Het LAB-gebouw, tot eind 2014 laboratorium, werkplaats, kantoor en opslag voor Rubber Resources, is tegenwoordig het domein van klimmers, ontwerpers, kunstenaars en toneelspelers. LEON VERDONSCHOT nam een kijkje. ‘Mensen vergeten na vijf minuten al dat wij meekijken.’

Het is net twee uur geweest, toch lopen er al aardig wat mensen rond in Radium Boulders, veelal in groepjes. ‘Veel mensen hebben het klimmen echt gemist tijdens de quarantaine’, zegt Bob Giesberts, ‘ik zag bizarre filmpjes langskomen waarin ze buiten gingen klimmen, of thuis op hun tafel klommen.’

Giesberts is mede-eigenaar van Radium Boulders, de klimhal die in Maastricht in korte tijd een succes werd. ‘Het moeilijkste deel’, zegt Giesberts, is eigenlijk het vinden van een geschikte hal. Je komt bijna altijd bij oude loodsen of fabriekspanden uit, op industrieterreinen. De hal moet een hoog plafond hebben, want we klimmen tot 4.20 meter. En de hal moet zo weinig mogelijk pilaren hebben. Hier hebben we ze ingepakt met schuim, of ze zitten in het midden van een paddenstoel.’

Een paddenstoel; zo heten de eilandjes van veelkleurige klimmuren waarin kleuren de routes aangeven, in oplopende moeilijkheid. Roze is makkelijk, geel is moeilijk. Puzzels zijn het eigenlijk, die al klimmend moeten worden opgelost. ‘Die sport van ons is een heel luie. Je kunt het heel ontspannend en relaxed doen. Je bent er niet snel te oud of te jong voor.’

Klimmers aan het werk in de ruimte van Radium Boulders in het LAB-gebouw. Foto Harry Heuts

Bobs onderburen, Nadine Pulles (34) en Eveline Lucassen (39) van Room Escape, zitten al wat langer in het pand. Ze waren blij dat er met Bob Giesberts nog een echte ondernemer in het pand kwam. Ooit bezochten Nadine en Eveline een escape room in Keulen. Het bezoek maakte hen zo enthousiast dat ze besloten er zelf een te beginnen, in Maastricht. Nadine: ‘We gingen gebouwen bekijken die vooral niet te gelikt moesten zijn en die we naar onze hand konden zetten. De gemeente stelde dit pand voor – dat toen nog op de nominatie stond om te worden gesloopt. Vrijwel niemand had hier ooit gehoord van escape rooms. In de aanvraag werd het een ‘puzzelkamertje’ genoemd. Dat veranderde snel. We begonnen met vier ruimtes, maar telkens als er een ruimte in het pand vrijkwam, wilden wij die erbij hebben. Inmiddels hebben we hier zes kamers, en nog een vestiging in Heerlen. We zijn er trots op dat we zelf alles verzinnen en bouwen.’

Eveline Lucassen en Nadine Pulles. Foto Harry Heuts

Nadine en Eveline dachten in eerste instantie dat escape rooms vooral populair zouden worden onder studenten. ‘Daar zijn we snel van teruggekomen: al snel kwamen de gezinnen, en de bedrijfsuitjes. Heel interessant om te zien wat er dan gebeurt. Inmiddels hebben we ook een arrangement waarbij een coach meekijkt, en daarna evalueert.’

Sowieso: onderschat niet hoeveel je leert van menselijke verhoudingen wanneer je meekijkt met vijf mensen die samen binnen een uur uit een kamer moeten ontsnappen. 

Eveline: ‘Het is vooral grappig. Mensen vergeten na vijf minuten al dat wij meekijken. Die eerste minuten zijn heel keurig. Maar na een kwartier met hetzelfde liedje op de achtergrond en die nadrukkelijk tikkende klok, worden mensen ongedurig. Dan is het al snel: ‘Dat zei ik toch!’.

Nadine: ‘Of: ‘Je doet thuis ook niks!’

Eveline: ‘Een misverstand is ook: hoe meer mensen, hoe makkelijker het wordt. Integendeel.’

Nadine: ‘Het grappigst zijn van die alfamensen die er niets van snappen, maar die tegen iedereen vertellen hoe ze het moeten doen, en geen ruimte laten voor de introverte in de kamer van wie wij al na een minuut doorhadden dat die het juist helemaal begreep.’

Eveline: ‘Het mooie is vaak de rol van jonge kinderen. Die blijven maar zoeken. Die hersenen werken heel procesmatig, prachtig om te zien.’

Een van de eerste ondernemers die het LAB gebouw introkken, was architect Tim Prins (42) met zijn ontwerpstudio Studio Stad. ‘De afspraak toen ik erin trok was: what you see is what you get. En ik was heel blij met wat ik zag.’

Voorheen zat Tim in het Sphinxkantoor. Als hij door een de vele ramen in zijn kantoor naar dat gebouw wil wijzen, realiseert hij zich dat het door de nieuwe woonblokken in het Sphinxkwartier niet meer zichtbaar is. Glimlachend: ‘Ik ben erg verrast door die snelheid.’

Prins studeerde in Delft en LA, werkte in Eindhoven, Berlijn en Oslo, maar kwam, als geboren Sittardenaar, toch terug naar Zuid-Limburg. ‘Het is een interessante regio, ook vanwege de leegstand en krimp. Dat geldt voor de hele euregio, want Luik en Aken hebben vergelijkbare uitdagingen.’

‘We zijn er trots op dat we zelf alles verzinnen en bouwen.’

Jaren geleden kreeg Tim de opdracht de brandweerkazerne in de Capucijnenstraat te herbestemmen. ‘De gemeente wilde dit type stadsontwikkeling testen. Dat model is maatgevend geworden voor de ontwikkeling in de rest van het gebied: goed schoonmaken en casco opleveren.’ 

Hij heeft er goede herinneringen aan: ‘De slogan was toen: leegstand bestaat niet, elk gebouw zit vol ideeën. En er waren veel partijen bij betrokken met veel ideeën, en daar moest een soort consensus uitkomen. In maatschappelijk opzicht was dat heel interessant.’ 

Zowel Tim, Nadine, Eveline als Bob herinnert zich levendig hoe anders het LAB-gebouw en vooral de omgeving er bijlag toen ze er introkken. Het was een ‘bouwval’, zegt Bob. ‘Met het pand zelf ben ik altijd blij geweest: het is heel stevig, industrieel en lekker rauw. En het ligt dicht bij het centrum. Ik kijk vooral enorm uit naar het moment waarop Valentin Loellmann, onze buurman, zijn project af heeft. Het wordt zo vet hier, zeker als hij klaar is met zijn pand. Dan wordt dit gebied the place be.’

LEON VERDONSCHOT