Er was veel weerstand tegen de fusie van het Brabants Orkest en het Limburgs Symfonie Orkest. Nu, bij het begin van het tweede seizoen van de Philharmonie Zuid-Nederland, blijkt de fusie ook kansen te bieden. “Nederlanders hebben een sterk gevoel voor pragmatisme. Als de situatie verandert, spelen ze daar snel op in.”
Bij de lift hangt nog een bordje ‘Kantoren Het Brabants Orkest’, maar verder lijkt weinig te herinneren aan de tijd dat er ten zuiden van de grote rivieren twee symfonieorkesten opereerden. Sinds anderhalf jaar gaan het Brabants Orkest en het Limburgs Symfonie Orkest samen door het leven als Philharmonie Zuid-Nederland.
Fusies zijn nooit pijnloos, ook deze niet. Er moesten mensen uit. Het nieuwe ensemble moest zich tot een muzikale eenheid ontwikkelen. Tegelijkertijd verordonneerde de politiek dat zowel orkest als management over twee locaties – Eindhoven en Maastricht – verdeeld moesten blijven. Stefan Rosu, intendant van het gefuseerde orkest: “Ik denk oprecht dat het proces verbazingwekkend goed is verlopen. Dat heeft vooral te maken met passie. Passie voor de muziek. Toen de kogel eenmaal door de kerk was, ontstond meteen de wil iets goeds neer te zetten. Nederlanders hebben een sterk gevoel voor pragmatisme. Als de situatie verandert, spelen ze daar snel op in.”
Als intendant combineert Stefan Rosu de functies van zakelijk en artistiek directeur: “Ik ben verantwoordelijk voor wat er gespeeld wordt en tegen welke prijs.” Rosu, van Duitse afkomst, is een door de wol geverfde orkestmanager. Hij werkte voor het Radio Filharmonisch Orkest in Hilversum en het Mozarteum in Salzburg en begeleidde de fusie van een zaal en een orkest in Luxemburg. Rosu formuleert snel en scherp, in nagenoeg vlekkeloos Nederlands.
Passie, pragmatisme – ongetwijfeld. Toch heeft Rosu in zekere zin makkelijk praten. Als we de gebeurtenissen even op een rijtje zetten: de fusie van de Zuidnederlandse orkesten werd beklonken op 1 januari 2013, Rosu werd aangezocht als opvolger van interim-directeur Fons Bruins in juni van dat jaar, maar trad pas aan per 1 oktober 2013. Het spel om de poppetjes was toen al gespeeld. “Dat was een goede beslissing”, zegt Rosu. Zo kon hij met een schone lei beginnen.
“Natuurlijk zijn er wel problemen geweest”, gaat hij verder, “maar dat waren zelden de problemen die je bij een fusie verwacht. Het Brabants Orkest had dankzij dirigenten als Jan-Willem de Vriend veel ervaring met het spelen van oudere muziek op een historisch verantwoorde manier. Het LSO had dat minder. Dit heeft geleid tot pittige discussies binnen het orkest over frasering, de manier waarop je muzikale ‘zinnen’ bouwt.”
“In Duitsland”, aldus Rosu, “zijn orkesten vooral gericht op de traditionele concertpraktijk. Zolang daar draagvlak voor is, is dat prima. Nederland heeft in de afgelopen jaren een omslag gemaakt. Educatie, concerten voor een nieuw publiek, zoals studenten, samenwerking met harmonieën en fanfares zijn steeds belangrijker geworden.” De fusie is aangegrepen om dergelijke activiteiten beter in de organisatie te verankeren. Het grote aantal musici – totaal 130 – en de verdeling over twee locaties maken het makkelijker om in kleine groepen parallel aan elkaar op te treden. Die professionele aanpak is nodig. Adeline van Campen, hoofd educatie van het orkest: “Scholen moeten steeds meer, cultuur is het topje van de piramide. En de markt is vol, er is heel veel aanbod.”
In de nieuwe cao voor de orkesten is bovendien vastgelegd dat musici zo’n 10% van hun tijd moeten besteden aan andere werkzaamheden. “Dat kan werk op scholen zijn, maar ook bijvoorbeeld kamermuziek of zelfs het maken van foto’s van voorstellingen. Het is maar net waar iemand goed in is”, licht Rosu toe. Een nieuwe generatie orkestmuzikanten tekent zich af. Niet iedereen is daar blij mee, geven Rosu en Van Campen toe. Vroeger werden orkestleden apart betaald voor extra werk, nu hoort het er gewoon bij.
Maar de Philharmonie Zuid-Nederland is en blijft een symfonieorkest en symfonieorkesten geven concerten. Het is weliswaar de bedoeling 20.000 scholieren per jaar te bereiken, maar daartegenover staat een streefcijfer van 128.000 reguliere concertbezoekers.
Het programma voor het komende seizoen laat vrij veel ijzeren repertoire zien: Beethoven, Mozart, Tsjaikovski, nog een keer Beethoven… Stefan Rosu: “Wij denken dat dat wel meevalt. Vooral op festivals en in bijzondere concerten spelen we ook nieuwere muziek.” Dat is waar. Tijdens Musica Sacra in Maastricht klinkt Graham Birtwistle en voor November Music in Den Bosch staan gloednieuwe stukken van onder anderen Kate Moore en de IJslander Valgeir Sigurdsson op het programma. Maar in de abonnementenseries gaat de twintigste eeuw toch niet veel verder dan Stravinsky en Sjostakovitsj. Elgar’s Enigma Variaties worden aangeprezen als ‘minder ontgonnen’ terrein. Rosu: “De tijd dat je zomaar kunt programmeren waar je zin in hebt, is voorbij. Een orkest is een culturele ondernemer. We moeten luisteren naar het publiek.”
Wat het publiek dan precies wil, vertelt Jos Roeden, wordt zorgvuldig onderzocht. Roeden werkte eerst bij het Parkstad Limburg Theater en is sinds begin 2014 programmeur bij de Philharmonie Zuid-Nederland. “We analyseren bezoekersaantallen, we praten met de zalen waar we spelen. In elke stad is het anders en daar houden we rekening mee.” Kort gezegd: in Eindhoven komen de mensen, wat het orkest ook speel, in Maastricht blijft het publiek weg als er teveel onbekende muziek op de lessenaars staat. Publiekgericht programmeren of een selffulfilling prophecy? Je kunt het je afvragen.
Het publiek is overigens niet de enige overweging. Meer nog dan bij andere muziek telt bij de klassieken – Mozart, Beethoven – ieder nootje. Wie zelf speelt, weet dat maar al te goed. Dat stelt hoge eisen aan de techniek, maar bovenal aan de interpretatie. Roeden: “Het seizoen 2014/15 is nog samengesteld door mijn voorganger Jan Zekveld. Hij heeft gezocht naar stukken waarmee je kunt bouwen aan het samenspel en de klank van het orkest. Juist in deze fase is dat heel belangrijk.”
Eén van de prioriteiten voor het komende jaar is het zoeken van een nieuwe chef-dirigent. Die is er na ruim een jaar nog steeds niet. Ook al is zo iemand er maar tien weken per jaar, een chef-dirigent is essentieel voor de muzikale eenheid van het orkest, vindt Rosu. “In deze fase hebben we een orkestbouwer nodig. Daarnaast is de ‘klik’ met het ensemble belangrijk. We willen verder kijken dan de mensen met wie we in het verleden hebben gewerkt.” Het orkest laat in het nieuwe seizoen daarom een hele trits dirigenten voorbij komen. Op zoek naar de ware worden ze een voor een getest.