Het Nederlandse paviljoen op de Floriade heeft de vorm van een platgeslagen paasei, en het uiterlijk van een abrikozenvlaai. Dat is geen waardeoordeel: ik hou van (paas)eieren en abrikozenvlaai is na rijsten en kersen mijn favoriet in het genre. Maar echt vleiend klinkt het waarschijnlijk niet, dus ga ik nu iets aardigs zeggen. Het NL Paviljoen is een van de meest in het oog springende gebouwen op het Floriade-terrein.

Daarover zo meteen meer, eerst wil ik mijn openingszin herroepen. Eigenlijk heeft het NL-paviljoen geen vorm. Het is een blob. De blob is ontstaan toen architecten in de jaren negentig met behulp van de computer gingen ontwerpen. De architect gaf tal van willekeurige ‘coördinaten’ in, waardoor op het scherm een zwerm (of wolk) van al die punten ontstond: een binary large object, kortweg blob. Door het verplaatsen van die punten ontstond een ontwerp. De filosofen onder de architecten gebruikten zo’n blob om het definitieve ontwerp zo lang mogelijk uit te stellen. Dat proces ging dan gepaard met spannende lezingen voor een gehoor van steeds radelozer wordende opdrachtgevers. Soms kwam van dat uitstel afstel, architecten zijn net mensen, en bleef het daarbij. Dan kreeg het gebouw de vorm van… een blob.

Het NL Paviljoen is van hout, er zit er geen airco in. Als de zon schijnt is het binnen twee à drie keer zo warm als buiten. Toen ik er was, op Goede Vrijdag, was het een graad of 14, bij een lekker voorjaarszonnetje. Binnen parelde het zweet over mijn ruggenwervel, buiten gleed de kabelbaan over het Floriade-terrein. Met de InnovaToren, eigenlijk twee ranke kantoortorens met bovenop een horizontale brugverbinding, als decor.

“Typisch”, zegt mijn gesprekspartner terwijl we naar hetzelfde vergezicht kijken, “dat we de drang naar vernieuwing altijd willen uitdrukken in iets.” Zwijgend kijken we naar de gondels in de verte, met daarin bezoekers die heen en weer glijden, om op dezelfde plek terug te komen. Voor een plek die vernieuwing wil uitdrukken, is dat een niet voor de hand liggende beweging, zegt mijn counterpart. Dan volgen de herinneringen, aan Brasilia, midden jaren zestig stad van de toekomst, achteraf een laatste stuiptrekking van het modernisme. Bij de Innovatoren moet hij denken aan het Nationaal Congres in Brasilia, ook zo’n dubbeltoren. Bij de kabelbaan komt de Wereld Expo in 1958 in Brussel uit zijn geheugen. Iedereen heeft wel eens de beroemde Expo-foto gezien van de strak gerokte hostesses op de voorgrond, kabelbaan in de lucht en het Atomium als decor.

Als tuinbouwexpo gaat de Floriade van huis uit over landschappen, parken en bloemen. Noem het een romantische antithese van de stad, zichtbaar gemaakt in de zomerprogrammering van Museum van Bommel van Dam, die toch altijd gefixeerd is geweest op zakelijkheid, nut en profijt. Floriade 2012 zoekt de synthese tussen de twee door de vinger te leggen op het mondiale probleem van de voedselvoorziening: hoe houden we de snelgroeiende wereldbevolking aan de eet. In 1958 was die kabelbaan in Brussel een metafoor voor vooruitgang; in de 21ste eeuw zou het stadsvervoer door de lucht gaan. Op die toekomst speculeerde Fritz Lang al in 1927 met zijn (stomme) film Metropolis: de futuristische stad met een skyline van tussen wolkenkrabbers door krioelende vliegtuigjes. Het is er allemaal niet van gekomen, we zitten nog steeds in trein, tram en metro. Is het daarom dat onze toekomstdromen steeds vaker remakes zijn van de visioenen van vroeger?

Of leven we in zo’n (hyper)conformistische tijd dat de visionairs even niet thuis geven? Dat we onder regeringsleiders als Rutte, Merkel en Sarkozy helemaal niet meer toe durven geven aan toekomstdromen?

Zo simpel zal het niet zijn. De vooruitgang is geen drama in vijf delen. Maar het is zeker geen tijd van grote gebaren, eerder van kleine passen. We zitten als het ware in de fase van de blob, het grand design laat nog op zich wachten. Misschien is dat maar beter ook. De vernieuwing schuilt nu vooral in minder spectaculaire elementen als leefbaarheid, duurzaamheid en techniek. Dat is ook de boodschap van de groene sector, zoals die wordt uitgedragen op de Floriade. Daar moet ik dus nog een keer voor terug.