderen nog op school zitten, een grote rol. De enkeling die wel naar Twente wil verhuizen, is er vast geboren, heeft er familiebanden of kent de regio van vakantie. En wat voor Limburgers geldt, geldt ook voor Tukkers: er is veel dat ze tegenhoudt om de regio te verlaten. Niet omdat Zuid-Limburg of Twente niet interessant zijn, maar omdat de baten niet opwegen tegen de kosten.
Hoe kan Zuid-Limburg dan aan werknemers komen? Twee slimme streken liggen voor de hand: zet in op retourmigratie en zoek het in buitenlands personeel. De eerste strategie haakt aan bij de sense of place van Limburgers in den vreemde. Je kunt een Limburger immers wel uit Limburg halen, maar Limburg niet uit een Limburger. Het gevoel bij de streek blijft en kan een reden zijn om terug te keren als er zich een mooie baan aandient. Dat geldt niet alleen voor voormalige inwoners, maar ook voor alumni van de UM en de Hogeschool Zuyd, oud-ondernemers en andere Limburg-fans. Vanuit een vergelijkbare gedachte hebben bedrijven in Twente een Career Center opgezet dat ‘terugkomtukkers’ en hun partners assisteert bij allerlei praktische zaken die bij retourmigratie komen kijken. Zo zouden de Chemelot Campus, de lokale overheden in Zuid-Limburg en regionale welzijnsinstellingen zich kunnen richten op Limburgse studenten die over Nederland zijn uitgewaaierd. Ongetwijfeld heeft een groot deel van hen interesse in een stageplek, traineeship of baan in de Heimat.
Naast het terughalen van Limburgers is het aantrekken van buitenlands personeel een slimme strategie. Dankzij het Verdrag van Maastricht staat Zuid-Limburg bij de meeste Europese werknemers op het netvlies, of het nu gaat om de Poolse metaalarbeider die op zoek is naar een baan of om een Spaanse kennismigrant die een carrièrestap wil maken. Bovendien hebben niet-Nederlanders geen vooroordelen over regio’s binnen ons land, simpelweg omdat ze Nederland als één grote stad beschouwen. Vergelijk het met een Russische Matroesjka: in elke pop zit een andere pop. Buitenlanders zien de grootste poppen (Nederland, het zuiden, Limburg), terwijl voor inwoners de kleinste poppen (Mijnstreek, Kerkrade, Chevremont) relevant zijn. Met die poppen moet je durven spelen. Zo kan het voor Heerlen slim zijn om in internationaal verband aan te haken bij Maastricht, ook al druist dat in tegen de stadstrots. Buitenstaanders kijken nu eenmaal anders naar een gebied dan inwoners.
Wil Zuid-Limburg profiteren van de verzuidelijking van onze economie, dan moet de regio de handen ineen slaan. Over een aantal jaren zijn werknemers namelijk een schaars goed. Samenwerking tussen alle partijen op de regionale arbeidsmarkt is essentieel om dit dreigende personeelstekort op te vangen. Als we de keuze hebben, dan verhuizen we niet zomaar naar de andere kant van het land, zelfs niet met geld toe. Maak daarom gebruik van de sense of place van Limburgers die de regio verlaten hebben en probeer ze te verleiden tot retourmigratie. Ook het werven van buitenlands personeel is een optie, als je daarbij maar inspeelt op het beeld dat buitenstaanders van de regio hebben. Slimme streken gaan kortom niet uit van maakbaarheid, maar van haakbaarheid. In Twente bestaat de neiging bij dit soort vraagstukken nogal eens te denken: laot mear kuuln, t löp wal lös. Oftewel: zo’n vaart zal het wel niet lopen. Hopelijk heeft u in Zuid-Limburg meer daadkracht. Want alle vrijblijvende vergezichten over de regio ten spijt, de toekomst begint toch echt vandaag.
Deze tekst is een weergave van de tweede Zuidstadlezing die de Twentse hoogleraar Gert-Jan Hospers hield op 12 december 2011 in GaiaZOO in Kerkrade. Hospers doceert economische geografie aan de Universiteit Twente en is bijzonder hoogleraar city- en regiomarketing aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Recente boeken van zijn hand zijn Krimp! (2010) en Er gaat niets boven citymarketing (2011). Voor zijn onderzoek naar krimp, marketing en economie is hij regelmatig in Zuid-Limburg. De Zuidstadlezing is een initiatief van Regiobranding Zuid-Limburg.