Helmond, de allenige fabrieksstad langs het kanaal, heeft een metamorfose ondergaan. De gevels veranderden, de geest moet vaak nog volgen, constateert TWAN VAN DEN BRAND. ‘De Helmonder mag rauw zijn, hij is ook trouw.’

In december worden een paar honderd Helmonders opgehangen. Hun portretten althans. De foto’s krijgen in de drukke maand van Sint en kerst een plaats in het centrum, op groot formaat. Tegen gevels, in openbare ruimtes. Iedereen kan ze bewonderen.

De maand daarvoor verschijnen ze in het fotoboek Goeikes. Dertien fotografen zijn uitgezworven om de stad gezicht te geven. Een van hen, Tahné Kleijn (28), zette de lijnen uit en vroeg haar collega’s na gedane arbeid om hun modellen te beschrijven. De antwoorden kwamen op hetzelfde neer, zegt ze: “Grauwte smoel, ginne skrik.” Vrij vertaald: grote mond, voor niets en niemand bang. Kleijn, afkomstig uit een Helmonds probleemgezin, herkent het beeld. “Schulden, verslaving.” Maar ze verzet zich tegen het snelle oordeel. “Het was en is óók een heel warm gezin.” Voor de stad geldt niets anders. Helmond is niet alléén stad van grauwte smoel, ginne skrik. Al lang niet meer.

Vroeger, ja vroeger was de naam Helmond buiten de stad een scheldwoord. De Zuid-Willemsvaart – hier niet hét maar dé kanaal – scheidde de elite toen nog van de arbeiderswijken. Tegelijkertijd zorgde de neerbuigendheid van buiten voor solidariteit binnen de stadsgrenzen. Wij tegen de rest, kom maar op. Nog altijd geldt enige reserve naar de buitenwacht. De Helmonders beschikken over zelfspot, maar op vooroordelen van een vreemde zitten ze niet te wachten. En een vreemdeling ben je er al gauw, zo constateerde Amsterdammer Abdelkader Benali, in 2015 voor een jaar binnengehaald als stadsschrijver. “Buitenlanders zijn voor Helmonders alle mensen die van twee treinhaltes verderop komen”, noteerde hij.

Textiel- en metaalindustrie zitten in het DNA van de stad. Er resten representanten. Zie Vlisco, de fabriek van de kleurrijke stoffen die nog altijd een prominente plek heeft in het centrum. Denk aan Koninklijke Nedschroef, gevestigd aan de onvermijdelijke Zuid-Willemsvaart, ooit levensader, sinds een omleiding hier onbevaren.

Maar Helmond is ook andere paden ingeslagen, gedwongen door de tijd. Wellicht symboliseert De Cacaofabriek dat nog het best. In 1894 opgericht, producent van cacaopoeder, van repen en pralines. Tegenwoordig biedt de fabriek, industrieel erfgoed inmiddels, onderdak aan filmhuis, expositieruimte, poptempel, horeca en creatieve bedrijven. Ze huizen in het deel van de fabriek dat bij een brand in 2008 overeind bleef en werd opgekalefaterd. “In Helmond komt eerst de verwoesting, vervolgens rijst daar iets moois uit op”, zegt Jochem Otten (46), met een stille verwijzing ook naar Theater ‘t Speelhuis dat eind 2011 in de hens ging. Vier jaar later werd Otten, voormalig onderwijshoofd op de Design Academy in Eindhoven, directeur van zowel De Cacaofabriek als het níeuwe theater, dat inmiddels huist in de Onze Lieve Vrouwekerk.

De oude koepelkerk is voorzien van een fonkelnieuwe glazen schil, die ruimte verschaft én open en bloot pronkt met de cultuur, lonkend naar Jan en Alleman.

“Van nature is de Helmonder geen cultuurmens”, zegt Otten. “Dat is niet erg, het geeft ons een duidelijke functie in de stad. Je moet hier beter je best doen dan in Amsterdam om mensen binnen te trekken. Dat gaat goed komen. De Helmonder mag dan rauw zijn, hij is ook trouw. De kerk zat diep, ’t Speelhuis had veel goodwill, het nieuwe theater is de combinatie van die twee.”

Het vernieuwde theater Het Speelhuis in Helmond. foto Gerard van Hal

De goodwill voor het oude Speelhuis had zeker te maken met de eigengereide vormgeving. Het theater was ondergebracht in kubussen op palen, omringd door de befaamde kubuswoningen van architect Piet Blom. Het theater mag zijn uitgebrand, aan het plein dat sinds kort naar Blom is vernoemd, bleef een reeks kubussen overeind. Je kunt er in wonen, met enige goede wil tenminste. Door een constructiefout wil het wel eens lekken, nogal vaak zelfs. Tahné Kleijn, die van de portrettenreeks, woont in zo’n kubus en slaapt op de bovenste verdieping in een tentje.

De eerste kubuswoningen werden in 1975 gebouwd, eerder dan waar ook in Nederland. Rond diezelfde tijd werd Helmond door de regering aangewezen als groeikern. Wie her en der in de stad informeert, krijgt als antwoord dat toen de ommekeer is ingeleid. Stadshistoricus Giel van Hooff (66), gepensioneerd onderzoeker aan de TU Eindhoven: “Het viel allemaal een beetje samen. De industrie zakte in, het sociale stelsel van directeur en arbeider ging eraan. De verhoudingen werden anders. We moesten groeien, er kwamen andere mensen.” Van Hooff kan als geboren en getogen Helmonder risicoloos de spot drijven met zichzelf: “Tegenwoordig hebben we, jippie joepie, vier NS-stations.”

Een van de vier heet Brandevoort. De NS-halte leunt aan tegen de gelijknamige Vinex-locatie waarmee eind jaren negentig een begin is gemaakt. Tegenwoordig wonen er zo’n 10.000 van de 90.000 Helmonders, in huizen die tot de historiserende architectuur worden gerekend. De wijk vooral door de rest van Nederland en over de grens geprezen wijk heeft veel weg van een vesting,. “Het is een eigen sociale wereld”, zegt Van Hooff. “De binding met de stad is beperkt. Als je op station Brandevoort staat, zie je richting Eindhoven veel mensen instappen, een paar gaan er naar Helmond.” En fotografe Kleijn: “Het hoort bij de stad, maar de echte Helmonder vind je er niet.”

Theaterdirecteur Otten, zelf afkomstig uit het nabije Gemert, is het daar niet mee eens. “Brandevoort is wel degelijk Helmond. De wijk is een statement, het getuigt van durf om zoiets te bouwen. Zoals ook voor kubuswoningen, De Cacaofabriek, het nieuwe Speelhuis en voor Boscotondo lef nodig was.” De Italiaans klinkende naam hoort bij het halfronde woon- en werkcomplex op de vroegere terreinen van machinefabriek Begemann, ontworpen door architect Adolfo Natalini.

De middenweg in het Brandevoort-debat: de wijk is Helmond, maar een ander Helmond dan pak ‘m beet Het Haagje, de volksbuurt waar de biertjes onder partytenten in verharde voortuinen worden genuttigd. Het is Armani versus trainingsbroek. Die nieuwe Helmonders hebben ook een grote mond, maar een ander vocabulaire, en misschien iets meer schrik. Vroeger vormde de Zuid-Willemsvaart de scheidslijn tussen fabrikanten en arbeiders, anno 2018 heeft de stad zijn eigentijdse parallelle werelden.

De wijk Brandevoort.

Tussen het gegoede Brandevoort en de Automotive Campus moet “de slimste wijk van de wereld” verrijzen. Het plan daarvoor getuigt van lef en ambitie. Het sinds kort door GroenLinks aangevoerde stadsbestuur – landelijk kiest de Helmonder, àls ie gaat stemmen, voor VVD en PVV – heeft in onder meer de Technische Universiteit in Eindhoven een partner gevonden. Het gaat om een groene, gedigitaliseerde wijk, zonder aardgas en met alternatieven voor particulier autobezit. Werknaam: Brainport Smart District. Vooralsnog is het de bedoeling dat volgend jaar de eerste woningen verrijzen in dit laboratorium.

Ook voor de omkadering van het centrum – Havenpark, Piet Blomplein en de kades van de Zuid-Willemsvaart – liggen ambitieuze plannen. Maar, adviseren Otten én Kleijn, doe ook eens je best om jongeren aan de stad te binden. Het grote Eindhoven ligt op slechts een steenworp. “Haal onderwijsinstellingen hier naar toe, stel atelierruimtes beschikbaar aan jonge kunstenaars. Plekken genoeg. Creatievelingen zetten het vliegwiel van de toekomst als vanzelf in beweging.” Stadshistoricus Van Hooff bepleit op zijn beurt de aanpak van “onderhuids sluimerende problemen als de laaggeletterdheid.”

Wie Helmond aan de zijde van Van Hooff verkent, begint op een plek die veel inwoners na aan het hart ligt: het 14e-eeuwse kasteel, centraal in de stad aan het, sorry, dé kanaal. Tegenwoordig is het een museum. “Hier is Helmond geboren”, zegt Van Hooff. Fotografe Kleijn, generaties jonger, zet haar roze bril op: “Het mooiste kasteel van de wereld. Vierkant, met vier torens en een brug. Laat een kind een kasteel tekenen en het tekent het kasteel van Helmond.”

Op zomerse vrijdagen hebben in het belendende groen Kasteeltuinconcerten plaats met zowel grote namen als lokaal talent. Op dat podium lanceerde stadskunstenaar Thomas Pieters in augustus zijn ode aan Helmond. Wandelend door de straten, want “mijn fiets is gejat”, zingt Pieters: “Hier in de stad waar de pure mens nog leeft.”

Die boodschap kom je in varianten tegen. Tahné Kleijn werkt onder meer voor een communicatiebureau in Eindhoven. “Als ik daarvoor keurig gekleed naar het station loop, krijg ik meer commentaar dan wanneer ik zaterdags in mijn pyjamabroek door het centrum naar mijn vader wandel. Dat kan ik hier gerust doen.” Ook zij heeft ginne skrik.

Bomvolle literaire avond

In het heropende theater Het Speelhuis had directeur Jochem Otten graag het maandelijkse Literair Café een plaats gegeven. De reden waarom dat niet lukte is een bijzondere: de grote zaal in de oude kerk telt 432 plaatsen. En dat is te weinig. Te weinig? Ja, de literaire bijeenkomsten in Helmond worden doorgaans door vijf- of zeshonderd mensen bezocht. Het is drukker dan waar ook in Nederland. De maandelijkse avonden zijn een traditie sinds 1990. Wie lid is, mag gratis een introducé meebrengen naar zalencentrum De Traverse. Intussen weet de schrijver die naar Helmond afzakt dat hij veel volk treft. Dat verleidt de grootsten. Tegenwoordig bellen uitgeverijen óns, meldde voorzitter Martin Thijssen onlangs.