Zowel Heerlen als Maastricht ziet veel heil in Euregionale samenwerking op dansgebied. Maar niet noodzakelijkerwijs met elkaar. Heerlen kijkt bij voorkeur naar Aken en Maastricht richt de blik op Luik, zo blijkt uit een dubbelgesprek met Bas Schoonderwoerd en Fons Dejong.

“Misschien zou ik zelf wel gedanst hebben als dansen in mijn jongensjaren toegankelijker zou zijn geweest”, mijmert Fons Dejong hardop in zijn kantoor met uitzicht op het Vrijthof. Zijn echtgenote danste, zijn dochter maakt furore in Burn the Floor, the Ultimate Ballroom Sensation in het Londense Westend. En als de voortekenen niet bedriegen, zijn de danstalenten al doorgegeven aan de jongste generatie, meldt opa Dejong met een fitte glimlach.

De première van dochter Natascha in Londen moest hij onlangs laten schieten omdat hij als dansprogrammeur te druk had. Deze maand pas steekt hij Het Kanaal over.

Het danslandschap is lang niet zo schraal meer als toen Fons zo oud was als dochter Natascha. “Zo’n vijfentwintig jaar geleden kwamen de eerste initiatieven pas op gang. De infrastructuur voor dans in deze regio is eigenlijk nog piepjong.”

“Ik vind dat Maastricht het goed doet”, vervolgt hij stoer. Dan, relativerend: “Niet goed genoeg, maar er wordt gebouwd.” Hij wijst naar voorganger Sjef Tilly die het presteerde om al in de Bonbonnière het Zwanenmeer binnen te halen op dat voor deze productie veel te kleine podium. In het nieuwe Theater aan het Vrijthof was er vanaf de jaren negentig meteen plaats voor de grote dansproducties. “Later zijn we daar kleinere zaalproducties aan toe gaan voegen, soms rauw en experimenteel, vaak van jonge choreografen, soms uit het buitenland. In het begin zes voorstellingen per seizoen, nu zijn het er al 25.” Dejong somt een aantal namen van gezelschappen op. “Aan zo’n reeks kun je zien welke ravage de bezuinigingen van Halbe Zijlstra hebben aangericht. Veel van die gezelschappen zijn inmiddels opgedoekt. In het jaar voor de kaalslag hebben we als stil protest uitsluitend Nederlandse gezelschappen gecontracteerd, om ze te steunen.”

Afgezien van De Nederlandse Dansdagen en een festival als Musica Sacra biedt Maastricht zo’n veertig dansvoorstellingen per jaar aan. “Er is een publiek van veelvraten, superusers noemen we die, mensen die jaarlijks vaker dan vijf keer een dansvoorstelling bezoeken.”

Dat publiek is groot, maar het krimpt, zoals overal, zegt Dejong. “En daar ligt ook onze opdracht: nieuw publiek werven.” Volgens hem is er genoeg draagvlak in de regio voor wat Dejong noemt producerende functies. Een tamelijk boude uitspraak gezien een hele trits aan gesneefde initiatieven op dat vlak. Volgens Dejong moet je een danscultuur langzaam opbouwen en geen grote plannen laten landen in een schraal landschap, zoals in het verleden.

Inmiddels, zo proeft hij, is er veel mogelijk. Ook als kartrekker van het Euregionaal dansplatform Via2018 , met een budget van 180.000 euro voor drie jaar. “Met het Interreg IV project RegioTheaterDans hebben theaters het publiek mobiel gemaakt door het door de Euregio te vervoeren met bussen. Het opent niet alleen de vensters van alle instellingen, je leert ook elkaars programma en danscultuur kennen. Vanuit het dansplatform hebben we als vooraankondiging van het nieuwe seizoen nu een dansagenda met 122 voorstellingen kunnen samenstellen waar alle instellingen aan meewerken. Als we dat vast kunnen houden, en in de toekomst de programmering op elkaar af zouden kunnen stemmen, zonder huizen of identiteit te verliezen. Het lijkt me prachtig om in hetzelfde kader als Culturele Hoofdstad met zijn allen te focussen op een maker. Op Virgilio Sieni bijvoorbeeld. Dat gaan we samen met Luik doen. Dat soort dingen, daar heb ik veel zin in.”

Heerlen was door de opkomst van de mijnen een smeltkroes van culturen en nationaliteiten, verklaart schouwburgdirecteur Bas Schoonderwoerd waarom dans volgens hem zo goed gedijt in de regio Parkstad. “De taal van de moederschoot was geen gemeenschappelijke factor. De universele taal werd gevonden in muziek en dans. Die twee vormen niet voor niets de hoofdmoot van festival Cultura Nova. Daar lopen dna-lijntjes.”

Omwille van dat regionale dna heeft Schoonderwoerd zich sinds zijn aantreden in 1994 sterk gemaakt voor productie van kunst, vooral op het gebied van dans. Het mes snijdt aan twee kanten: het dna van een stad of streek komt terecht in de voorstelling en het publiek krijgt de kans met de maker een relatie op te bouwen. Schoonderwoerd heeft het niet zo op voorstellingen die “38 dorpen in de omgeving” aandoen waar de makers elke avond publiek en zaal opnieuw moeten ijken. Hij pleit voor lange relaties die het best te onderhouden zijn door productiekansen te bieden.

Eerst was daar choreograaf Itzik Galili die begin jaren negentig een aantal jaren in Heerlen werkte. In 1998 ging het Euregionaal Dans Forum onder leiding van Jochen Ulrich van start met een ambitieus Diaghilev-programma. “Dat toonde aan dat het mogelijk was om grensoverschrijdend samen te werken, maar maakte ook de verschillen in de regio duidelijk. Wij Nederlanders beschouwen onszelf altijd als de zelfbenoemde ridders van de dans, maar wij zijn al lang niet meer de dansnatie uit de hoogtijdagen van Kylian en Van Manen.”

Neemt niet weg dat vijftien jaar later met aflevering vier van het dansfestival Schrit_tmacher in elk geval de samenwerking met Aken is gevonden. Schrit_macher was afgelopen maanden goed voor 26 dagen dans achter elkaar, en trok zo’n elfduizend bezoekers. Schoonderwoerd schetst de situatie over de grens, meer bepaald de omgeving van Rick Tackvorian, cultuurmanager van Aken: zonder langdurige planning, zonder eigen huis, zonder eigen techniek. “Nog even los van de cultuuropvattingen: alles in anders in Aken.” Hij wil maar zeggen dat de samenwerking tussen Aken en Heerlen slechts een begin is. “Pas als je de Euregio beschouwt als een stad en daar naar handelt, kun je elkaar aanvullen en is het zinvol om na te denken over de artistieke inhoud. Hoe kunnen we kunstenaars huizen en podia bieden die hen passen, in plaats van allemaal hetzelfde te bouwen? Waarom zouden we de bloemen overal hetzelfde water moeten geven?”

Schoonderwoerd herinnert zich regisseur en acteur Hans Croiset op de rand van het toneel in de schouwburg van Den Haag. “We zaten met acht man of zo naar hem te luisteren. ‘Dit is de Stradivarius onder de toneelzalen’, zei hij. ‘Maar ik mag hier maar één keer spelen. Morgen moet ik weer naar een ander dorp. Zo leer ik dit ding nooit te temmen.’ Dat is een mooie beeldspraak van wat er aan de hand is. We moeten hem die Stradivarius gunnen.”

In de Euregio, waar 600.000 mensen wonen, pleit de directeur voor culturele duurzaamheid. Maar daarvoor moet de samenwerking wel onberispelijk zijn. “Niet samenwerken om het samenwerken. Kunstbeleid kun je niet topdown opleggen, het moet uit de culturele omgeving ontstaan.”